Home ‘De toekomst is wicked!’

‘De toekomst is wicked!’

Door Florentijn van Rootselaar op 28 februari 2019

‘De toekomst is wicked!’
Cover van 03-2019
03-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

De toekomst bestaat uit weer­barstige en gemene problemen – wicked problems. Hoe ga je die te lijf? Coyan Tromp over scenario’s, intuïtie en een robuuste visie.

Afspraken in 2035. Ze staan in de toekomst-agenda van wetenschapsfilosoof Coyan Tromp. Het zijn ver vooruit geplande ontmoetingen met haar oud-studenten van Future Planet Studies, een interdisciplinaire studie­richting die Tromp mede heeft opgericht. ‘Ik ben erg benieuwd hoe het hun zal vergaan, hoe zij zullen bijdragen aan de verduurzaming van onze samen­leving. De afspraken met hen helpen me om de toekomst voor te stellen’, zegt Tromp, auteur van onder meer Wicked Philosophy. Philosophy of Science and Vision Development for Complex Problems. ‘Net zoals samen aan scenario’s werken voor een leefbare toekomst dat kan doen.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Maarten Noordijk

We zijn er niet zo goed in om in de toekomst te kijken, zegt Tromp, al vormt Nederland met zijn polder- en plantraditie daarop nog een relatief gunstige uitzondering. ‘Ooit hebben we ons ontrukt aan het moeras. Na de watersnoodramp in 1953 hebben we de Deltacommissie opgericht om te bedenken hoe we onze voeten ook in de toekomst droog kunnen houden. We weten dat we daarvoor een gezamenlijke visie moeten ontwikkelen, onze krachten moeten bundelen en centjes vrij moeten maken.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Biogasboot

Hoe bereid je je nu goed voor op de toekomst? Wat moeten we daarvoor doen? Op die vragen probeert Tromp antwoorden te vinden. Wat te doen in een tijd waarin problemen steeds complexer worden? Door de mondialisering, en ook door technologie, die veel ongewenste neven-effecten heeft, vooral ook voor onze planeet. Het is precies die steeds lastiger interactie tussen mens en planeet waarin Tromp gespecialiseerd is.

Haar studenten proberen de kennis uit hun studie om te zetten in vaak heel praktische projecten. Ons gesprek vindt plaats in Café de Ceuvel in Amsterdam-Noord, dat mede is opgericht door twee van haar oud-studenten. De groente wordt er zelf verbouwd, uiteraard. Maar ze zijn ook een biogasboot aan het bouwen waar groenafval wordt vergist tot methaan waarop gekookt kan worden.
Een andere oud-student van haar, Vera Bachrach, bedacht onder meer de Tostifabriek, een levende installatie in Amsterdam – met een graanveld, varkens, koeien en een kaasfabriekje – om te laten zien hoe een tosti eigenlijk gemaakt wordt. ‘Dat leidt tot irritatie. Mensen willen niet dat je zoiets midden in de stad laat zien. Dat varkentje gaat dood om op jouw boterham te komen – we hebben liever dat zoiets onzichtbaar blijft. En dat kan ook in ons systeem.’
 

Weerbarstig

Een groot probleem bij toekomstplannen is dat ze vaak stuiten op een weerbarstige praktijk. Een plan mag er in theorie mooi uitzien, maar als het wordt uitgevoerd kunnen er onvoorziene neveneffecten optreden. Een voorbeeld is het rebound-effect, legt Tromp uit. ‘Stel, je geeft een subsidie op benzinevrije auto’s. Het zou zomaar kunnen dat mensen met het geld dat ze besparen een tweede auto aanschaffen. Dat is allesbehalve duurzaam, want dan moeten er twee auto’s gemaakt worden en gaat de uitstoot alsnog omhoog.
Mensen die langer meelopen weten dat je dit soort effecten kunt verwachten. Maar het komt vaak genoeg voor dat een broekie met een geweldig nieuw beleidsplan of een geweldige nieuwe technologische oplossing denkt te komen, zonder goed te hebben nagedacht over mogelijke ongewenste gevolgen. Been there, done that, denkt een meer ervaren kracht. Maar het valt lang niet altijd te voorkomen dat zo’n slecht doordacht plan toch doorgezet wordt.’

Dat rebound-effect laat zien dat problemen zoals de opwarming van de aarde complexe problemen zijn: wicked problems worden ze genoemd – gemene, weerbarstige problemen. Hun naam danken ze niet zozeer aan hun nare gevolgen, hoewel ze het ons flink lastig kunnen maken, maar vooral aan hun complexiteit, die ze zo moeilijk oplosbaar maakt.

Onvoorziene effecten vormen echter maar een deel van de complexiteit. ‘De ellende begint al bij het definiëren van de problemen’, zegt Tromp. ‘Verschillende belanghebbenden zullen het probleem op een andere manier verwoorden of framen. Wat de problemen extra complex maakt is dat ze ook op allerlei verschillende niveaus spelen. De opwarming van de aarde is niet alleen een lokaal, regionaal of nationaal verschijnsel, terwijl we toch gewend waren om problemen aan te pakken binnen de grenzen van een land. Het overstijgt de landsgrenzen en vormt een bedreiging voor de hele mensheid. Tegelijkertijd ontbreekt een overkoepelend orgaan om dit soort grote problemen op te lossen.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Maarten Noordijk

Wanneer zijn die problemen zo complex geworden?
‘Het is lastiger geworden sinds de mens zodanige invloed is gaan uitoefenen op de aarde dat we de natuurlijke evenwichten fundamenteel dreigen te verstoren. Die periode, die wordt aangeduid als het antropoceen, begon bij het ontstaan van de industriële samenleving. De technologische uitvindingen die sindsdien hebben plaatsgevonden hebben ons leven aan de ene kant aangenamer gemaakt, maar aan de andere kant hebben ze ook allerlei uitwerkingen en neveneffecten die bestaande problemen soms alleen maar erger maken, want technologische oplossingen zorgen zelf weer voor nieuwe problemen. Daar komt bij dat in die periode de mondialisering is ingezet, waardoor alles en iedereen meer met elkaar verbonden is geraakt. Dat maakt de zaken er ook niet eenvoudiger op.’

Hoe ga je die complexe problemen te lijf?
‘Om te beginnen is het belangrijk om in te zien dat problemen een plek hebben in een systeem. We moeten ze niet zien als geïsoleerde fenomenen, zoals lange tijd is gebeurd. Als je je met vraagstukken op het snijvlak van mens en aarde bezighoudt, is de aarde het overkoepelende systeem. Dat is natuurlijk een beperkte visie, want we zijn maar een klein bolletje in een groter systeem, in het hele universum. Maar omdat wij ervan uitgaan dat de aarde voorlopig onze enige habitat is, bepaalt die de grenzen van ons systeem.

Binnen de aarde zijn er subsystemen, zoals de oceanen, het land en de atmosfeer. Die werken op een vernuftige manier samen. Je moet inzicht zien te krijgen in de verbanden tussen alle relevante delen in een systeem. De koolstofcyclus, de citroenzuurcyclus – dat soort cycli samen zorgen voor een bewoonbare planeet, voor ons mensen en voor dieren.

Die relaties in zo’n systeem verlopen vaak anders dan we denken. A veroorzaakt B, zo denken we. Maar soms is er binnen zo’n relatie ook sprake van een wisselwerking: B heeft ook weer invloed op A. En soms zit er een vertragingseffect in. Neem de invloed van de gletsjers op het klimaat. Als er morgen een stuk gletsjer afbrokkelt heeft dat niet onmiddellijk gevolgen. Die worden pas later zichtbaar, als de getrapte effecten optreden.

Het is een tijdlang goed gegaan, maar met onze moderne technologische uitvindingen hebben we zodanig ingegrepen in de aardse systemen dat ze uit balans dreigen te raken. Denk bijvoorbeeld aan de biodiversiteit: dieren dreigen snel en massaal uit te sterven. Met een aantal subsystemen zijn we in gevarenzones gekomen en experts waarschuwen dat als we zo doorgaan deze subsystemen voorgoed in elkaar zullen klappen.’
 

Kennisfabriek

Binnen de wetenschap is lang niet altijd oog voor alle elementen van een systeem. Het mag ondertussen gemeengoed zijn voor aardwetenschappers om de aarde als systeem te zien, maar dat is geen garantie dat alle delen van het systeem even goed in het vizier worden gehouden. Soms wordt de rol van het gedrag van mensen over het hoofd gezien. Ook is er vaak weinig ruimte voor praktijkkennis, terwijl die juist heel waardevol kan zijn om tot goede oplossingen te komen voor een complex probleem.
‘Wetenschappers gooien alles in een waarheidstrechter, zo schreef filosoof Harry Kunneman al in de jaren tachtig. Alleen wat daaruit komt heeft bestaansrecht, zo claimen sommigen. Maar de keuze voor een bepaalde wetenschappelijke methode waarin de dingen behapbaar en meetbaar gemaakt worden, betekent feitelijk dat de werkelijkheid geweld wordt aangedaan.

Politici houden ook graag vast aan die waarheidstrechter, omdat dit zogenoemde neutrale kennis oplevert waar ze hun beleid op kunnen baseren – kennis die voorschrijft wat te doen. Maar simpele kennis en hapklare oplossingen bestaan niet, zeker niet als het over complexe problemen gaat.’

Een ander gevaar van de waarheidstrechter is dat alles wat eruit komt waardevrij lijkt te zijn. Het wordt voorgesteld als objectieve kennis. ‘Maar wetenschap is geen objectieve kennisfabriek, ook al zien wetenschappers en beleidsmakers dat wel graag zo. Daarmee wil ik de kennis over de opwarming van de aarde niet relativeren. Wel is het belangrijk om te weten dat er verschillende wegen naar de toekomst kunnen leiden, en dat je beeld van de toekomst bepaalt welke weg je kiest.’

Het strikt wetenschappelijke denken biedt ook geen ruimte aan intuïtie, zegt u in Wicked Philosophy.
‘Ja, dat klopt. Maar daar bedoel ik zeker niet mee dat we allemaal lekker zweverig kunnen neuzelen of dat we aan ons water kunnen voelen wat voor beleid we moeten voeren. Waar ik wel voor pleit is dat we bij het zoeken naar rationele oplossingen ook aandacht besteden aan kennis die tot stand is gekomen door ervaring. Dat is een vorm van intuïtie die wel degelijk relevant is: ervaring die tot stand komt door herhaaldelijk een vergelijkbare situatie mee te maken en die al generaties lang wordt doorgegeven.

Dat soort kennis zie je bijvoorbeeld bij boeren in Zuid-Amerika, die onder meer weten dat het goed werkt als je pompoenen, maïs en erwten bij elkaar zet. Zo’n inzicht is in de loop der tijd verworven, van generatie op generatie overgedragen en zo langzaam verfijnd. Mensen met dit soort kennis zijn vaak niet in staat er een wetenschappelijke verklaring te geven; zij hebben geen weet van onderliggende processen. Ook is deze vorm van kennisverwerving soms zo gebonden aan lokale en zeer specifieke omstandigheden dat die niet in een laboratoriumsituatie na te bootsen is en ook niet zomaar geëxporteerd kan worden naar andere situaties. Maar dat neemt niet weg dat deze praktische kennis minstens net zo nuttig kan zijn als de wetenschappelijke kennis die we hebben.

Ik denk dat het goed is ook deze vormen van kennis, van wijsheid soms zelfs, in te zetten wanneer we ons wagen aan fundamentele debatten over het leven dat we willen leiden. Wetenschappers zijn doorgaans erg terughoudend op dit front; dat soort gesprekken laten ze liever over aan politici en beleidsmakers. Maar we kunnen ons daar als wetenschappers niet zo eenvoudig van afmaken. Ik denk dat we onze kennis moeten invoeren in die bredere debatten over de grote uitdagingen waar we voor staan, om samen vorm te geven aan onze toekomst.’
 

Tunnelvisie

Burgers en niet-wetenschappers worden ook steeds meer ingezet om een toekomstvisie te ontwikkelen, zegt Tromp. Ze hebben niet alleen waardevolle praktijkkennis om aan de toekomst te werken, ze weten ook of nieuwe wetenschappelijke plannen kans van slagen hebben in de weerbarstige wereld. ‘Oud-studenten van Future Planet Studies werken nu ook op die manier bij gemeenten en consultancybureaus. Ze kijken bijvoorbeeld in opdracht van de gemeente Amsterdam hoe de stad aardgasvrij kan worden gemaakt. De inbreng van burgers wordt daarbij van grote waarde geacht. Die hebben vaak heel concrete kennis over de situatie, ze weten of een wetenschappelijk onderbouwd idee in de praktijk werkt, en ook of er ongewenste neveneffecten te verwachten zijn. Vaak zijn dat dingen waar de wetenschapper of de techneut niet aan heeft gedacht.

Een bijkomend voordeel is dat je zo meer draagvlak ontwikkelt, wat ertoe kan leiden dat mensen in de praktijk ook een bijdrage zullen willen leveren om van een plan werkelijkheid te maken. De deelname van meerdere partijen bevordert ook de creativiteit. Je bedenkt eerder ingenieuze, onconventionele oplossingen als je niet werkt binnen een wetenschappelijk kader dat je voorschrijft hoe te denken, of binnen een kader van een beleidsmaker die allereerst denkt aan haalbaarheid.’

Speelt ook niet mee dat mensen best willen veranderen, maar het niet doen omdat anderen ook niets doen?
‘Dat is het probleem van de tragedy of the commons, de tragedie van de meent. Stel, we hebben samen een wei waar we onze schaapjes op zetten. Het gaat goed met de schaapjes, ze leveren me melk en kaas en wol. Dan zet ik er nog eentje bij. De wei is toch groot genoeg en het gras is mals. Maar als iedereen dat doet, begint het land eronder te lijden. De wei wordt kaalgevreten en het gras krijgt niet genoeg tijd om weer aan te groeien. Hoewel je dat ziet, weiger je om minder schapen op je wei te zetten – dat doe je alleen als de rest het ook doet.

Zo’n wei is nog relatief eenvoudig. Het wordt veel lastiger als we het over de aarde hebben. Hoe kunnen we hier met de hele wereld een gesprek over voeren en samen de beslissing nemen om ons gedrag te beteren? Dat is een van de grootste uitdagingen waar we voor staan. Als we daar niet in slagen, kan het zomaar gebeuren dat we met z’n allen de afgrond in rennen.’

Is daar iets aan te doen?
‘Nederland wil de portemonnee niet trekken als Amerika, Rusland of China niets doet. En dat is vanuit ons bekeken best rationeel. Maar eigenlijk hebben we een soort superrationaliteit nodig om de goede beslissingen te nemen. We denken nu al snel dat we rationeel handelen als we doen wat goed is voor ons. Maar we zouden naar een planetair bewustzijn moeten en tot het besef moeten komen dat we alleen maar dit planeetje hebben om te bewonen. Ik sluit niet uit dat dit besef gaat komen als het water tot onze lippen reikt.

Om even aan de optimistische kant te blijven: ik vind het een goede zaak dat scholieren massaal staken. De jeugd zegt: jullie nemen een hypotheek op onze toekomst, op onze levens, en dat pikken we niet meer. Jongeren eisen dat we wél verantwoordelijkheid nemen voor de toekomst van onze planeet. Dat is een hoopvol teken.’

Maar wat te doen met mensen die het hele klimaatprobleem blijven ontkennen?
‘Het kan helpen om eens met scenario’s te werken. Je zet dan twee extremen tegen elkaar af op twee assen. Het ene extreem is bijvoorbeeld: er is een overvloed aan energie, of er is een grote schaarste aan energie. Het andere extreem is: de nationale overheid heeft alles voor het zeggen, of je krijgt een heel decentraal ingerichte samenleving. Zo krijg je een matrix met vier opties die je met elkaar kunt vergelijken. Je kunt mensen dan vragen om hun vooringenomen ideeën eens even te laten varen, om te spelen met mogelijkheden.

Maar ik besef ook goed dat mensen niet zo snel veranderen. Dat geldt ook voor degenen die het klimaatprobleem ontkennen. Mensen hebben nu eenmaal een bepaald beeld bij de toekomst, en de een zal graag een andere stip op de horizon zetten dan de ander. Dat is niet erg, dat is juist iets waar we meer rekening mee moeten houden. Als het over de toekomst gaat, gaat het ook altijd over waarden. Sommige mensen zullen onbeperkt willen blijven consumeren, ook al wijst onderzoek uit dat rond een bepaald niveau, zo ongeveer bij een modaal inkomen, de basisbehoeften zijn vervuld. Daarna worden mensen niet gelukkiger: je hoofd loopt vol, je garage staat vol, je moet al je spullen onderhouden.

Daarom zouden we het gesprek over het goede leven meer moeten aangaan. Hoe willen we leven, wat vinden we waardevol? Het is cruciaal dat we op die vraag goede antwoorden met duurzame oplossingen kunnen vinden. Dat is nog belangrijker dan de technologische innovaties waar we nu zo druk mee bezig zijn. Dat beweer ik niet alleen maar omdat ik filosoof ben – dat kun je ook empirisch afleiden: als het heil zou moeten komen van technologische oplossingen, waarom zitten we dan nog steeds met alle grote problemen?’

Stel nu dat we het toch eens worden over zo’n stip op de horizon, wat doe je dan?
‘Het is belangrijk om een visie te ontwikkelen, een wetenschappelijk onderbouwde kijk op de toekomst. Maar dat moet je wel goed doen, en ruimte inbouwen voor onvoorziene omstandigheden, anders is het juist gevaarlijk. Je bedenkt bijvoorbeeld wat we moeten doen om in 2030 van het gas af te zijn. Vervolgens denk je dat het wel goed komt als je je zeer gedegen plannen uitvoert. Maar bedenk: een plan kan ervoor zorgen dat je je afsluit voor de veranderlijke wereld, je blijft eraan vasthouden omdat je je dat hebt voorgenomen. Of omdat er een complete commissie of een heel instituut is opgericht om een plan uit te voeren, met allemaal mensen die daarvan afhankelijk zijn.’

De kunst is om robuust beleid te bedenken, zegt Tromp. ‘Een toekomstvisie moet zo robuust zijn dat die niet bij het minste of geringste in duigen valt. Maar zo’n visie mag ook niet in steen gebeiteld zijn – want een plan is ook kwetsbaar als het niet kan meebewegen met nieuwe gebeurtenissen. We kunnen bijvoorbeeld niet voorzien welke technologische vindingen er nog gedaan worden, net zoals we niet wisten dat er internet zou komen en welke ingrijpende gevolgen dat zou hebben. En ook de houding van mensen, hun kijk op bijvoorbeeld het voedsel dat ze eten of de materialen die ze gebruiken, kan grondig veranderen.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Maarten Noordijk

Hoe kun je als individu een bijdrage leveren aan zo’n robuuste visie?
‘Wij proberen bij Future Planet Studies in elk geval een interdisciplinaire blik mee te geven, zodat mensen open blijven staan voor verschillende perspectieven. Onderzoek altijd welke aspecten allemaal een rol kunnen spelen. Dat betekent ook dat je niet altijd vasthoudt aan zaken omdat ze nu eenmaal zo waren; je moet bereid zijn ook de laatste kennisupdates bij je plannen te betrekken. Tegelijkertijd moet je standvastig genoeg zijn om niet elke verandering in omstandigheden te zien als reden om je plannen bij te stellen. Dat is een kunst die je al doende, al lerend, studerend en werkend zult moeten leren.

Eenvoudig is het niet. Misschien is dit ook wel de grootste uitdaging voor de visionair: om met een goed verhaal te komen dat mensen meeneemt en op draagvlak kan rekenen, dat sterke ankerpunten heeft en wetenschappelijk klopt, terwijl je tegelijkertijd de vensters openhoudt en bereid bent om waar nodig je visie aan te passen.’

Tot slot: is er nog hoop?
‘Ik ben hoopvol tegen wil en dank. Ik ben een baron van Münchhausen die zich aan de eigen haren uit het moeras trekt en blijft hopen, anders zou ik depressief worden. Ik zou ook kunnen denken: het zal mijn tijd wel duren. Maar ik voel toch een grote passie om met de toekomst bezig te zijn bij Future Planet Studies.

Het is misschien raar dat ik dit doe, terwijl ik niet eens kinderen heb. Maar ik zie mijn studenten een beetje als mijn plaatsvervangende bloedjes van kinderen. Het is inspirerend om te zien hoe zij verdere stappen zetten, stappen naar een ander soort maatschappij. Hopelijk blijft het in de toekomst dan toch een beetje leefbaar voor de mensheid op deze aardkloot.’