Filosoof Angela Roothaan pleit voor een interculturele filosofische dialoog over de natuur. Daarvoor moeten we volgens haar niet alleen ruimte maken voor andere stemmen, zoals die van inheemse volkeren, maar ook voor andere vormen van kennis.
Beeld Jessica Brouwer
De stilste oorlog’ van deze tijd, zo noemt Angela Roothaan de oorlog van de moderniteit tegen de natuur en van ‘de modernen’ tegen de inheemse volkeren. ‘Bruno Latour ziet de “modernen” als een destructieve stam,’ zegt Roothaan (59), universitair docent aan de VU Amsterdam. ‘Aan hem ontleen ik ook die term.’
Klimaatverandering, onblusbare bosbranden in Australië, ontbossing, verwoestijning en grootschalige afname van biodiversiteit maken duidelijk dat de manier waarop we als westerse cultuur met de aarde omgaan niet houdbaar is. In plaats van inheemse volkeren onder de voet te lopen zouden we met ze in gesprek moeten gaan over hun ideeën aangaande hoe we als mens in en met de natuur kunnen leven, betoogt ze in haar afgelopen juni verschenen boek Indigenous.
Na haar proefschrift over Spinoza (1996) publiceerde Roothaan vier boeken voor een breed publiek: over Spinoza, natuurervaring, waarheid, spiritualiteit en geesten in de moderne cultuur. Omdat ze filosofie uit de ivoren toren wil halen, schrijft ze sinds 2013 een blog en geeft ze vaak lezingen. De afgelopen jaren verdiepte ze zich in interculturele – met name Afrikaanse – filosofie en het sjamanistisch wereldbeeld van inheemse volkeren. In 2019 gaf ze voor het eerst het vak ‘diverse filosofie’ aan de VU.
Wat was uw drijfveer om een boek te schrijven over hoe inheemse volkeren denken over de natuur?
‘Ik wilde op zoek gaan naar een ander soort kennis dan die ik in mijn jeugd heb aangeleerd gekregen. Toen ik vijf was, verhuisden mijn ouders uit de stad naar een verlaten boerderij. Daar liep ik veel in m’n eentje in de grote tuin. Ik zocht contact met de dieren en planten, en beleefde fantasieverhalen. Ik dacht dat dat gewoon was. Bij de verhalen die ik vervolgens op school en in de katholieke kerk leerde had ik het idee: dat klopt niet. De moderniteit definieert echte kennis als natuurwetenschappelijke kennis, of wat daarop lijkt, en beschouwt de rest als poëzie, religie, verbeelding of mythologie. Maar met die scheiding is iets mis.
Het onderwerp van mijn boek is de strijd om de aarde, maar het gaat eigenlijk over epistemologie: wat is geldige kennis? Een hoofdstuk gaat over Kant, omdat hij het meest bepalend is geweest voor het antwoord op deze vraag. Na mijn postdoctijd kwam ik
op het spoor van zijn boekje Traüme eines Geistersehers (De droom van een spokenziener), dat laat zien dat Kant kennis vanuit de geestenwereld niet relevant vond en die buiten het paradigma van geldige, wetenschappelijke kennis plaatste.
‘We zien inheemse volkeren ten onrechte als achtergebleven’
Ik noem de manier waarop de moderniteit kennis definieert politics of epistemology, want er zit ook een politieke kant aan, die nooit besproken wordt in de filosofie. Ik heb willen vragen: welke stem mag nou eigenlijk spreken? Want als we bij voorbaat zeggen tegen inheemse volkeren: we willen wel met jullie over landrechten praten, maar erkennen het niet als relevant als jullie daarbij de stem van een vooroudergeest of bosgeest willen laten horen, dan heb je eigenlijk helemaal geen gesprek.’
Omdat we dan zeggen: jullie moeten wel in ons paradigma komen?
‘Ja, precies. We zien inheemse volkeren ten onrechte als achtergebleven enmenen dat hoe wij denken en handelen de enige ontwikkelde manier is en dat zij dus nog een inhaalslag moeten maken. Maar het westerse moderne perspectief is er slechts één. Het is niet de hoogste cultuur ooit en er is ook weinig reden voor veel trots, gezien de klimaatverandering en alle ecologische problemen.
Nu we daarmee worstelen, zie je een romantisch verlangen van modernen naar ancient wisdom en authentieke manieren van leven. Maar dan willen we vooral iets halen. Dat verlangen is deel van de “witte mythologie”. Dit is een term van Derrida. Ik bedoel ermee dat wij denken dat we rationeel en wetenschappelijk zijn, maar ons er niet van bewust zijn dat onze manier van denken ook een vorm van mythologie is, die om irrationele redenen de moderne mens, de wetenschap en het heer en meester willen zijn over de aarde tot waarheid heeft gemaakt. Overal zit ons idee van economie achter: dat de aarde als grondstof gebruikt kan worden, en mensen ook. Dat is net zo mythologisch als zeggen: ik geloof in een God die af en toe een mensenoffer moet krijgen. Onze mythologie is als een afgod waar we voor knielen; we zijn bereid alles te doen om die in stand te houden, zelfs moorden. Wereldwijd worden wekelijks gemiddeld vier natuurbeschermers gedood. De meesten van hen zijn inheems.
Overal wordt de inheemse bevolking bedreigd in hun manier van leven. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van de Dakota Pipeline, een oliepijpleiding dwars door landbouwgebied en heilige plaatsen van de inheemse bevolking in de VS, en aan de Amazone-branden in de afgelopen zomer.’
U wilt toe naar een postkoloniale manier van denken. Wat is er koloniaal aan hoe wij in het Westen denken?
‘In het verleden hebben we niet alleen de aarde gekoloniseerd, maar ook de niet-witte mens, door die eigenlijk in te delen bij de aarde. Al die grote filosofen als Kant, Hegel en Hume hebben dingen gezegd als: zwarten zijn bijna dieren. Met het “verdierlijken” van de niet-witte mens werd zijn kennis ongeldig verklaard en werd hun communiceren met voorouders of natuurgeesten bestempeld als primitief en kinderlijk. Maar daarmee hebben we ook alle stemmen van de natuur gekoloniseerd.
We nemen de inheemse kennis nog altijd niet serieus. Want als we dat wel doen, moeten we ervan uitgaan dat dieren en planten en andere aardse elementen echt tot ons spreken. Maar door te blijven zeggen dat de boodschappen die ze geven onderdeel zijn van de kinderlijke fantasie van die mensen, maken we hen bij voorbaat monddood en kunnen we de aarde blijven gebruiken en leegscheppen en doen wat we willen.’
Is het beeld van hoe inheemse volkeren met de natuur omgaan niet te romantisch? Willen zij in de praktijk niet toch ook mee in ‘de vaart der volkeren’ en de westerse manier van levenomarmen?
‘Ik wil premoderne manieren van leven niet romantiseren. Mensen in de Amazone kunnen natuurlijk ook niet aan de moderniteit ontsnappen, zelfs niet als ze dat zouden willen. Maar ze maken daarbij wel keuzes. Ik las bijvoorbeeld over een lokale leider die in het Westen heeft gestudeerd en duurzame keuzes maakt qua voedselvoorziening en om traditioneel te leven. Maar deze mensen hebben wel een hut met internet, zodat kinderen kennis hebben van de buitenwereld en ze hun eigen kennis kunnen vastleggen en naar buiten brengen. Zo hebben mensen in het Amazone-gebied onlangs een groot woordenboek gemaakt van geneeskrachtige planten.’
‘In het verleden hebben we niet alleen de aarde gekoloniseerd, maar ook de niet-witte mens’
Wat kunnen we als ‘modernen’ vooral leren van hoe inheemse volkeren denken over de natuur?
‘Dat is vooral een meer holistische kijk, waarbij we mens en natuur niet naast elkaar plaatsen, maar natuur opvatten als één groot web van levende relaties, waarvan de mens deel uitmaakt. Dat is een ecologische manier van denken. Maar in de moderniteit is het denken antropocentrisch: we plaatsen onszelf als mens op de voorgrond en maken vanal het niet-menselijke achtergrond.
Concreet kunnen we iets leren over hun traditionele, meer duurzame manieren vanlandbouw die de aarde niet uitputten. Belangrijk is dat zij de natuur waarin zij leven niet als resource zien, maar als levend netwerk, waarvoor ze moeten zorgen om er duurzaam in te kunnen leven. Zo planten bosbewoners bepaalde bomen die hun nakomelingen medicijnen of voedsel zullen geven, maar die ook het bos gezond houden, en letten Inuit erop dat de diersoorten waarvan ze leven kunnen voortleven. Respect voor en een spirituele ervaring van verwantschap met dieren en planten is hiervan de basis.
Maar als we ervan uitgaan dat we totaal verschillend zijn en dan iets van ze moeten gaan leren, wordt dat moeilijk. In onze eigen cultuur zit veel dat een mogelijk raakvlak vormt, zelfs in de christelijke traditie. Dat het daarin ook gaat om contact maken met de natuur is in de loop der eeuwen op de achtergrond geraakt. Terwijl het je, als je de evangelieverhalen opnieuw leest nadat je een paar jaar met geesten bezig bent geweest, opvalt dat het daarin wemelt van de magische handelingen: een geest wordt uitgedreven, een boom vervloekt. Jezus wordt door de omstanders duidelijk begrepen als een man met geestelijke krachten, een soort sjamaan. Het wereldbeeld in de Bijbel is premodern en lijkt veel meer op dat van inheemse volkeren dan we doorgaans beseffen.’
Wat verstaat u onder sjamanisme?
‘Ik vat het op als een algemene term voor spirituele praktijken met twee oogmerken: helen en richtinggevende inzichten verwerven door contact te zoeken met natuurkrachten, geesten of het goddelijke. In traditionele samenlevingsverbanden waren sjamanen degenen die speciaal begaafd waren om die kennis op te doen. Niet alleen voor het individu, maar ook voor de gemeenschap.
De Yanomami in Brazilië hebben het woord utupe, dat het best vertaald kan worden als “beeld”. Elk wezen heeft een beeld, en de sjamaan kan dat in een ritueel “naar beneden brengen” en laten dansen, zodat de communicatie op gang komt. Wij zouden dat het oproepen van een geest noemen. Maar aan ons woord “geest” zit ons moderne denkkader vast, met een scheiding tussen geest en materie.’
Welke ervaringen hebt u zelf met sjamanisme?
‘Ik heb meegedaan met een cursus waarbij we ook trancereizen hebben gemaakt. Dat was op de meest laagdrempelige manier voor de westerse mens: met de sjamanentrommel en gewoon in een gebouw met een yogamatje, dus niet eerst in het vliegtuig naar het Amazone-gebied. Daardoor had ik weer die ervaringen die ik als kind had. Je bent wakker, maar hebt je gefocuste bewustzijn even uitgezet. Dan komen er beelden in je op, als in een droom. Het zijn jungiaanse, archetypische beelden en figuren: de onderwereld, God, koningen, dieren, macht, vliegen. Ze komen uit je onderbewuste en blijken naderhand sleutels te zijn voor zaken die spelen in je leven.’
Bantoe-filosofie
‘De Belgische missionaris Placide Tempels schreef in 1945 in Congo een belangrijk boekje over Bantoe-filosofie. Hij liet daarin als eerste ook inheemse stemmen horen,’ zegt Roothaan. Het centrale idee van Bantoefilosofie is volgens Tempels en zijn volgers dat dewereld bestaat uit ‘vitale kracht’, een alles-doordringende energie.
Niet dingen staan centraal, zoals in het westerse denken, maar deze kracht. Die is aanwezig in zowel de ‘dode’ natuur, zoals bergen en rivieren, als in de planten-, dieren- en mensenwereld, en vooral in de geestenwereld.
Filosoof Paulin Hountondji heeft een andere kijk op Afrikaanse filosofie en het boek van Tempels.
U schrijft ook over communiceren met dieren in dromen. Hoe kijken uw VU-collega’s daartegenaan?
‘Ik probeer die werelden bij elkaar te brengen, maar als ik het over sjamanisme heb, verlies ik geen seconde uit het oog dat ik een filosoof ben die een filosofisch vertoog schrijft. Mijn collega’s nemen mij zeker serieus, omdat ze zien dat ik dit in mijn publicaties echt als filosoof benader en filosofische vragen stel over de legitimiteit van spirituele kennis, de politieke verhouding tussen inheemse naties en moderne staten, en over onze westerse wijsgerige opvattingen over mens-zijn.
Mijn doel is om het discours van de moderne filosofie open te breken en ruimte te maken voor andere vormen van kennis. Ik citeer herhaaldelijk Davi Kopenawa, een Braziliaanse Yanomami-activist en sjamaan, omdat ik het boek dat een Franse antropoloog met hem produceerde zie als een primair filosofisch werk. Het bevat beschrijvingen van kennis, van de natuur, van de mens, en laat zien hoe de manier waarop zijin de wereld staan verschilt van de onze. Zij hebben een anim(alist)ische filosofie, waarin de mens, als spiritueel wezen, informatie kan ontvangen van andere levensvormen zoals dieren, maar ook van natuurlijke lichamen zoals de zee. Een term als “milieu” kennen zij niet, want de mens leeft niet in de hem omringende natuur, maar is daar onderdeel van.
Interessant is dat er steeds meer wetenschappelijke kennis is die aansluit bij wat sjamanen leren. Bijvoorbeeld over hoe bomen communiceren binnen het wood wide web, een ondergronds netwerk van wortels, schimmels en bacteriën. Natuurwetenschappelijk opgeleide mensen gaan die dingen nu zien, maar sjamanen zeggen: wij hadden die kennis al en jullie komen daar nu, via een enorme omweg, ook op uit.’
U bekritiseert de eenzijdige focus op rationaliteit in de westerse filosofie. Maar is rationaliteit niet hét wezenskenmerk van filosofie?
‘Ik wil niet de rationaliteit verketteren, maar laten zien dat ons vermogen om te onderscheiden, analytisch te denken en te differentiëren rijker is dan wat wij er in het moderne Westen van hebben gemaakt. Ik vind de filosofie van Derrida aantrekkelijk, omdat die erg lijkt op het denken in de sjamanistische culturen en niet zo afgebakend en inperkend is. Ik denk bijvoorbeeld aan wat Derrida over dieren heeft gezegd. Als we onderscheid maken tussen de mens en andere dieren, moeten we volgens hem ook onderscheid maken tussen dieren onderling. Mijn kat hoeft zich niet te identificeren met een regenworm, omdat het toevallig in onze optiek allebei dieren zijn. Voor de kat zijn alle andere dieren ook anders dan hijzelf. Er ontstaat dan een waaier van perspectieven. Het vogelperspectief, dat je in de filosofie “erboven zou kunnen gaan hangen” en een absoluut perspectief kunt innemen, is een fantasie.
Mijn boek is een kritiek op de moderne westerse filosofie, maar ik ben geen antimodernist. Er zijn een heleboel dingen in de moderniteit die ik nooit zou willen opgeven, zoals de – voor de moderniteit wezenlijke – ideeën van individualiteit en autonomie. Overigens beschouw ik de romantische wens om op te gaan in de natuurlijke wereld ook als een verlangen van de moderniteit. Dat is othering: de ander tot exotisch wezen verklaren en daar van alles op projecteren. Volgens mij hebben we ook nog de psychoanalyse nodig om onze eigen verborgen drijfveren te onderzoeken. Het is een instrument dat het Westen ontwikkeld heeft om zichzelf te bekritiseren en dat we moeten gebruiken om ons open te stellen voor het recht en de stem van de ander, en om onszelf kleiner te maken.’
Dat is nodig voor de interculturele filosofische dialoog over natuur waarvoor u pleit?
‘Ja, want een dialoog vraagt erom je werkelijk open te stellen en écht te luisteren. Na eeuwenlang geweld en systematisch niet luisteren moet je eerst je troepen terugtrekken en ophouden met schieten voordat je kunt gaan onderhandelen. Vervolgens moeten we proberen alle stemmen te identificeren en als een dirigent nagaan wat iedereen te zeggen heeft en of je dat met elkaar kunt verenigen, of dat wij daarvoor eerst een stap terug moeten doen. Maar zolang wij nog wouden platbranden voor palmolie en sojabonen, en omwille van het mineraal coltan – voor onze mobieltjes – gewapende conflicten in Congo in stand laten, zetten we de oorlog voort.’
Indigenous, Modern and Postcolonial Relations to Nature: Negotiating the Environment
Angela Roothaan
Routledge
162 p. | € 148,- (hardcover); €39,99 (e-book)