Home De auteur van… Dictionary of Seventeenth and Eighteenth-Century Dutch Philosophers

De auteur van… Dictionary of Seventeenth and Eighteenth-Century Dutch Philosophers

Door Pieter Hoexum op 19 maart 2013

01-2004 Filosofie magazine Lees het magazine
Samen met vijf andere redacteuren leidde Wiep van Bunge een team van 112 auteurs, die 401 artikelen schreven over filosofen, universiteiten en scholen, uitgevers en tijdschriften uit de Nederlandse Republiek. Het resultaat: de tweedelige, 1116 bladzijden dikke Dictionary of Seventeenth and Eighteenth-Century Dutch Philosophers.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Nederlanders zien zichzelf meestal (en graag) als een volk van kooplui en dominees en niet van denkers, is dit naslagwerk nu de definitieve afrekening met dat cliché?
‘Hopelijk wel. Ik zie helemaal niets in dat cliché. Descartes scheef weliswaar aan een Franse vriend, die zich erover verbaasde dat hij in het hoge Noorden tussen de barbaren ging wonen, dat iedereen hier druk bezig was met geld verdienen en hem met rust liet, zodat hij zijn gang kon gaan. Descartes had het echter niet veel onjuister kunnen zeggen, want juist in Nederland stortte iedereen, ook niet-academici, zich op zijn werk en op de nieuwe filosofie, en dan niet alleen op de praktische kanten daarvan, maar juist op de abstracte, theoretische problemen.’
 
Toch blijkt uit de lemma’s over uitgevers en tijdschriften in de Dictionary maar weer eens dat Holland in de zeventiende eeuw niet alleen een stapelmarkt was van graan en specerijen en dergelijke, maar ook van geestelijke goederen, van ideeën. Er komen bovendien veel dominees aan bod, bijvoorbeeld Balthasar Bekker. De conclusie lijkt dan te zijn dat Nederland weliswaar een land van kooplui en dominees was, maar dat zij veel interessantere gedachten hadden dan wij ze nu meestal toeschrijven.
‘Dat klopt wel, en Bekker is een mooi voorbeeld. Hij was werkelijk een sleutelfiguur in de vroege “radicale Verlichting”, een internationaal figuur ook. Ik heb enkele jaren geleden een Duitse vertaling van zijn De betoverde wereld bezorgd en ontdekte toen dat Lessing nog gewerkt heeft aan een integrale vertaling; er was al een veelgelezen zeventiende-eeuwse Duitse vertaling, maar die was erg slecht; daarnaast maakte het werk ook in Franse en Engelse vertaling meteen furore. Trouwens, ook de tegenstanders van de nieuwe filosofie van Descartes en Spinoza mogen niet onderbelicht blijven. Dat is wat men wel noemt de “onderschatting van de orthodoxie”: alsof we de kritiek van orthodoxe theologen niet serieus hoeven te nemen. In het algemeen is het zeer nuttig om tijdgenoten van grootheden als Descartes en Spinoza te bestuderen, zij konden hun ideeën het beste “proeven”. Zelfs tweede- en derderangs figuren geven dikwijls een betere en interessantere blik op dergelijk grootheden dan hedendaagse exegeten.’
 
Over ‘radicale verlichting’ gesproken: wat is invloed van Jonathan Israel? Zijn twee boeken The Dutch Republic en Radical Enlightenment waren voor velen echte eye-openers.

‘Voor ons was hij eerder een heel goede en inspirerende collega. Het vermoeden dat de wortels van de Verlichting in de Republiek liggen, en dan met name bij Spinoza, stamt al van meer dan twintig jaar geleden. Vervolgens werd die hypothese steeds meer bevestigd. Israel is een fantastische syntheticus die dat idee voor een breed publiek toegankelijk heeft gemaakt. Ongeveer tegelijkertijd ging een NWO-programma (Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek), The Early Enlightenment in the Dutch Republic, van start aan de faculteit der Wijsbegeerte van de Erasmus Universiteit Rotterdam. De meeste redacteuren zijn bij dat NWO-programma betrokken; wij houden ons meer bezig met het degelijke academische handwerk. Je moet ons zien als waterdragers voor mensen als Israel.’
 
Al gauw bleek het geplande aantal pagina’s van 400 ontoereikend, het groeide zelfs uit tot het drievoudige daarvan. Toch hebben jullie deze enorme klus in drie jaar geklaard, hoe is dat mogelijk?
‘Daar wil ik niet dik over doen, dat is gewoon onze Rotterdamse mentaliteit: hard werken. Als we er nog langer aan hadden gewerkt, hadden we nog meer gevonden. Er liggen nog vele schatten verborgen. Dit naslagwerk wil vooral een begin zijn voor verder onderzoek.’
 
Dictionary of Seventeenth and Eighteenth-Century Dutch Philosophers, red. Wiep van Bunge, Henri Krop, Bart Leeuwenburgh, Han van Ruler, Paul Schuurman en Michiel Wielema, Thoemmes Press, Bristol 2003, 2 delen, 1116 blz., £ 350,-/$ 525,-