Home Barthes was altijd verliefd

Barthes was altijd verliefd

Door Jannah Loontjens op 25 maart 2019

Cover van 04-2019
04-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Jannah Loontjens is bepaald niet voor het eerst verliefd, en toch gelooft ze opnieuw dat deze keer heel anders is. Roland Barthes beschrijft deze en andere illusies van verliefde uilskuikens.

Sommige mensen schijnen vrijwel nooit verliefd te worden. Dat kan een gemis zijn, maar ook een zegen. Mij heeft die dwaze geestestoestand juist behoorlijk vaak bedwelmd. Verliefdheid zou je een onvrijwillige vorm van intoxicatie kunnen noemen, een dronkenschap zonder nuttiging van enig stimulerend middel. Gratis, maar onbeheersbaar. Verliefdheid is een verstandsbegoocheling en misschien juist daarom wel het tegendeel van de filosoferende geest, die de dingen helder wil kunnen analyseren.

Dit neemt niet weg dat veel filosofen over de liefde hebben geschreven, over relaties, erotiek, trouw en ontrouw, maar Roland Barthes heeft als geen ander specifiek de verliefdheid in kaart gebracht. In zijn boek Uit de taal van een verliefde beschrijft Barthes fragmentarisch en obsessief, het in zichzelf mompelen van de verliefde imiterend, de verschillende kanten van deze bizarre zielsgesteldheid.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Afknapper

Ik hou van verliefd zijn, ik haat verliefd zijn. Ik hou van de intensiteit die de kleinste momenten vaart geeft en alles in een opwindende stroomversnelling brengt. Toch kan het ook de afschuwelijkste toestand denkbaar zijn. Vooral op de momenten dat de verliefdheid niet, of maar half, beantwoord wordt. Verlegenheid, schaamte, gevoelens van minderwaardigheid worden in razend tempo afgewisseld met euforische zelfoverschatting en hoopvolle ingevingen, elk houvast valt weg. Barthes besteedt gelukkig veel aandacht aan die onthutsende en kwellende kanten van verliefdheid.

Verliefdheid wordt door willekeur geregeerd, vindt Barthes. De verliefde kan in elk toevallig woord of klein gebaar een symbolische betekenis zien; hij kan zich kortstondig in gekke obsessies verliezen die enkel voor hemzelf invoelbaar zijn. Of hij kan juist vast komen te zitten in een aanhoudende dwangvoorstelling, achtervolgd door een beeld dat zich tot vervelens toe herhaalt. Om aan deze onlogische structuur recht te doen besloot Barthes ook zijn eigen analyses volgens een ‘absoluut betekenisloze volgorde’ te structureren.

Dat werd de volgorde van het alfabet. Houvast zoeken in een structuur als het alfabet kenmerkt Barthes’ overgang van structuralist naar poststructuralist; er is structuur, maar die is tegelijkertijd inwisselbaar. Het boek begint met het lemma ‘aantasting’ en eindigt met ‘zwerven’. Met ‘aantasting’ bedoelt Barthes het moment waarop je een imperfectie in je geliefde ontdekt. Ik moet hierbij denken aan een verhaal van een vrouw die tot over haar oren verliefd was, maar van de ene op de andere dag op de man was afgeknapt. Dit kwam door de manier waarop hij een plastic tas had gedragen. De wijze waarop hij zijn hand hield en het tasje liet bungelen stootte haar plotseling vreselijk af. Dat de reden van de afknapper zo futiel is, maakt dit verhaal geestig, maar het raakt ook de kern van wat die aantasting inhoudt.

Het gaat hier om een moment waarop je ontdekt dat je geliefde eigenlijk ook maar een gewoon mens is. Zoals Barthes schrijft is de ander plotseling ‘verwikkeld in de banaliteit van de sociale wereld’. Zelf knapte ik ooit op een man af toen ik zag dat hij in zijn slaapkamer een ingelijste reproductie van Van Goghs Sterrennacht had hangen. Beklemmend burgerlijk, vond ik. Het lemma ‘aantasting’ had van mij trouwens ook wel ‘afknapper’ mogen heten; het gekke aan zo’n moment is immers hoe een kleine observatie het gevoel plotseling kan doen veranderen. Van het ene op het andere moment is het vuur gedoofd.

Zo’n afknapper kan ook door een derde worden veroorzaakt. Barthes schrijft dat een vriend ooit tegen hem zei dat hij vond dat hij ‘een uitstekende relatie’ had. Die woorden stonden Barthes tegen: ‘Het kwam opeens van buitenaf en banaliseerde, door de conformistische formulering, het bijzondere van de verhouding.’
 

Chaos

Barthes springt van de ene associatie naar de andere, geeft voorbeelden uit de literatuur en de filosofie, soms parafraserend, soms citerend. De namen van de denkers en schrijvers naar wie hij verwijst staan in de kantlijn. Soms is het niet helemaal duidelijk welk stuk precies van wie afkomstig is, maar deze verwarring past goed bij dit chaotische boek. De chaos weerspiegelt bovendien de staat van de verliefde, waarin elke redelijke orde volgens Barthes zoekraakt.

De lemma’s gaan niet enkel over de gevoelens van de verliefde, maar ook over hoe hij of zij op anderen overkomt. Zo komt de smachtende afhankelijkheid van de verliefde, die zich bijvoorbeeld uit in het volhardende wachten op een telefoontje, volgens Barthes op anderen over als een vernederende onderwerping. Voor de verliefde zelf is dit wachten evenwel het belangrijkste levensdoel geworden.

En natuurlijk schrijft hij over jaloezie. Dat jaloezie bij verliefdheid hoort, dat jaloersheid de verliefde tot waanzin kan drijven en de ander juist kan afstoten. Barthes concludeert: ‘Als jaloerse man lijd ik viermaal: omdat ik jaloers ben, omdat ik mezelf verwijt dat ik jaloers ben, omdat ik bang ben dat mijn jaloezie de ander pijn doet, omdat ik me laat onderwerpen aan een banaliteit: ik lijd omdat ik word uitgesloten, agressief ben, gek en gewóón ben.’
 

Zwerven

Ik zei het al: ik ben vaak verliefd geweest. Vooral als tiener leefde ik van de ene verliefdheid naar de andere. En toch beleefde ik elke verliefdheid als uniek. Ook nu ben ik verliefd en geloof ik oprecht dat het deze keer anders is dan alle voorgaande keren. Volgens Barthes is dit een illusie die we onszelf voorhouden; als je verliefd bent verander je in een uilskuiken. ‘Wat is er nu dommer dan een verliefde?’ vraagt hij. ‘Net als de ezel van Nietzsche zeg ik in het domein van mijn liefde overal ja op. Ik hou koppig vol, weiger iets te leren, gedraag me voortdurend hetzelfde; mij kun je niet opvoeden.’

Verliefdheid is een schimmenspel waarmee we onszelf maar al te graag misleiden. We gedragen ons alsof het verlangen ons de weg wijst naar een ultiem geluk, alsof het uniek is en voor altijd, een bedwelming die nooit kan eindigen. En tegelijkertijd weten we maar al te goed dat het eindig is, en – erger nog – dat we ons op zo’n zelfde bezeten manier op een ander kunnen gaan richten. Dat zulke vurige gevoelens een zekere inwisselbaarheid hebben maakt verliefdheid enigszins belachelijk.

Of, zoals Barthes schrijft: ‘Het heeft iets komisch.’ Barthes bekent dat hij niet kan ‘ophouden te zwerven (te beminnen)’. Hij lijkt niet op zoek naar iets blijvends, maar viert, ondanks de kwellingen, juist de opeenvolgende verliefdheden. Hij geeft geen raad hoe je ermee om moet gaan, noch schrijft hij over de volgende fasen van de liefde, die toch ook de moeite waard zijn, maar blijft bij die ene pas ontvlamde staat.

Met dit zwalkende boek heeft hij misschien vooral zijn eigen reeks aan verliefdheden willen duiden. Een heldere conclusie of filosofisch inzicht valt er niet uit te destilleren. Het boek hinkelt en springt en verliest zijn evenwicht. Maar toch, in de beste literatuur vertellen de heel persoonlijke observaties juist iets over ervaringen in het algemeen, en zo valt er in dit boek veel te herkennen. Als lezer hoef je niet bij het begin te beginnen, je hoeft het boek evenmin uit te lezen. Je kunt erin bladeren, of als in een encyclopedie op zoek gaan naar de obsessie die jou op dat moment beheerst.