We zijn te bang voor conflicten in de politiek, vindt de filosofe Chantal Mouffe. ‘Zie je opponent niet als iemand met wie je het eens moet worden, maar ook niet als de vijand die je wilt vernietigen.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘Als we niet leren ruimte te bieden aan conflict, wordt onze democratie een begrip zonder inhoud’, zegt de Belgische politicologe en filosofe Chantal Mouffe. Ze schetst de gevolgen: waar gevestigde partijen ideologisch naar elkaar toe kruipen, zelfs liberalen en sociaal-democraten, blijven de flanken open voor populisme. Bovendien, in plaats van conflicten uit te vechten lijkt de enige oplossing bij onenigheid tegenwoordig om uit elkaar te gaan – zie bijvoorbeeld het referendum in Engeland over de EU.
Mouffe, als hoogleraar verbonden aan het Centre for the Study of Democracy aan de Universiteit van Westminster, werd bekend in de jaren negentig door haar kritiek op de consensus-democratie. Terugkijkend op de jaren van Blairs Third Way in Engeland, en het paarse gepolder in Nederland klinkt haar kritiek nu als overbekend en volkomen logisch – de poging om ‘voorbij links en rechts te denken’ maakte politiek te bestuurlijk, ideologisch lauw, en vervreemdde de burgers van de gevestigde politieke partijen.
Maar vindt Mouffe niet dat die jaren inmiddels ver achter ons liggen? Het verschil mag er toch weer zijn? Tegenwoordig erkennen Rutte en Samson dat ze het niet met elkaar eens zijn, en zoeken ze geen consensus – ze ruilen standpunten uit om tot een regeerakkoord te komen. En onze zuiderburen proberen niet langer koste wat kost Vlaanderen en Wallonië bij elkaar te houden. Erkennen de Belgen niet simpelweg dat hun verschillen onoverbrugbaar zijn?
Voor Mouffe liggen de zaken precies andersom. ‘Uitruilen van standpunten is juist de zoveelste manier om conflicten te voorkomen. Het vervangt politieke strijd door een bij uitstek economische methode: ruilhandel. En in België is er niet te veel, maar juist te weinig conflict.’
Hoezo is er in België te weinig conflict? Het land dreigt juist uit elkaar te vallen.
‘In België is alles juist helemaal verdeeld, zodat er geen plaats is om de onderlinge conflicten uit te vechten. De Vlamingen en de Walen hebben nauwelijks gezamenlijke politieke instituties. Je kunt als Vlaming nooit voor een Waal stemmen of omgekeerd. Het onderwijs, de media, de hele publieke sfeer is verdeeld. Dus je kunt nog nauwelijks met elkaar discussiëren. Ik verwacht niet dat de Belgen het met elkaar eens zullen worden. Maar je moet ook een plek hebben om dingen met elkaar uit te vechten. Het conflict zal er niet verdwijnen, maar er zijn verschillende manieren om ermee om te gaan. En juist als die plaats er niet is, zul je de verschillen als totaal onverenigbaar zien.’
Als de conflicten worden uitgevochten, kunnen ze escaleren. Dat is toch gevaarlijk?
‘Je kunt daar nooit absoluut zeker over zijn. Conflicten kunnen altijd uit de hand lopen. Maar je moet wel de bereidheid hebben om dat niet te laten gebeuren, en bijvoorbeeld werken aan de instituties waarin conflict vorm krijgt. Democratie vereist een bepaalde houding: je opponent als een tegenstander zien; niet als iemand met wie je het eens moet worden, maar ook niet als de vijand die je wilt vernietigen. Het juiste evenwicht daarin vinden, dat is de uitdaging. Voor mij is het evident dat democratie nu eenmaal een conflictueus karakter heeft. Dat hoort bij een écht pluralistische samenleving. Als we willen leven in een maatschappij waarin mensen vrij zijn om er eigen opvattingen op na te houden, is het onvermijdelijk dat die vele opvattingen met elkaar gaan botsen. Democratie is voor mij de erkenning van het conflict, en proberen er een plek en een vorm voor te vinden.’
Wanneer we het met elkaar oneens zijn, kunnen we dan niet als redelijke mensen het conflict proberen op te lossen?
‘Nou, dat denken de voorstanders van het zogenoemde deliberatieve model van de democratie. Zij erkennen dat er verschillende belangen zijn in het politieke veld, maar menen dat je met redelijke argumenten kunt zoeken naar een onderliggend algemeen belang. En daar zouden we het allemaal over eens kunnen worden. Ik vind dat een te rationalistisch model. In de politiek gaat het er ook om dat je je kunt identificeren met een politiek project en dat het uitmaakt aan welke kant van de lijn je staat. Mensen willen voelen dat iets het waard is om voor te vechten. Politiek gaat voor een belangrijk deel over mobilisering van passies. Die passies zouden meer moeten worden aangesproken om politiek te revitaliseren.’
‘Passies’ doet denken aan de ‘onderbuik’. Dat is toch wat de populisten aanspreken?
‘Dat is alleen maar gevaarlijk als je gelooft dat populisme altijd rechts populisme is. Dit is waar links zichzelf in de vingers snijdt. Sinds de jaren negentig gelooft links dat het streven naar consensus een meer volwassen model van democratie zou zijn. Alsof we dan onze kinderachtige verschillen achter ons zouden laten. Maar dit is juist gevaarlijk voor de democratie. Je schuift dan naar het centrum – en als iedereen dat doet, blijft er niets over om te kiezen. Bovendien klampen mensen zich dan vast aan iedereen die zegt dat er wél een alternatief is. Wij willen de gewone burgers macht teruggeven: het recht om te beslissen, de mogelijkheid om een verschil te maken. Op dit moment zijn het vooral rechts-populistische partijen die claimen zo’n alternatief te bieden. Natuurlijk is dat een vals alternatief, want al snel blijkt dat alle problemen te wijten zijn aan de moslims, of aan de immigranten, of aan de Europese Unie. Maar van belang is de mogelijkheid om mensen op deze manier te mobiliseren. Linkse partijen zijn bang voor passies, omdat ze denken dat die altijd naar de politieke rechtervleugel leiden. Ik ben het daar niet mee eens. Je kunt ook een passie hebben voor rechtvaardigheid, bijvoorbeeld. Het is belangrijk om mensen hoop te geven dat dingen kunnen veranderen. Spinoza stelt dat de twee belangrijkste passies hoop en vrees zijn; rechts populisme speelt meestal in op de laatste. Maar mensen zouden juist meer hoop moeten hebben. Hoop dat dingen kunnen veranderen. Hoop dat het neoliberaal kapitalisme waarin wij leven geen lotsbeschikking is die we moeten accepteren, dat we een rechtvaardiger systeem kunnen opbouwen. Wat wij vandaag de dag in Europa het meest nodig hebben, is links populisme.’
‘Hoop’ is een woord dat vaak wordt geassocieerd met Obama. Ziet u Obama als een voorbeeld van links populisme?
‘Nee, ik denk dat Obama de kans heeft gemist om een echt populistische beweging te beginnen. Toen hij president werd waren de geesten er rijp voor. Er was zo’n afkeer van de politiek van Bush. Populisme verscheen wel op rechts, met de Tea Party. Maar Obama was niet in staat om de passies echt te mobiliseren. Hij was ook niet strijdbaar genoeg, maar van meet af aan te veel op consensus gericht; hij wilde samenwerken met de Republikeinen en een soort centrumbeleid voeren. Dat heeft natuurlijk niet gewerkt; de Republikeinen hebben hem altijd als een vijand beschouwd. Maar aanvankelijk lag er een grote kans voor Obama. En in tegenstelling tot Europa bestaat in de Verenigde Staten wel een traditie van links populisme. Dat had de zaken makkelijker kunnen maken.’
En hoe staat het ervoor met het linkse populisme in Europa?
‘Er zijn een paar hoopvolle ontwikkelingen. In Griekenland, bijvoorbeeld, is er SYRIZA, een coalitie van verschillende linkse politieke partijen. Die willen opnieuw onderhandelen over de bezuinigingsmaatregelen, maar ze pleiten bijvoorbeeld ook voor een basisinkomen voor iedereen, en om meer ambtenaren aan te nemen en zo de gigantische werkloosheid op te vangen. Het is een links-populistische agenda. In de huidige crisis is SYRIZA extreem belangrijk, want de traditionele politieke partijen zijn totaal in diskrediet geraakt, en de vraag is wie in staat zal zijn om de woede van het volk een stem te geven. De Gouden Dageraad doet dat vanuit rechts. Maar gelukkig is er ook een partij die het vanaf de linkervleugel doet – met succes, want bij de laatste verkiezingen is SYRIZA de tweede partij geworden. Zonder die partij zou de Gouden Dageraad nog veel groter zijn, vrees ik. Het is nog helemaal niet gezegd wie deze strijd zal winnen, maar op z’n minst is er wel een alternatief. Het verschil tussen links en rechts moet nieuw leven worden ingeblazen. En er zijn nieuwe stemmen die dit proberen te doen. Alleen zijn ze nog niet zo sterk, nog niet zo georganiseerd.’
Ziet u Occupy ook als een poging om het linkse populisme vorm te geven?
‘Het probleem van Occupy is dat het te fel gekant is tegen instituties. Elk democratisch project vereist een of andere vorm van institutionalisering. Occupy keert zich tegen representatieve democratie. De aanhangers willen “echte” democratie. Maar wat is dat, zonder partijen, zonder instituties, zonder representatie? Dat is simpelweg een anarchistische visie die in de praktijk niet zal werken. En nee, natuurlijk denk ik niet dat alles goed is met de representatieve democratie zoals die nu bestaat. Alleen moeten we die daarom niet afschaffen, maar juist versterken. Politieke partijen en sociale bewegingen zouden meer met elkaar moeten samenwerken. Occupy, en de Indignados in Spanje, zijn sociale bewegingen die partijpolitiek verwerpen, en niet zelf willen regeren.
Ik vind de bewegingen die wel verantwoordelijkheid nemen het meest interessant. Zoals Die Linke in Duitsland, of de partij van Jean-Luc Mélenchon in Frankrijk. Mélenchon valt resoluut het neoliberalisme aan en spreekt tot de arbeidersklasse; hij gaat er niet van uit dat er alleen een middenklasse bestaat. Hij doet dus wat de Parti Socialiste nalaat. Maar hij probeert ook een reëel alternatief te ontwikkelen. En hij heeft heel wat stemmen gewonnen ten koste van het Front National.’
Hoe zou links zich verder kunnen ontwikkelen?
‘Wat mij zorgen baart is dat de houding van vele linkse partijen ten opzichte van Europa heel negatief is. Als we alternatieven willen ontwikkelen voor een neoliberaal beleid in Europa, moeten we ze op Europees niveau zoeken. We moeten ons niet terugtrekken, maar zoeken naar manieren om Europa te veranderen. Wie nu kritisch is ten opzichte van Europa, geldt onmiddellijk als anti-Europees. SYRIZA, bijvoorbeeld, werd na de verkiezingsoverwinning anti-Europees genoemd. Maar die partij heeft nooit gezegd dat Griekenland de Unie moet verlaten. Alleen dat Europa moet veranderen. Blijkbaar is dat voldoende om als anti-Europees te worden bestempeld. Ziedaar nog een teken dat er weinig ruimte is voor conflict en meningsverschillen. Je wordt er algauw helemaal buiten geplaatst.’
Over het politieke
Chantal Mouffe
(Klement)
152 blz. / € 19,95
Chantal Mouffe
Chantal Mouffe (1943) is bekend als een ‘agonistisch’ denker. Deze term is ontleend aan het Oudgriekse woord agon – dat ‘tegenstander’ betekent. Een agonistische opvatting van politiek keert zich tegen het idee dat conflicten en spanningen tussen tegengestelde belangen in een samenleving op een redelijke manier kunnen worden opgelost met een consensus – ‘Natuurlijk verschillen we met elkaar van mening, maar uiteindelijk…’ Integendeel, elke politieke orde vestigt zich door bepaalde opvattingen, waarden en belangen te erkennen, en daarmee vallen andere noodzakelijk buiten de boot. Daarom is er altijd conflict; er woedt een voortdurende strijd om erkenning, die de kern uitmaakt van politiek. Volgens Mouffe moet een democratie deze conflictueuze dimensie erkennen en een plek geven.
Het idee dat politiek altijd conflictueus is, ontleent Mouffe aan de Duitse rechtsgeleerde en politiek filosoof Carl Schmitt. Volgens Schmitt wordt in de politiek altijd onderscheid gemaakt tussen vriend en vijand. Het individu identificeert zich met het collectief, en die identificatie is altijd polariserend: ‘wij’ zijn pas een wij doordat we ons afgrenzen van een ‘niet-wij’; we zijn pas ergens voor als we ook ergens tegen zijn. Met andere woorden, je staat altijd ergens, en waar je staat is nooit neutraal. Schmitt bekritiseert het streven naar consensus, omdat deze altijd als iets puur redelijks wordt gepresenteerd, politiek neutraal. In zijn ogen is dat vals spelen om de tegenstander als onredelijk weg te kunnen zetten.
Mouffe erkent met Schmitt dat politiek polariserend is, maar vindt niet dat politiek opponenten altijd vijanden moeten zijn. Een vijand wil je elimineren; in de politiek zoek je juist naar een manier om verder met elkaar te leven, hoe oneens je het ook met elkaar bent – en blijft.