Het coronavirus werkt als een waarheidsserum, vinden de filosofen René ten Bos en Henk Oosterling. Het maakt dat we de ecologische crises en onze eigen betrokkenheid daarbij niet meer kunnen ontkennen. In Verzet in ecopanische tijden onderzoekt Oosterling welke mogelijkheden we hebben om de ecocrises tegen te gaan. Ten Bos werkt aan het boek Meteosofie, waarin hij wil laten zien dat filosofen altijd al hebben geworsteld met de onzekere status van kennis van het weer en het klimaat.
Leven wij echt in ecopanische tijden? Als je wetenschappers hoort over de ernst van ondermeer opwarming, extinctie, vervuiling van bodem en lucht zou je inderdaad denken dat er allang paniek was uitgebroken, maar de burgers lijken zich er weinig van aan te trekken. Zij blijven onverminderd spullen kopen, vliegen, autorijden, vlees eten en ga zo maar door.
Oosterling: ‘Op psychologisch niveau raken burgers wel degelijk in paniek. Zo lopen er al mensen bij de therapeut vanwege hun ecopaniek. Sociaal is er sprake van georganiseerde paniek: kijk naar het aantal protesten de afgelopen twee jaar, van docenten, scholieren, zorgpersoneel, juristen, politie, Extinction Rebellion. Maar het gaat mij vooral om de paniek op politiek-institutionele schaal. Daar zie je dat instituties problemen nog steeds sectoraal aanpakken vanuit de vastgelopen structuren, met achterhaalde concepten. Dat leidt tot maatregelen die niet met elkaar in overeenstemming zijn, zoals in de stikstofcrisis, waar boeren, bouwers en bestuurders allen hun sectorale overleving vooropzetten.
Onze huidige viropaniek is structureel met de ecopaniek verbonden. De hypermobiliteit waarmee we mensen, voedsel en spullen rond de globe pompen is zo intens geworden dat een schubdier ergens op een wildmarkt in China in een mum van tijd de wereldeconomie op haar grondvesten doet schudden. Diezelfde hypermobiliteit is ook verantwoordelijk voor een groot deel van de vervuiling. Bij beide vormen van paniek gaat het uiteindelijk om hetzelfde: gezondheid. Bij de ecologische crises draait alles om gezondheid in brede zin – die van de aarde, van biodiversiteit, van lucht, grond en water – en om de gevolgen daarvan voor de integrale gezondheid van het ecosysteem. Bij corona ervaren we de gezondheidseffecten direct in ons eigen lichaam. Zo schuiven duurzaamheid en gezondheid over elkaar heen.’
‘Een vaccin of een kolencentrale zijn technologieën die bijdragen aan autonomie’
Ten Bos: ‘Volledig mee eens. Als het over het milieu gaat wordt de expertise van het RIVM altijd ter discussie gesteld – denk aan de stikstofcrisis. En nu is het RIVM opeens de expert bij uitstek; directeur Infectieziektebestrijding Jaap van Dissel is de facto de baas van het land. Maar het V-probleem – van Volksgezondheid – dat we nu hebben, is in essentie een M-probleem, van Milieu. Alleen zie je die M-problemen niet zo snel. Het gaat om cijfers, niet om iets wat direct aan lichamen te zien is. Niettemin zitten we wel in de zesde massa-extinctie. Dat is weer zo’n typisch M-probleem waarvan we denken dat het nooit de V raakt, of het moet de V van de Ver-van-mijn-bed-show zijn. Overigens verschijnen er ook steeds meer studies die wijzen op een verband tussen Covid-19 en luchtvervuiling.’
Hoe onzekerder de kennis, des te discutabeler het is om op basis daarvan te handelen. Al sinds de Oudheid zien filosofen de meteorologie bij uitstek als een onwetenschappelijk, om niet te zeggen mistig terrein.
Ten Bos: ‘Ja, er bestonden voor de weermannen van het vroegere Griekenland al mooie scheldwoorden als meteorophenakes (“weercharlatans”). De echte wetenschappers hielden zich bezig met de hemellichamen. Zo konden de oude Grieken zonsverduisteringen prima voorspellen. Van de natuur op aarde konden ze ook betrouwbare kennis verwerven. Maar over wat zich tussen hemel en aarde afspeelde, de meteoros, de weersverschijnselen, was geen zekerheid mogelijk. Tegelijkertijd begrepen mensen ook dat hun bestaan ervan afhing – als een oogst mislukte, dreigde er hongersnood. Dus hoe ondanks die onzekerheid toch wijsheid te verkrijgen over het weer? Daarvoor gebruik ik het concept “meteosofie”. De ongemakkelijke omgang met onzekere kennis zal blijven. Descartes noemt wat hij over de meteoros schrijft pure filosofie, geen wetenschap. Ook de huidige klimaatwetenschap biedt onzekere kennis: scenario’s op basis van computersimulaties. Volgens de filosoof Isabelle Stengers beschouwen we de wereld weer zoals we dat deden voor de wetenschappelijke revolutie, alleen doen we dat dit keer met wiskundige fantasieën en constructies.’
Aan de andere kant wezen jullie er zelf al op hoe inconsequent we zijn: pas als iets direct op onze eigen lichamen ingrijpt, nemen we wat wetenschappers erover zeggen serieus. En hoe onzeker de wetenschappelijke kennis over ecologische crises dan ook mag zijn, het is wel de beste beschikbare kennis die we hebben.
Ten Bos: ‘Ondanks mijn kritiek ben ik het ermee eens dat wetenschap de beste beschikbare kennis levert. We moeten nu niet-concrete bedreigingen serieus leren nemen. Toch blijft een belangrijk verschil dat de ecologische crises niet op concrete lichamen inwerken en de coronacrisis wel. We zijn terecht sceptischer over wat modellen zeggen dan over wat we direct zelf ervaren.’
De extinctie van soorten werkt toch ook in op lichamen? Alleen niet op onze eigen lichamen – althans, nog niet direct merkbaar. Is het verschil niet dat de coronacrisis direct effect heeft op ons eigen lichaam en de ecocrisis vooral op dat van andere soorten en van mensen die ver van ons vandaan wonen?
Oosterling: ‘Er sterven jaarlijks honderdduizenden mensen door milieuvervuiling. En nog veel meer mensen lopen chronische ziekten op door onze weinig duurzame consumptiepatronen. Maar het concrete lichaam is ook het lichaam van onze kleinkinderen. Dat is mijn fysieke ervaring van de klimaatverandering. Onze viropaniek weten we nog niet integraal te koppelen aan de klimaatcrisis. Dat heeft volgens mij alles te maken met de schaal waarop we het probleem lokaliseren: wereldwijd en ver weg. Dan en daar en niet hier en nu. Als we geschaald leren denken en doen, en we inzien hoe onze inspanningen met die van anderen verbonden kunnen worden, kunnen we over de eigen soort heen gaan denken en ons verzetten.’
Tekst loopt door onder de afbeelding
Den Haag, 16 oktober 2019. Boerenprotest op het Malieveld tegen de stikstofregels
Hoe ziet verzet eruit?
Oosterling: ‘Ik probeer de term los te maken van de conventionele oorlogsmetafoor die we nu weer overal zien opduiken. Tegen wie vechten we eigenlijk? Je kunt actief worden in een politieke partij of je verzetten op het maatschappelijk middenveld binnen je eigen sector – onderwijs, zorg, bedrijf. Maar die vormen van verzet worden steriel als je niet die laatste beweging durft te maken: verzet in zijn meest radicale vorm is de bereidheid om tegen jezelf in verzet te komen. Ik noem dat micropolitiek verzet: samen met anderen slechte gewoonten ombuigen en nieuwe skills ontwikkelen. Juist omdat wij geen zekerheid hebben, neem ik de filosofische traditie serieus: verzet wordt gevoed door de bereidheid om tegen jezelf in te denken om anders te kunnen handelen.’
Hoe denk je tegen jezelf in? En kan dat zonder je autonomie te verliezen?
‘Als de coronacrisis iets heeft duidelijk gemaakt dan is het wel de relationele inbedding van onze autonomie. Wij zijn in paradoxale zin “relationeel autonoom”. De coronacrises isoleert ons en sluit ons, omgord door interfaces, op in een cirkel van drie meter. We worden eenzaam en huidhongerig. Vanuit die relationele autonomie moeten we ons ook anders gaan verhouden tot onze technologie, onze hulpmiddelen. Deze “media” bepalen onze relationele actieradius: met de auto of trein naar familie toegaan, met de iPhone met vrienden facetimen. Ook een vaccin of een kolencentrale zijn technologieën die maken dat wij ons autonoom voelen. Onze middelen geven de maat aan, terwijl wij nog steeds denken dat wij controle over “onze” media hebben. Als we echt autonoom zijn kunnen we ons op een andere manier tot onze technologie verhouden.
‘We zitten in de zesde massa-extinctie’
Zoiets vergt precisiewerk. Zo heeft de Rotterdamse gemeente naar aanleiding van een motie van de Partij voor de Dieren besloten om het eten in het restaurant van het stadhuis vegetarisch te maken. Als jij vlees wilt eten, moet je doorgeven: “Ik wil vlees eten.” Dat komt er dan ook, maar je snapt de mindshift die plaatsvindt. Mensen die voorheen zichzelf legitimerend, haast excuserend zeiden: “Ik eet liever geen vlees”, kunnen nu gewoon doorlopen. Diegenen die nu vlees willen, moeten zich expliciet positioneren. Het vanzelfsprekende is eraf. Op verschillende niveaus moet een discoursomslag plaatsvinden om het denken en doen van mensen te veranderen.’
Henk Oosterling noemt in Verzet in ecopanische tijden verzet alleen geloofwaardig als we er ‘in onze eigen levensstijl op anticiperen’. René ten Bos daarentegen bazuint rond dat hij vliegt en op krokodillenleren laarzen loopt. Maakt dat hem tot een collaborateur?
Oosterling: ‘Ik ben vanaf de jaren zeventig met ecologie bezig – radicaal. Als je mij nu met tien vermenigvuldigt, dan krijg je de Henk Oosterling uit die tijd. Ik was dus onuitstaanbaar. Ik reed geen auto, probeerde vegetarisch te eten, in elk geval flexitarisch. Dan kreeg ik te horen: “We zagen je wel náást iemand in de auto zitten.” En: “Soms eet je dus wél vlees.” Pas veel later, in de jaren negentig, begreep ik het. Sindsdien reageer ik als volgt: “Maar als jij nu ook alleen maar meerijdt en maximaal één keer in de week vlees eet, hebben wij het probleem opgelost.” Geen universele dogma’s dus, maar geschaalde proportionaliteit. Doen wat in een specifieke situatie het besteen juiste is.
Dat René vliegt, op krokodillenleren laarzen loopt, het bovendien ontzettend leuk vindt om mensen op te naaien – natuurlijk is dat zo. Dat hij ook wel een beetje zwak is – dat kan. Maar de crux is proportionaliteit. Op micropolitiek niveau eet ik flexitarisch. Af en toe een stukje vlees, maar ook soms veganistisch. Ik vlieg zo weinig mogelijk, reis altijd met het OV. Op mesopolitiek niveau zet ik me in voor ecosociaal onderwijs en integrale zorg. Ik geef al decennialang colleges en lezingen over ecologie en schrijf er boeken over. Op macropolitiek niveau steun ik organisaties zoals Urgenda en Milieudefensie.
Ten Bos: ‘Ik ben minder activistisch dan Henk en meer melancholisch. Ik word zeer droevig als ik door de polders bij mij in Nijmegen loop en wat daar nog leeft vergelijk met wat er dertig jaar geleden leefde. Ik erken wel dat de morele kant van dit soort zaken belangrijk is. Ik hoop ook wel dat mensen nadenken over de consequenties van hun handelen. Zelf reis ik stad en land af om mijn verhaal te vertellen, vaak onbezoldigd. Ik ben zelfs bedreigd vanwege kritische stukken die ik over boeren heb geschreven. Ik douche kort en eet geen vlees. Mensen horen dat soort dingen graag, maar ik vind dat oninteressant.’
Waarom dat niet meer etaleren? Omdat we, zoals Henk Oosterling zegt, relationele wezens zijn, is de kans groot dat mensen het goede voorbeeld van een vooraanstaand filosoof volgen.
Ten Bos: ‘Door de keuzes die jij en ik toevallig maken, moeten we niet gaan denken dat wij beter zijn dan anderen. Rutger Bregman onderscheidt goede en slechte mensen. Maar ik leef niet graag in een samenleving waarin mensen op morele basis anderen gaan vertellen wat ze moeten doen. Dan volgt er een burgeroorlog.’
Is dat niet vanuit een te individualistisch, competitief mensbeeld gedacht? Hoezo krijg je oorlog als mensen samen discussiëren over de moraal? Vanuit een relationeel mensbeeld gezien kun je zelfs beargumenteren dat het de vrede ten goede komt. Zullen mensen niet eerder de heersende moraal onderschrijven als ze samen kunnen bepalen wat het goede leven is?
Ten Bos: ‘Ik heb de grote ethici altijd begrepen als denkers die de lont uit het kruitvat dat moraal heet willen halen. Daarom wilde iemand als Bentham de ethiek verwetenschappelijken. Of kwam Kant met een door-gerationaliseerde alsof-ethiek. Als je het mij vraagt, komen morele verplichtingen uit de lucht vallen; ze overvallen je, bijna als dieven in de nacht. Maar ze representeren geen waarheid. Dat is natuurlijk een les van Nietzsche, maar ik denk dat Henk dat met proportionaliteit bedoelt.’
Henk Oosterling (1952)
1985-2018 – Hoofddocent aan de Erasmus Universiteit, onder andere colleges ecofilosofie.
2000 – Radicale middelmatigheid
2004 – Rotterdam Vakmanstad Skillcity: ecosociaal leerplan van basisschool tot hbo
2005 en 2008 – integrale gebiedsplannen gericht op sociale duurzaamheid in Rotterdam
2009 – Woorden als daden
2013 – ECO 3. Doen denken
2019 – Verzet in ecopanische tijden
René ten Bos (1959)
2000 – Hoogleraar filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, waar hij onder meer colleges duurzaamheid en antropoceen geeft.
2008 – Het geniale dier
2017 – Dwalen in het antropoceen
2018 – Het volk in de grot
2019 – Extinctie
2020 – Meteosofie
Beeld: Robin Utrecht, Ramon van Flymen / Hollandse Hoogte