Is het belangrijk om te weten of een verhaal ‘waargebeurd’ is? Voor de Franse denker Roland Barthes zou het er niet toe doen.
Jannah Loontjens bespreekt de filosofen die haar aan het denken hebben gezet
Fotografie: Martin Dijkstra
Het is nu bijna niet meer voor te stellen dat in de jaren tachtig en negentig autobiografische literatuur minder serieus werd genomen dan ‘echte’ literatuur. Echte schrijvers schreven niet over zichzelf; die putten uit hun verbeelding, voorstellingsvermogen, fantasie en intellect, was de heersende opvatting. Ik kan me nog goed herinneren hoe dominant dit idee was, onder studenten, maar ook onder critici van dagbladen. Je zou kunnen zeggen dat we destijds nog in de ban waren van Roland Barthes’ theorie dat het leven van de auteur van geen belang was voor het begrip van een tekst.
In 1968 verscheen Barthes’ beroemde essay ‘De dood van de auteur’, waarin hij betoogt dat de lezer uiteindelijk de betekenis van een tekst bepaalt, niet de schrijver. De Franse literatuurtheoreticus wilde van het idee af dat de schrijver een tekst voedt, alsof het leven van de schrijver een bron is waaruit de tekst ontspruit. De schrijver bestaat niet eerst en daarna de tekst, meende Barthes, maar de schrijver wordt op hetzelfde moment geboren als de tekst.
Met de tekst creëert de schrijver een verhaal en een beeld van zichzelf en de wereld dat niet bestond vóór hij de tekst schreef en dat de schrijver ook niet geheel in de hand heeft. Ergens ben ik het nog altijd met deze opvatting eens, maar tegelijkertijd verzet ik me tegen het scheiden van literatuur en de wereld waarin die tot stand komt.
Verzinsels
Als schrijver gebruik je voortdurend indrukken die je opdoet. In de periodes waarin ik aan een roman werk, kan alles materiaal zijn. Ik kan een gesprek voeren met een vrouw op straat en het later nuttig vinden voor een mannelijk personage dat thuis aan de telefoon zit met zijn zus. Uiteindelijk heeft het weinig meer met de eerste vindplaats van de inspiratie te maken. Is dit dan toch autobiografisch?
Je zou ook je verbeelding, fantasie en verzinsels autobiografisch kunnen noemen. In die zin ontkomt geen enkel boek aan het etiket ‘autobiografisch’ en is alle literatuur persoonlijk. Om de vraag te kunnen beantwoorden of een boek werkelijk autobiografisch is of niet, zou je een duidelijk antwoord moeten hebben op de vraag wie de ‘ik’ is die vertelt. Barthes heeft gelijk als hij stelt dat het ‘ik’ van de schrijver tijdens het schrijven in een ander ik verandert, de toon verandert, de stemming, het taalgebruik.
De beroemde regel van de dichter Rimbaud ‘Je est un autre’ is dan ook het duidelijkst voelbaar tijdens het schrijven. Tijdens het schrijven wordt de ‘ik’ fictief; de schrijver creëert personages en leeft zich als een acteur in de verschillende rollen in. Maar dan nog, ook deze fictieve ‘ikken’ zijn gevormd door een leven, een achtergrond, een werkelijke wereld die eveneens nieuwsgierigheid wekt. Als ik De vegetariër van Han Kang lees, voegt het voor mij wel degelijk iets toe om te weten dat zij in het huidige Zuid-Korea woont. Een boek is geen geïsoleerd product, het is deel van de wereld waarin we leven.
De interesse in de biografische dimensie binnen de literatuur is te vergelijken met de toevoeging ‘gebaseerd op een waargebeurd verhaal’ in de aftiteling van een film. Hoewel deze toelichting weinig aan het werk zelf verandert, zorgt dit toch voor een mysterieuze tuimeling in het denken, waardoor de film vaak een onevenredige meerwaarde wordt toegekend. Wat er precies met dat ‘waargebeurde’ wordt bedoeld doet er niet echt toe. Dat die waarheid gebaseerd is op een verhaal van iemand die uit zijn onbetrouwbare geheugen put, en dat die vervolgens door de scenarioschrijver is aangepast en nog vele metamorfosen heeft moeten doorgaan, maakt evenmin uit. Zelfs mensen die zich hiervan bewust zijn en de waarheid met een korreltje zout nemen, zullen niet ongevoelig zijn voor de toevoeging ‘waargebeurd’.
Dit geldt net zo voor boeken. Als tegenwoordig een boek autobiografisch genoemd wordt, wekt dit een nieuwsgierigheid die wordt aangestuurd door een hang naar echtheid. Waarom we vandaag de dag nieuwsgieriger zijn naar de werkelijkheid buiten het boek dan voorheen blijft een lastige vraag. Misschien omdat onze wereld verwarrender is? Omdat er minder heldere verhalen of zuilen zijn om bij te schuilen? Misschien willen we ons aan literatuur kunnen spiegelen, onze opvattingen kunnen scherpen aan die van de schrijver?
Schrijversleven
Barthes schreef met ‘De dood van de auteur’ ten eerste een antiautoritair essay. Hij bestreed de opvatting dat de auteur het genie is dat ons inzichten levert of de autoriteit is die de tekst met zijn visie vormgeeft. Hij benadrukte dat het niet zozeer de intentie van de schrijver is, maar de taal op zich die betekenissen genereert en dat iedere lezer de woorden op een eigen manier duidt. ‘Het is de taal die spreekt, niet de auteur’, schreef Barthes.
Hij zag het lezen als een productieve handeling; een tekst ontstaat met elke lezing steeds op een andere manier. ‘De geboorte van de lezer’, meende Barthes, ‘moet worden betaald met de dood van de Auteur.’ Ik ben het met Barthes eens dat een verhaal bij verschillende mensen andere gevoelens en gedachten oproept en in verschillende periodes anders wordt begrepen. Wat beslist betekent dat de auteur niet zomaar een enkele, stabiele boodschap de wereld in stuurt met het publiceren van een tekst.
Hoe een tekst begrepen wordt, hangt ook vaak samen met de historische periode waarin de lezer zich bevindt, de achtergrond en opvattingen van de lezer zelf. Dit geldt evenwel net zo goed voor de schrijver; ook zij leeft niet buiten de geschiedenis. De context van het schrijversleven laat sporen achter in de tekst; de nieuwsgierigheid naar die sporen is ook een nieuwsgierigheid naar leven, naar de wereld en het ontstaan van literatuur. Barthes heeft gelijk als hij zegt dat er niet zomaar één onderliggende betekenis is die samenvalt met de intentie van de auteur, maar hij wordt net iets te rigide als hij de ideeënwereld of het leven van de auteur totaal van tafel veegt.
Het schrijversleven verandert door het verschijnen van de roman, het leven wordt in het licht van het boek geplaatst en ziet er daardoor ineens anders uit. Je kunt nooit helemaal tot het leven vóór het boek doordringen – ook daarin geef ik Barthes gelijk. Bovendien wordt ook dit leven, net als het boek, door iedere lezer anders begrepen. Misschien kunnen we daarom stellen dat de auteur niet zozeer dood is, maar dat het schrijversleven zelf ook een tekst wordt die op verschillende manieren gelezen en begrepen kan worden.