Home Klassieke Oudheid De islam verlicht, geloof je het zelf?
Klassieke Oudheid Niet-westerse filosofie

De islam verlicht, geloof je het zelf?

Door Gerko Tempelman op 26 juni 2019

De islam verlicht, geloof je het zelf?
Cover van 07/08-2019
07/08-2019 Filosofie magazine Lees het magazine


Filosoof en theoloog Gerko Tempelman krijgt de vraag wekelijks: is de islam toe aan een verlichting? Hij analyseert vier totaal verschillende antwoorden op die vraag.

In de afgelopen jaren gaf ik vele cursussen over de filosofische traditie van de islam. Steevast kreeg ik de vraag: ‘Is de islam niet toe aan een verlichting?’ Een terechte vraag. Want het woord ‘verlichting’ lijkt veel in zich te hebben wat westerse culturen onderscheidt van islamitische. Scheiding van kerk en staat, rationaliteit, wetenschap en vrijheid van denken, het zijn typische verlichtingstermen, maar geen begrippen die vaak met islamitische culturen worden geassocieerd.

In dit stuk pak ik de handschoen op. Is de islam toe aan een verlichting? Verschillende perspectieven komen voorbij, die ik kritisch behandel. En passant sta ik stil bij wat die term ‘verlichting’ precies inhoudt, want daar hangt nogal wat van af.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

1​. De islam heeft de verlichting al gehad

Op een nacht werd de machtige heerser al-Ma’mun wakker. Iets had hem opgeschrikt. Maar het was stil en donker in zijn paleis in Bagdad. Hij keek de ruimte rond. Niets. Of toch – daar, in de hoek. Er stond een stoel. Er zat iemand op. Toen al-Ma’muns ogen gewend raakten aan het donker zag hij dat het een man was. Borstelige wenkbrauwen, een kaal hoofd. ‘Wie ben je?’, vroeg al-Ma’mun, meer verbaasd dan bang. Het duurde even voordat hij antwoord kreeg. ‘Ik ben Aristoteles.’

Aristoteles! De grote Griekse wijsgeer. De man die boeken schreef die de wetenschappelijke traditie diepgaand hebben beïnvloed. Al-Ma’mun ging rechtop in zijn bed zitten.

– ‘O grote filosoof’, begon hij, ‘mag ik wat vragen stellen?’
– ‘Vraag maar.’
– Al-Ma’mun dacht even na. ‘Wat is het goede?’
– ‘Datgene wat het verstand als goed aanmerkt.’
– ‘En daarna?’, vroeg al-Ma’mun door.
– ‘Datgene wat de religieuze wet goed verklaart.’
– ‘En daarna?’
– ‘Datgene wat de massa als goed bestempelt.’

Voor al-Ma’mun het in de gaten had, was de gestalte weer verdwenen. De rest van de nacht kon al-Ma’mun de slaap niet meer vatten. Wat had dit bezoek te betekenen?

Al-Ma’mun heerste van het jaar 813 tot zijn dood in 833. Hij was de leider van het Abbasidische kalifaat: een machtige dynastie die heerste over het Arabische Rijk, een van de grootste rijken die de wereld ooit heeft gezien. Net als veel van zijn voorgangers investeerde al-Ma’mun enorme sommen geld in de wetenschap. De schatrijke hoofdstad Bagdad bezat vanaf haar stichting vele bibliotheken, boekenmarkten en scholen.

De stichting van Bagdad in het jaar 750 was het begin van wat ‘de Gouden Eeuwen van de islam’ wordt genoemd. De stad bracht eeuwenlang de grootste wetenschappers, ingenieurs, kunstenaars en leiders ter wereld voort. En Bagdad was het decor van een koortsachtige wetenschappelijke vertaalbeweging. Met name de Grieks wetenschap vond gretig aftrek. In honderdvijftig jaar werd het gehele Griekse wetenschappelijke corpus vertaald in het Arabisch. Men zegt dat de honger van het Abbasidische kalifaat naar kennis zo groot was, dat de uitwisseling van wetenschappelijke boeken regelmatig een belangrijke rol speelde in de vredesonderhandelingen met aartsvijand Byzantium.

Tekst loopt door onder afbeelding

Het vertaalwerk van al die boeken was een hele klus en alle hulp was welkom. In de beroemde ‘School van Bagdad’ bijvoorbeeld werkten Arabieren, Syrische christenen, joden en Perzen gebroederlijk samen aan de monsterklus. Godsdienstige verschillen werden breed bediscussieerd, maar er was lange tijd sprake van een hoge mate van religieuze tolerantie. Op voorwaarde van het betalen van een speciale belasting (dat wel) konden joden, christenen en zoroastriërs uit Perzië heel goed carrière maken in Bagdad.

Niemand weet of al-Ma’mun echt droomde dat Aristoteles aan zijn bed stond. Maar dit verhaal werd breed verspreid in Bagdad als propaganda voor al zijn beleid. Net als Aristoteles geloofde al-Ma’mun dat je altijd als eerste je intellect moet gebruiken. Vanuit die instelling werd in de Gouden Eeuwen van de islam de algebra uitgevonden, het getal 0 geïntroduceerd in de wiskunde en de omtrek van de aarde en de lengte van een zonnejaar verbluffend accuraat benaderd. Er was wetenschappelijke vooruitgang, rationalisme en religieuze tolerantie – kortom, er was sprake van verlichting.

2. De verlichting heeft in de islam niet doorgezet

Maar dat was toen. Terug naar nu. Wat is er nog over van zo’n verlichte islam? Is er nog iets te merken van die Gouden Eeuwen vandaag de dag? Velen denken van niet. Vaak wordt daarbij een verklaring gegeven. Ayaan Hirsi Ali doet dat bijvoorbeeld. In navolging van een invloedrijk idee van de Amerikaan Neil deGrasse Tyson wijst Hirsi Ali in haar laatste boek Ketters één denker aan als schuldige voor de afname van rationaliteit in de islam: al-Ghazali (1058-1111).

Al-Ghazali is nog steeds een grote inspiratiebron voor miljoenen moslims. Hij is vooral beroemd vanwege zijn aandacht voor de spirituele traditie van de islam. Maar al-Ghazali was ook zeer kritisch over de pretenties van de Grieks-geïnspireerde wetenschap. In een scherpe aanval stelde hij dat de wetenschappelijke methode onvolledig was, omdat deze gebaseerd is op het onbewijsbare principe van oorzaak en gevolg. Zelf geloofde al-Ghazali dat elke verandering in de wereld niet het resultaat is van natuurwetten, maar van het rechtstreeks ingrijpen van Allah zelf.

Hoewel het wat rigoureus is om de neergang van een hele wetenschappelijke traditie aan één denker toe te schrijven, blijft de vraag: hoe kan het dat de islamitische wetenschappelijke bloei na een duidelijk hoogtepunt weer is afgenomen? In talloze boeken komen talloze verklaringen voorbij. Dat de Mongoolse strijders de bibliotheken van Bagdad in de brand staken, hielp bijvoorbeeld niet. Maar ook de pest wordt genoemd, politieke ontwikkelingen in het Ottomaanse Rijk en het latere Europese nationalisme. Allemaal logische redenen, maar geen daarvan lijkt op zichzelf afdoende verklaring te geven.

Daar komt nog bij: is verlichting niet meer dan alleen wetenschappelijke vooruitgang, rationalisme en tolerantie? Is verlichting niet ook vrijheid van denken? En schort het daar niet aan in de islamitische wereld? De socioloog Toby Huff mengde zich in de jaren negentig in het debat. Ook hij zocht een verklaring voor wat hij zag als een afname van wetenschap in het islamitische denken. Volgens Huff heeft het te maken heeft met hoe de islam als religie functioneerde – in ieder geval in de Gouden Eeuwen van de islam. Zijn theorie is omstreden, maar raakt aan veel van de veronderstellingen rondom de vraag naar een verlichte islam.

Volgens Huff is er één ding dat de wetenschappelijke traditie in Bagdad niet voortbracht, en de latere westerse wetenschappelijke traditie wel: universiteiten. Sinds de eerste universiteiten in Europa in de elfde en twaalfde eeuw ontstonden, wordt er door groepen studenten en docenten doorlopend gediscussieerd over de universiteit zelf. De maagdenhuisbezettingen staan in een lange traditie. En zo werden universiteiten plekken waar de rechterlijke en kerkelijke macht maar moeilijk vat op kregen.

Meetlat

Nou had je in het Bagdad van de Gouden Eeuwen wel bibliotheken. En je had madrasa’s, waar godsdienst- en wetsonderwijs plaatsvond. Maar er waren geen plekken die de institutionele onafhankelijkheid hadden van Europese universiteiten. Want het rationele denken, los van de toepassing ervan op de islamitische wet en theologie, werd gevaarlijk gevonden door de oelema, de belangrijkste islamitische geleerden uit die tijd. En dus kon de islamitische wetenschappelijke traditie niet verder groeien, stelt Huff. Met andere woorden: er was geen vrijheid van denken.

Wetenschappers als George Saliba hebben veel kritiek op deze redenering. Slaat Huff het belang van de westerse universiteiten voor de groei van wetenschap niet veel te hoog aan? Werd het vrije denken door middeleeuwse christenen in Europa niet met precies zoveel argwaan bekeken? En bovenal: op basis waarvan denkt Huff het westerse denken als meetlat te mogen gebruiken voor andere wetenschappelijke tradities? Op de achtergrond speelt de vraag mee: wat betekent het om verlicht te zijn? En is het mogelijk dat er andere manieren bestaan om verlicht te zijn?

3. Een islamitische verlichting is momenteel aan de gang

‘Stel nou dat het waar is dat de islam een verlichting nodig heeft’, zegt Reza Aslan, een mediagenieke Amerikaanse godsdienstwetenschapper met Iraanse wortels. ‘Hoe zouden we zo’n verlichting dan kunnen herkennen?’ Wie weet hoe een verlichting eruit ziet? Wisten, zogezegd, mensen uit de Europese verlichting zelf dat er een verlichting bezig was? Misschien een beetje. De verlichtingsfilosoof Leibniz verklaarde ‘aan het eind van deze eeuw hebben de dingen een nieuw aangezicht gekregen’ – maar hoe precies, dat wist hij niet. En dus vraagt Aslan verder: ‘Zouden we een islamitische verlichting wel herkennen als deze plaatsvindt?’

Overigens heeft Aslan het in deze redenering vooral over reformatie, in plaats van verlichting. Volgens hem was de Europese reformatie vooral een individualiseringsbeweging. De reformatie draaide om de vraag wie mag bepalen wat geloven is: een instituut (zoals de kerk) of het individu? In de reformatie wordt de kiem gelegd voor de individualisering die later in de verlichting verder werd uitgewerkt. Ik denk daarom dat wat Aslan over reformatie zegt, ook toepasbaar is op de vraag naar een islamitische verlichting. En specifiek focust dit derde perspectief dus ook op individualisering als belangrijk verlichtingskenmerk.

Tekst loopt door onder afbeelding

Stel dat we een islamitische verlichting of reformatie zouden vergelijken met de reformatie in het Westen, gaat Aslan verder. Waaraan kun je die dan herkennen? Zijn antwoord: aan geweld. Echte veranderingen gaan niet zonder slag of stoot. Een toename van bloedvergieten laat zien dat er wat gaande is. Onderhuids, moeilijk waarneembaar, maar ontegenzeggelijk. Volgens Aslan is dat precies wat er vandaag de dag op veel plekken in het Midden Oosten te zien is.

Als Aslan door het geweld in de islamitische wereld heen kijkt, ziet hij een bekend patroon. Het is de klassieke reformatievraag: wie mag bepalen wat geloven is? Extremisten als Bin Laden eigenen zich het recht toe om te bepalen waar de islam voor staat. Ze nemen de vrijheid om dat te doen, los van alle bestaande instituten en organisaties. Iemand als Bin Laden was een hyperindividualist. Hij bepaalde zelf hoe hij de islam interpreteerde en trok zich niets aan van de mening van de oelema, de verzamelnaam voor islamitische geleerden. En hoe afkeurenswaardig gewelddadig hij ook was, Osama Bin Laden ontworstelde zich, net als Calvijn en Luther aan een religieuze structuur die hem vertelt wat hij moet geloven. Bin Laden speelde een belangrijke rol in de individualisering van de islam, zo denkt Aslan. De kiem van verlichting wordt zichtbaar. Moslims worden individualistischer. Ze laten de hiërarchische structuren los. Bij extremisten is dat het meest zichtbaar. Maar de trend is veel breder, zo denkt Aslan.

Aslans theorie is controversieel en moeilijk te falsificeren. En ook deze theorie roept de gedachte op: wat zeg je eigenlijk, als je zegt dat de islam toe is aan een verlichting? Als het een individualiseringsproces is, dan kan het volgens Aslan dus ook extreme uitwassen hebben. Of is het dan niet meer verlicht? Zouden extremisten zichzelf rationeel vinden?

4. De islam hoeft niet verlicht te worden

Er is een beroemd verhaal uit de islamitische filosofische traditie over de verhouding tussen rationaliteit en religie, en tussen geloven en weten. Het is een Robinson-Crusoë-meets-Tarzanverhaal en het gaat als volgt.

Er was eens een man die van kinds af aan opgroeide op een onbewoond eiland. Hij wordt Hayy ibn Yaqdhan genoemd – ‘Zoon van de levende’, maar wie zijn ouders waren weet hij niet. Hij wordt gezoogd door een gazelle. Met vallen en opstaan weet hij zich staande te houden in de ongerepte natuur. Zijn intelligentie en nieuwsgierigheid helpen hem erbij.

Hij ontdekt al vroeg dat hij anders is dan de gazelles. Zo heeft hij bijvoorbeeld geen hoorns. Dus ontwikkelt hij verschillende gereedschappen. Ook vindt hij uit hoe hij vuur moet maken. Als zijn moeder, de gazelle, overlijdt, probeert hij haar te repareren met zijn gereedschappen, waardoor hij veel kennis opdoet van hoe organismen werken. Na het onderzoeken van planten en dieren, begint hij te filosoferen over de wereld als geheel, de sterren en de planeten. En langzaam maar zeker, doet hij steeds meer kennis op. Gewoon, door goed te kijken en helder na te denken. Zo concludeert hij dat er een God moet zijn, en zelfstandig ontwikkelt hij zijn eigen godsdienst.

Op een dag arriveert er een mysticus op het eiland: Asal. Asal is een wijs en ontwikkeld man die had besloten zich terug te trekken uit de mensenwereld om zich ongestoord op het goddelijke te kunnen richten. Als ze elkaar ontmoeten, leert Hayy van Asal zijn eerste mensentaal. Als ze beetje bij beetje in gesprek raken, blijkt dat al hun kennis naadloos overeenkomt. Hayys inzichten over de natuur, en zelfs zijn methode van aanbidden, vallen samen met de islamitische godsdienst van Asal. Hayy blijkt in staat te zijn geweest om de kennis die Asal uit boeken leerde, op eigen houtje te verwerven.

Met dit verhaal verkondigt de schrijver ibn Tufayl (1105-1185) een opvatting die haaks staat op de overtuigingen in de moderne, westerse wereld. Ibn Tufayl stelt dat wetenschap en geloof prima kunnen samenvallen. Rationaliteit en religie zijn geen tegenpolen, zegt Tufayl hier, maar twee kanten van dezelfde medaille. Andersom gezegd: islamitische filosofen als ibn Tufayl (maar ook al-Ghazali) zien zichzelf als volstrekt rationeel denkende mensen. En daarmee zouden ze kunnen zeggen: ‘We zijn altijd al verlicht geweest’.

Het draait hier om de vraag wat rationaliteit is. Vanaf de Europese verlichting is de term onderdeel van een tegenstelling. Want in de verlichting ontworstelde de mens zich met behulp van het zelfstandig denken aan godsdienstige kaders. Sapere aude, zegt verlichtingsfilosoof Immanuel Kant: denk zelf! En zo werd het moderne westerse denken seculier. Vrij van godsdienst. Objectief en neutraal. Of in ieder geval zo objectief en neutraal mogelijk. Oftewel: verlicht.

Altijd al verlicht

Maar deze opvatting van rationaliteit kom je lang niet overal tegen, stelt filosoof Julian Baggini in zijn nieuwste boek Hoe de wereld denkt (zie ook pagina 48). n veruit de meeste andere denktradities staat rationaliteit niet tegenover, maar naast religie. Religie is niet irrationeel. Religie is hoogstens een andere manier om bij dezelfde, ook rationeel te vinden conclusies uit te komen. Dat blijkt uit het verhaal van Hayy en het blijkt uit het islamitische denken als geheel. De islam hoeft niet verlicht te worden – het is altijd al een verlichte, rationele godsdienst geweest.

Het is precies hoe de islam zich in de geschiedenis vaak probeerde te onderscheiden van het christelijke denken. Want waar er in het christelijke denken concepten voorkomen die rationeel niet uit te leggen zijn (de drie-eenheid bijvoorbeeld) liet de islam zich erop voorstaan een zuiver rationele religie te zijn. Misschien is dat waarom het westerse denken rationaliteit ging formuleren als tegenhanger van religie. Maar het is de vraag of die tegenstelling aan de orde is in andere culturen. Wie zich dit niet realiseert, begrijpt het islamitische denken niet. Beter gezegd: wie zich dit niet realiseert, begrijpt alleen het westerse denken. Een te eenzijdig perspectief, juist voor verlichte mensen.

Slechts degene die onder de term ‘verlichting’ het ‘ontworstelen aan religie’ verstaat, kan stellen dat al-Ghazali in z’n eentje de islamitische wetenschap de das om deed. Alsof al-Ghazali moest kiezen: of religie, of rationaliteit. Maar, zo benadrukt bijvoorbeeld de filosoof Frank Griffel, al-Ghazali is óók degene die ervoor zorgde dat het filosofische denken werd toegepast op de theologie van zijn tijd. En de venijnige kritiek die al-Ghazali geeft op de wetenschap is niet gestoeld op een theologisch argument, maar op een van de meest verlichte redeneringen uit de geschiedenis – een argument dat de verlichtingsfilosoof David Hume na hem precies zo ontwikkelde en dat Immanuel Kant, naar eigen zeggen deed ontwaken uit zijn ‘dogmatische sluimer’.

Als wat we verstaan onder ‘verlichting’ te maken heeft met een rationele benadering van de werkelijkheid, dan moeten we ons realiseren dat de meeste islamitische denkers zich altijd al verlicht hebben gevonden. En als wat we verstaan onder ‘verlichting’ te maken heeft met het afzweren van religie, dan moeten we ons afvragen of we niet een te nauwe definitie hanteren van wat verlichting is.

​Tussen twee uitersten

In het boek Filosoferen in de islam? van Souleymane Bachir Diagne worden twee uitersten geschetst waartussen de vraag naar een islamitische verlichting zich afspeelt. Het ene uiterste is islamitisch fundamentalisme zoals dat bij moslimextremisten voorkomt. Daar heerst een ideologie die wars lijkt van eerder genoemde verlichtingselementen. Het andere uiterste is verlichtingsfundamentalisme: een misschien wel net zo ongenuanceerde verheerlijking van de moderne westerse verlichting, dat zichzelf ten voorbeeld stelt aan alle andere culturen en tradities ter wereld.

De filosofie zou tussen beide uitersten in moeten staan. Dat kan als ze zich niet laat beperken tot de seculiere filosofie van het moderne westerse denken, maar ook de islamitische filosofische traditie een plek geeft. En dit is daarvoor nodig: erkennen dat religieuze tradities ook rationeel kunnen zijn. Het is een filosofie die tegen het verabsoluteren is van welke traditie dan ook, de extremistische islamitische traditie net zo goed als een traditie van verlichtingsfundamentalisme.

Natuurlijk is een islamitische verlichting mogelijk. Voor wie de islam ziet als een rationele religie, is het júíst mogelijk. En misschien is de verlichting al geweest, misschien is deze nu bezig, misschien was het er altijd al. Maar een islamitische verlichting is nooit een exacte kopie van het westerse denken. Behalve misschien als het gaat om het punt dat Leibniz maakte toen hij er onderdeel van uitmaakte: je weet nooit hoe de verlichting precies zal verlopen.