Home Denkfouten: Beroep op autoriteit?
Denkfouten

Denkfouten: Beroep op autoriteit?

Door Jeroen Hopster op 26 februari 2015

Cover van 03-2015
03-2015 Filosofie magazine Lees het magazine

Een klassieker in het lijstje van drogredenen: een beroep op de autoriteit die een bewering doet, maakt die bewering nog niet waar. De filosofie heeft geen tekort aan anti-autoritaire dwarsdenkers die deze denkfout hebben willen ontmaskeren. Neem Descartes. Die benadrukte dat het eigen verstand het enige kompas is van onwankelbare kennis. ‘Ik neem nooit iets voor waar aan, tenzij ik zelf zeker weet dat dit het geval is.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Met zijn sceptische kennisleer bood de Franse filosoof in de zeventiende eeuw nuttig tegenwicht aan een traditie van blindelings vertrouwen op autoriteit en overlevering. Maar naar moderne maatstaven legt Descartes de lat van kennis wat al te hoog. Reëler dan de zoektocht naar absolute zekerheid is een streven naar kennis met een gedegen mate van waarschijnlijkheid. En juist autoriteiten helpen ons om die waarschijnlijkheid in te schatten.

Geschiedenisboeken geven mij alle vertrouwen dat tweehonderd jaar geleden de Slag bij Waterloo plaatsvond. Met een beroep op Buienradar durf ik best te beweren dat het vanmiddag gaat regenen. Niets dan een beroep op autoriteit, natuurlijk – en volstrekt legitiem, ook al heb ik Napoleon nooit ontmoet en nog geen druppel gevoeld.

In zekere zin berust alle kennis op autoriteit: de autoriteit van de logica, de wetenschap, de geschiedschrijving, de zintuigen. De vraag moet daarom zijn: hoe betrouwbaar is déze autoriteit, op dít gebied? Kan ik, om de ontwikkelingen op de Krim te volgen, beter vertrouwen op de Russische staatsomroep of op het NOS-journaal? Hecht ik, om een oordeel te vormen over de ernst van klimaatverandering, meer waarde aan de mening van een Republikeinse senator of aan het IPCC-rapport?
Dat laatste, natuurlijk. Niet omdat ik proefondervindelijk vaststel dat het zeeniveau stijgt, maar omdat de procedure die tot dat rapport heeft geleid, en de expertise van de wetenschappers die erbij betrokken zijn, de IPCC-conclusies een hoge mate van betrouwbaarheid geven. Niet ondanks, maar dankzij een beroep op hun autoriteit.

De truc is om goede van slechte autoriteiten te scheiden, en de juiste autoriteit in te zetten op het juiste front. Een autoriteit met een goede staat van dienst verdient een basishouding van kritisch vertrouwen. Een autoriteit waarvoor dat niet geldt, kan beter met scepsis worden bejegend. En dat geldt ook voor de autoriteit van de drogreden zelf: uiteindelijk is dat slechts een hulpmiddel om een kritisch oordeelsvermogen te scherpen. Als u dat, tenminste, van mij wilt aannemen.