Home De tastzin

De tastzin

Door Désanne van Brederode op 12 november 2012

01-2001 Filosofie magazine Lees het magazine

Gecultiveerd als wij zijn, hebben we onze tastzin verbannen naar de verste uiteinden van ons lichaam: naar onze vingers. Toch heeft de huid als geheel een belangrijke gevoelswaarde: ze krijgt kippenvel bij het horen van Beethoven.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Een baby kiest zijn favo­riete knuffelbeest niet op grond van diens uiterlijk en aai­baarheid alleen – het gaat hem ook om het gevoel dat de vacht, de mate van gevuldheid en de textuur van de vulling achterla­ten op zijn tong. Een beer met lang, fijn agora-haar mag onze handen laten jeuken van streelzin, de eetzoenen­de éénjarige werpt het beestje weg als blijkt dat hij zijn liefde met een mond vol pluis moet bekopen. Schattige honden en muizen en kabou­ters die elasticiteit moeten suggere­ren­ en omwille daar­van met rijst of kersenpitten zijn gevuld, laten zich minder aangenaam beffen dan benen en snuiten en buiken volge­propt met syn­the­tisch schuim­rubber. Een werkelijk empathische ouder zou in de speelgoed­zaak eigenlijk moeten vragen of hij de poppen, puz­zelstukken, blokken, auto's en dieren die hij wenst aan te schaffen 'even mag proeven' voor­dat ze in ca­deaupapier worden gerold. Een kleine beet in de kaft van een prentenboek, een lik aan een speeldoosje, wat zuigen aan de slurf van een plastic olifant – het voorkomt dat uw giften een barre dood in een hoek van de box sterven.
 

Bad- en zwemwater

Maar nee. Gecultiveerd als wij zijn, hebben we onze tastzin verbannen uit het midden van ons gezicht, naar de verste uiteinden van ons lichaam: onze vingers en onze tenen. De laatste mogen het inferieure voelwerk doen. Ze mogen de tempe­ratuur van bad- en zwemwater keuren, en worden, gelijk voor­proe­vers door paranoïde vorsten, zelfs wel ingezet om vocht­plekken, kruimels of glassplin­ters op de vloer te detec­teren. Hiervoor geldt 'hoe meer eelt hoe beter'. Verder voelen tenen alleen maar iets wanneer er op ze getrapt wordt, al beweren mensen die nogal nadrukkelijk ero­tisch voor de dag willen komen dat er niets gaat boven een uitgebreid voorspel op het allerlaagste carillon, op de twee (panty)sokdragende pan­flui­ten der lusten. Of hoe je die onooglijke kromme witte larven in Kama Sutra-termen ook dient te noemen. Vergeet die voetje­vrijers!

Voelen doe je met de vingers, daar zijn we het over eens. Dat de rest van ons lichaam ook gevoel bezit is waar, maar er is een verschil tussen kunnen voelen en een gevoel kunnen over­brengen dan wel veroorzaken. Vingers, handen kunnen dit allebei en bovendien gelijktijdig. Wanneer u iemands voeten masseert doet u twee dingen: u prikkelt, kalmeert, versoepelt en ver­warmt de huid en u neemt tegelijkertijd waar hoe deze speci­fieke voet aanvoelt. Beter dan de voetbezitter zelf voelt u verhardingen, knobbels, littekens, zweet, haartjes – uw stre­len en kneden geeft u informatie die in hetzelfde moment ook van een waardeoordeel wordt voorzien. Van deze informatie leren uw handen hoe juist dít paar voeten te masseren. U voelt of de hiel extra aandacht nodig heeft, u weet dat u voorzich­tig moet zijn met die rode plek onder de kleine teen en past uw bewegingen aan die informatie aan. Degene die de massage ontvangt, voelt zijn voeten ook, ze komen tot leven onder uw handen (nog sterker, door uw handen worden de voeten hun voet-zijn gewaar) ze reageren op pijn door te verkrampen, ze schieten van uw schoot zodra u de zolen kietelt en geven flexibel mee nadat u de slechtdoorbloe­de gedeeltes losser hebt gewreven, maar ze zijn zich minder bewust van uw handen dan uw handen zich van hen. Voeten, nee, alle lichaamsdelen behalve de handen, kunnen niet zoveel terugdoen. Ze kunnen ook veel minder laten merken. (Gemasseerden praten daarom ook altijd meer dan masseurs: ze hebben hun stem nodig om te vertellen waar er nog wat langer gerold en getrokken moet worden en op welke plaat­sen het echt wat zachter moet.) 
 
Stellen die 's nachts lepeltje-lepeltje in bed liggen, duwen wel hele lappen huid tegen huid en dat is zeker niet onpret­tig, maar van een mooi, complex en genuanceerd voelen is geen sprake. Uw buik en borsten zijn niet in staat de mee-eters op de rug van uw man te tellen, ze kunnen evenmin het melkzuur uit zijn schouders drillen en als u een man bent: uw bovenbe­nen voelen niet de putjes in de dijen van uw vrouw, laat staan dat u haar hoofdpijn kunt wegborstelen met uw kin. Als ons lichaam voelt en/of een gevoel wil overbrengen doet het maar zowat, soms proberen we het orale stadium nog maar eens – wanneer het licht uit gaat zijn we toch vooral aangewe­zen op handwerk, als is het maar om het lichtknopje weer te vin­den.

Toch kan de huid wel degelijk reageren. Ze blijft sprakeloos onder strelingen, maar spreekt des te sterker bij het horen van muziek of mooi voorgelezen gedichten. Over het krijgen van tranen zijn al hele verhande­lingen geschreven, net als over het water dat in de mond loopt bij het opsnuiven van appetij­telijke luchten en het vochtig worden van de vagina bij het zien van pornografische afbeel­dingen (ook al ontkent de bezit­ster haar opwinding) – maar veruit het interessantste fenomeen is toch het krijgen van kippenvel. Het is begrijpelijk dat de huidharen recht overeind gaan staan wanneer we een warme douchecel verlaten en een koudere aankleedruimte betreden. Opstaande haartjes isoleren, gaan warmteverlies door uitstra­ling tegen en hoewel onze beharing weinig meer voorstelt, herinnert kippenvel ons aan onze afkomst van zwaar­bevachte primaten. Maar krijgen apen ook kippenvel van Beethoven, U2 en het Wilhelmus? Van het Ave Verum en de Johannes Passion? Van Keats en Dèr Mouw? Van Goethe, Kouwenaar en Esther Jansma? Ik denk het niet. Muziek- en poëzie-kippenvel heeft niets met overlevingsdrang te maken, maar alles met belevingsdrang.

Isoleercel

Zoals de huid zich met kippenvel kan weren tegen een plotse­linge tempe­ratuurovergang, zo dient het ontroeringskippenvel om het lichaam af te schermen tegen alle indrukken van buiten­af die het diepste beleven van klanken in de weg staan. De huid schreeuwt als het ware dat het lichaam niets meer wil voelen; geen liefde, geen warmte of koude, geen kleding – de ogen willen niets meer zien, de neus wil niets meer ruiken, de oren willen geen bijgeluiden meer horen, de handen willen niet worden aangeraakt noch zelf iets aanraken, de mond wil niet spreken, laat staan iets proeven – het lichaam wil opgesloten worden in het kippenvel als in een isoleercel om daarbinnen te voelen wat er werkelijk gebeurt. In de ziel. De tastzin, de huid, is het zintuig van de ziel; van de ziel die zich op welhaast religieuze wijze over­geeft aan haar eigen ontroering en geen wereld daarbuiten meer nodig heeft. Kippen­vel kunnen krijgen is duizend maal knapper dan een vreemdeling kunnen omhelzen. Het laatste kan een kind, het eerst kunnen alleen diegenen die eenzame opsluiting niet vrezen. Wie luis­tert met zijn huid, onaantastbaar, omhelst zijn waarste liefde.