Home Dieren De filosoof en de aap | recensie
Dieren

De filosoof en de aap | recensie

Door Hans Achterhuis op 30 november 2012

aap denker mensaap filosoof
beeld Bas van der Schot
10-2007 Filosofie Magazine Lees het magazine
Als primatoloog Frans de Waal zich gaat wijden aan filosofische bespiegelingen blijkt hij oppervlakkig en maakt hij fouten.

Veel gelovigen zien het verschijnsel van de menselijke moraal als een soort godsbewijs. De biochemicus Francis Collins stelt dit bijvoorbeeld in zijn veelgeprezen boek The language of God, waaraan Piet Borst in NRC-Handelsblad (28-1-2007) een kritische beschouwing wijdde. Als wetenschapper is Collins niet de eerste de beste; hij is onder andere al jaren directeur van het Human Genome project. Collins combineert zijn wetenschappelijke wereldbeeld naar eigen zeggen moeiteloos met het christelijk geloof. Hij meent zelfs aan de wetenschap een argument voor het bestaan van God te kunnen ontlenen. Dat ligt voor hem in ‘De morele wet’, het besef van goed en kwaad dat bij alle mensen aanwezig zou zijn. ‘Hoewel dieren soms een rudimentaire vorm van moreel besef vertonen, is het echte besef van goed en kwaad voorbehouden aan de mens, denkt Collins. Omdat dit besef geen aanwijsbare evolutionaire oorsprong heeft, moet het een reflectie zijn van de speciale relatie die God met de mens is aangegaan.’

Borst besluit zijn kritische bespreking van Collins’ positie door te stellen dat het duidelijk is dat deze de ethologische studies van Frans de Waal niet gelezen heeft. Inderdaad vinden we bij De Waal veel overtuigend materiaal dat laat zien hoe onze moraal haar oorsprong vindt in het dierenrijk. Daarmee neemt De Waal tegelijkertijd afstand van de humanistische positie die de moraal als iets typisch menselijks beschouwt, dat wij ontwikkeld hebben om onze dierlijke aard te onderdrukken. Met name in zijn grote studie Van nature goed uit 1996 zet De Waal zijn ideeën hierover uiteen in discussie met onder andere het humanisme van Thomas Henry Huxley en Freud.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

In De aap en de filosoof doet De Waal dit nog eens dunnetjes over. Het enkelvoud in de Nederlandse titel verhult overigens de opzet van het boek, die in het Engels duidelijk zichtbaar is: Primates and Philosophers. Het boek bevat namelijk de tekst van de Tanner-lezingen, die De Waal in 2003 aan de Princeton Universiteit gaf met daarop het kritische commentaar van vier filosofen, die geen ‘die hard’ christenen of humanisten zijn, maar zijn basisstandpunt over de evolutionaire oorsprong van de moraal in grote trekken delen. Een reactie op deze kritiek complementeert de tekst.   

Chimpanseepolitiek

Onze voormalige landgenoot doet het goed in de publiciteit. Hij behoort volgens het weekblad Time niet voor niets tot de honderd meest invloedrijke mensen ter wereld. Die roem lijkt mij meer dan verdiend. De vroege boeken waarin De Waal de resultaten van zijn ethologisch onderzoek op een leesbare maar tevens wetenschappelijk verantwoorde wijze aan een breed publiek presenteerde, waren baanbrekend. Chimpanseepolitiek, Verzoening. Vrede stichten tussen apen en mensen en Van nature goed zijn stuk voor stuk originele en overtuigende studies. Veel wetenschappers, van evolutionaire psychologen tot filosofen maakten dankbaar gebruik van De Waals observaties om over de evolutie van de menselijke soort na te denken. Zelf heb ik dat in mijn studie Met alle geweld ook gedaan. Veel geweldmechanismen die De Waal in de door hem bestudeerde chimpanseesamenlevingen signaleerde, had ik in onze mensenmaatschappij ook aangetroffen. De hypothese dat deze een evolutionaire oorsprong hebben, was zo snel geformuleerd. In De aap in ons, dat in 2005 verscheen, draagt De Waal zelf veel materiaal aan ter ondersteuning van deze hypothese.

Zoals gezegd, wat voor menselijk geweld geldt, is ook van toepassing op de menselijke moraal. Die heeft een evolutionaire oorsprong. De ondertitel van De aap en de filosoof luidt niet voor niets: Hoe de moraal is ontstaan. Met aansprekende voorbeelden laat De Waal, net als in zijn andere boeken, zien dat primaten ‘morele dieren’ zijn. Zij kennen medeleven, en handhaven een cultuur van rang en orde, waarin van schuldgevoel en schaamte sprake is, zij wisselen giften uit en kennen een vorm van sociaal contract. Na ruzies kunnen zij zich met elkaar verzoenen, en we mogen zelf stellen dat zij in staat zijn tot het stichten van vrede.

Zoals gezegd, zijn de vier filosofen die met De Waal in discussie gaan, dit in hoofdlijnen met hem eens. Ze verfijnen zijn opstelling vooral door de belangrijke vraag van breuk of continuïteit in de evolutionaire en historische ontwikkeling van de moraal aan de orde te stellen. Peter Singer, de bekende ethicus en geestelijke vader van de dierenbevrijdingsbeweging, schrijft hiernaast vooral over dierenrechten en doet dat, zoals we van hem gewend zijn, op heldere wijze.

Robert Wright, de laatste van de vier, die al in 1994 de schitterende studie Het morele dier scheef, wordt helaas door De Waal in een kort, uit de context gerukt citaat, groot onrecht aangedaan. De Waal verwijt Wright namelijk dat deze een aanhanger zou zijn van de vernistheorie van de moraal, die in De aap en de filosoof het voornaamste doelwit van de auteur is. Deze theorie gaat ervan uit dat de moraal een dun laagje is dat door de cultuur op onze gewelddadige en slechte dierlijke natuur is aangebracht. Zoals de titel van zijn boek echter al aangeeft, is Wright eerder een voorloper van De Waal dan een aanhanger van de vernistheorie. In zijn grote studie schrijft Wright daarnaast een spannend en intrigerend hoofdstuk over ‘moreel zelfbedrog’. Het gaat hierbij om het soort ambivalente morele gedrag, dat Frans Kellendonk als ‘oprecht veinzen’ zou kunnen omschrijven. Wat wordt hiermee bedoeld? Wright wijst erop dat wanneer altruïstisch gedrag zich in een dierengemeenschap ontwikkelt, er altijd de mogelijkheid bestaat voor het individuele exemplaar om hier als free rider misbruik van te maken. Voedsel dat gedeeld zou moeten worden, wordt bijvoorbeeld achtergehouden en verzoening die aangeboden wordt, wordt misbruikt om de ander op het verkeerde been te zetten en nog eens extra te pakken. Naarmate er beter gehuicheld kan worden, heeft dit gedrag meer succes. En aangezien de beste huichelaar zonder meer degene is die in zijn eigen leugens gelooft, was het evolutionair te verwachten dat er zich de mogelijkheid van zelfbedrog ontwikkeld heeft. Wright citeert een beroemde tekst hierover van de evolutietheoreticus Trivers, die stelt dat ‘als misleiding wezenlijk is voor de communicatie tussen dieren , er een strenge selectie moet zijn om bedrog te onderkennen en dit moet op zijn beurt een mate van zelfbedrog selecteren die bepaalde feiten en motieven onbewust houdt opdat ze niet door subtiele tekenen van zelfkennis verraden dat er bedrog wordt gepleegd.’

De Waal miskent de ingewikkeldheid van Wrights positie en verwijt hem dat hij stelt dat ‘het morele dier in wezen huichelachtig is.’ In zijn repliek is Wright te aardig voor zijn beroemde opponent die er totaal naast zit. Pas aan het eind van zijn betoog onderstreept hij zijn eigen positie, die werkelijk niets met de vernistheorie te maken heeft. Dat De Waal in zijn slotwoord niet ingaat op de interessante stellingname van Wright over moreel zelfbedrog, is tekenend voor zijn eigen positie waarin de moraal als een louter positieve erfenis uit de evolutie wordt geanalyseerd.

Niet alleen door de gemiste discussie met Wright stelde De aap en de filosoof, vergeleken met eerdere boeken van De Waal, mij teleur. Wanneer De Waal zijn eigen vakgebied verlaat voor bredere, filosofische en psychologische beschouwingen, slaat hij soms de plank mis en blijft hij steeds wel erg aan de oppervlakte. Naast het genoemde voorbeeld van Wright noem ik er nog twee.

Met zijn stelling dat de mens de mens een wolf is, zou Thomas Hobbes een typische vertegenwoordiger van de vernistheorie zijn geweest. Deze uitspraak komt echter niet voor in Leviathan dat De Waal in zijn bibliografie opgeeft, maar in De Cive, waar Hobbes er echter in één adem eraan toevoegt dat het even waar is dat de mens de mens een god is. De simpele antropologie die De Waal aan Hobbes toeschrijft – hij zou stellen dat de mens ‘in wezen slecht en zelfzuchtig is’ – houdt met ander woorden geen stand. We mogen van een etholoog misschien niet verwachten dat hij een filosoof uitputtend en zorgvuldig bestudeert, maar wel dat hij er niet naar verwijst als hij dit eerste heeft nagelaten.

Ook mogen we van een etholoog verwachten dat hij zijn collega’s goed leest en recht doet. Het is betreurenswaardig dat we ook in De aap en de filosoof weer hetzelfde citaat uit The selfish gene van Richard Dawkins tegenkomen, dat ook al in het eerdere werk van De Waal figureerde. Wat de laatste kennelijk nog steeds ontgaat, is dat er in 1989 een uitgebreidere versie van The selfish gene verscheen, waarin Dawkins uitgebreid het laatste genetische, speltheoretische en ethologische onderzoek over de evolutie van de moraal verwerkte. Bestudering van het fraaie hoofdstuk uit dit boek: ‘Nice guys finish first’, zou De aap en de filosoof enorm hebben kunnen verrijken en zijn auteur voor een misslag hebben kunnen behoeden.

Het zal duidelijk zijn, voor wie het werk van De Waal niet kent, is De aap en de filosoof een goede eerste kennismaking. De vele trouwe lezers van De Waal zullen er helaas weinig nieuws in aantreffen.

De aap en de filosoof. Hoe de moraal is ontstaan
Frans de Waal
Contact
227 blz.