Home Coen Simon: ‘Wat is de realiteit van een droom nu precies?’

Coen Simon: ‘Wat is de realiteit van een droom nu precies?’

Door Coen Simon op 15 juli 2022

Coen Simon
Cover van 07/08-2022
07/08-2022 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Toen ik na mijn scheiding in therapie ging, kwamen zo nu en dan ook dromen ter sprake. Niet vaak, want ik herinner me mijn dromen maar zelden goed genoeg. Maar één keer had ik een heel heldere die me bijbleef. Het was kort nadat ik samen met mijn broer mijn demente vader naar het verpleeghuis had gebracht, en in dezelfde tijd dat de wolf zich in Nederland had gevestigd.

De droom speelde zich af achter het huis waar ik opgroeide, in het bos op de Veluwe. Niemand van de kinderen woonde nog thuis, maar iedereen was er – waarschijnlijk vanwege een verjaardag. Bij aankomst wees de rest van het gezin me enthousiast op de wolven die achterin de tuin onder een afdakje zaten. Ik liep erheen alsof het een nest jonge honden betrof en pas toen ik te dichtbij was om op mijn naïviteit terug te komen, zag ik hoe groot en gevaarlijk het beest was dat uit de roedel op mij afkwam. Ik keek hulpeloos naar mijn broer en zussen, die blijkbaar geen gevaar zagen. Of vonden ze dat ik het maar moest oplossen?

De droom liep goed af (ik aaide de wolf), maar de eenzaamheid bleef me bij. Omdat die genoeg aanknopingspunten bleek te hebben voor de kwesties waar ik mee worstelde, kwam de nachtmerrie nog in een paar sessies ter sprake. Dat die zo een betekenisvolle functie kreeg in mijn zielenleven, wil natuurlijk niet zeggen dat de droom echt iets zei.

Want wat is de realiteit van een droom nu precies? Het gekke aan dromen is dat ook als de zinsbegoocheling compleet is, we een droom nooit als echte gebeurtenis herinneren. We weten dat we droomden. Maar waar speelt die droom zich dan af? Want anders dan bij een enge film, maken we heus onderdeel uit van de nachtmerrie. Jij bent het, die het droomt. Je kunt niet wegzappen, en ook niet samen kijken.

In het gedicht ‘Ochtendgloren’ voert Jorge Luis Borges de hypothese van Schopenhauer en Berkeley tot het uiterste. Als de wereld niets meer is dan ‘een droombeeld van de zielen’, dan is er volgens de dichter een moment dat ons bestaan aan een zijden draadje hangt. Namelijk het ‘moment van de dageraad wanneer een handvol mensen de wereld droomt’.

En dan zien we dat er toch nog een vraag open blijft. Ook al weten we dat we dromen als we dromen, waar zijn we eigenlijk als we zeker weten dat we niet dromen?