Home Catherine Malabou: ‘Wij maken ons brein’

Catherine Malabou: ‘Wij maken ons brein’

Door Michiel Hordijk op 07 december 2011

Cover van 10-2011
10-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

Wij zijn ons brein, vindt hersenonderzoeker Dick Swaab. Bedenk dat we ons brein ook zelf maken, reageert de Franse filosofe Catherine Malabou. Onze hersenen krijgen vorm door het leven dat we leiden en de keuzes die we maken.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Vanuit het raam op de tweede verdieping kijkt Catherine Malabou naar de Prinsengracht. Volgens haar eigen filosofie is de observatie van de Amsterdamse gracht geen vrijblijvende bezigheid, net zomin als het verloop van ons gesprek dat zal zijn. Invloeden van buitenaf hebben voortdurend invloed op de vorm van ons brein; de schoonheid van het Amsterdamse water en de prettige of vijandige toon van ons gesprek zullen ervoor zorgen dat we met een iets veranderd brein het pand weer zullen verlaten. Dit komt doordat ons brein ‘plastisch’ is, een begrip dat vaak terugkomt in het werk van de Franse filosofe.
Ook binnen de neurowetenschappen is plasticiteit een gevleugeld begrip: miljarden neuronen vormen in ons brein een netwerk van oneindig veel verbindingen, de synapsen. Deze neurale verbindingen kunnen zich veranderen door aanpassing van de synaptische activiteit. Een ander voorbeeld van de plasticiteit van ons brein is het vermogen ervan om zich na schade weer te herstellen. Wanneer een deel van de hersenen afgestorven is, kunnen gezonde neuronen nieuwe verbindingen vormen en zo de functie van het gestorven deel – gedeeltelijk – weer overnemen.
Malabou combineert deze ontdekkingen van de neurowetenschap met filosofische inzichten, onder meer in haar boek Wat te doen met ons brein?. Daarin stelt ze dat mensen – deels – verantwoordelijk zijn voor hun eigen brein. In eigen land kreeg ze veel kritiek vanwege de combinatie van wetenschap en filosofie – reden voor haar om een aanstelling te aanvaarden bij een Engelse universiteit.

Een plastisch brein. Wat betekent dat voor ons als mens?
‘Plasticiteit is een begrip dat zijn oorsprong in de esthetica vindt. De beeldhouwkunst is in essentie “plastisch”. Een beeldhouwer hakt marmer weg, waardoor er een vorm ontstaat. We zijn er sinds zo’n vijftig jaar achter dat het brein ook plastisch is. Vroeger dachten we dat het brein een onbuigzaam en onveranderlijk orgaan was. We gingen ervan uit dat het een soort machine was, zonder mogelijkheid tot ontwikkeling. Maar toen ontdekten wetenschappers halverwege de vorige eeuw dat het brein zichzelf vormt onder invloed van allerlei processen, zoals een standbeeld zijn vorm krijgt door het marmer dat wordt weggehakt. Deze vervorming vindt onder meer plaats door de ervaringen die een individu opdoet, door zijn leven en zijn interacties. De vorm van ons brein hangt zodoende af van het soort leven dat we leiden. De hersenen zijn een werk; we zijn er tegelijk de makers en de producten van.’

Als we verantwoordelijk zijn voor de vorm van ons eigen brein, dan hebben we dus ook een vrije wil?
‘Absoluut. Doordat het menselijk brein continu wordt gevormd en weer wordt afgebroken, zijn we in een bepaalde mate vrij.’

Als je de evolutionaire ladder afdaalt, kom je nog een hele tijd organismen tegen waarvoor het idee van plasticiteit geldt. Van planten kun je bijvoorbeeld ook zeggen dat er continu opbouw en afbraak plaatsvindt. Planten staan in verbinding met hun omgeving, ze groeien bijvoorbeeld richting de zon. Zijn planten ook in zekere mate ‘vrij’?
‘Ik weet niet of je planten “vrij” zou kunnen noemen. Maar een filosoof als Henri Bergson zegt bijvoorbeeld wel dat er gedurende de evolutie een ontwikkeling richting vrijheid is. Bergson meent dat een plant inderdaad een bepaald soort plasticiteit heeft; die heeft bepaalde “gewoontes”. Zodra er sprake is van een actie en reactie, ook al zijn die heel kleinschalig en beperkt, is er een soort plasticiteit. Of je zoiets vrijheid moet noemen, weet ik niet. Ik denk dat vrijheid in beeld komt zodra er een zenuwstelsel aan te pas komt. Dan worden de zaken complexer.’

Autobiografie
Malabou haalt de neurowetenschapper Antonio Damasio aan, die beweert dat er in de hersenen ‘poëtische activiteiten’ gaande zijn. We vertellen onszelf volgens deze theorie continu een verhaal: onze autobiografie, het verhaal van ons leven. Dit verhaal ontstaat door een vertaling van neurale processen (de activiteiten van de zenuwcellen) naar mentale beelden (zoals onze herinneringen en ideeën). Volgens Malabou vertellen de hersenen zichzelf echter geen willekeurig verhaal; er doet zich een cerebrale ‘conflictualiteit’ voor, een spanning tussen het neurale en het mentale. Er bestaat continu de kans dat een neuraal ‘spoor’ niet verandert in een mentaal beeld, dat een neurale ordening het bewustzijn niet bereikt.

Volgens sommige neurowetenschappers is er geen verschil tussen het neurale en het mentale. ‘Wij zijn ons brein’, zegt Dick Swaab bijvoorbeeld.
‘Daar ben ik het niet mee eens. Niemand is op dit moment in staat om te bewijzen dat alle mentale activiteiten gelijkstaan aan bepaalde neurale activiteiten. Ik denk dat dit proces meer dialectisch is: het gaat niet automatisch; er is altijd een conflict tussen het neurale en het mentale, en in dit conflict ligt onze vrijheid besloten.’
Malabou spreekt over een programma dat zichzelf ‘bezielt’. Het brein heeft de mogelijkheid zichzelf niet te ‘gehoorzamen’: het kan weigeren om een neuraal spoor om te zetten in een mentaal beeld. ‘Volgens evolutiewetenschappers zouden alleen neurale aanpassingen die in staat zijn om te “overleven” worden omgevormd tot beelden en herinneringen. Dit zouden dan de “betere” of “meest succesvolle” aanpassingen zijn – een selectie met efficiëntie als criterium. Ik geloof hier niet in. Er is geen bewijs voor en ik denk dat dergelijke theorieën erg gevaarlijk zijn. Ze zijn gevaarlijk omdat ze erg normatief zijn: ze schrijven je voor wat wel en niet goed is. Dit soort denken zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot de verdwijning van experimentele kunst. Het is heel gemakkelijk om te zeggen: “Deze muziek is niet goed voor je brein, die is niet harmonieus. In plaats daarvan moet je hiernaar luisteren.” Ik kan me niet voorstellen hoe ze aan het brein kunnen bewijzen dat dit echt zo is.’

U stelt dat plasticiteit ook een grens heeft.
‘Zeker. Een grens die van individu tot individu verschilt. Deze grens is een breekpunt. Als er te veel tegen deze grens aan wordt geduwd vindt er wat ik noem een explosie plaats. Dat betekent dus dat we niet zomaar alles kunnen accepteren.’

De explosieve kant van het menselijk brein binnen de neurobiologie wordt verzwegen, zegt u. Hier zou een politieke agenda achter zitten?
‘Elk discours over het brein is op een bepaalde manier politiek. Het is niet mogelijk om een politiek neutrale omschrijving van het brein te maken. In boeken over neurobiologie wordt plasticiteit altijd in positieve termen omschreven. Het gaat altijd over jezelf ontwikkelen, nooit over de negatieve kant van plasticiteit. Ik denk dat daar een politieke en een neurobiologische agenda achter zit. Het kapitalisme gebruikt de nieuwe omschrijving van het brein bijvoorbeeld om zichzelf te beschrijven.
Tegenwoordig wordt het begrip “flexibiliteit” overal gebruikt om de afwezigheid van determinatie in mensen te beschrijven. Voor managers binnen het kapitalistisch systeem betekent dit dat we alle vormen moeten kunnen aannemen, dat we volkomen kneedbaar zijn. Het kapitalistisch systeem gaat ervan uit dat we van de ene op de andere dag onze geboorteplaats kunnen verlaten om ergens anders te gaan werken. We moeten beschikbaar zijn om elk uur van de dag te werken, we moeten deeltijdwerken en multitasken. Het uitgangspunt van dit systeem is dat we geen wortels meer hebben. Een onjuist idee! Ik stel het begrip “plasticiteit” dan ook tegenover het begrip “flexibiliteit”.’

Volgens u is een ziekte als depressie een uiting van dit onvermogen tot flexibiliteit.
‘Ik denk dat we een modern brein hebben, maar een vermoeide identiteit. Zo’n tien jaar geleden verscheen er in Frankrijk een boek met de titel Moe van het jezelf zijn. Dat ging over depressie als uiting van een intense vermoeidheid. In het “jezelf zijn” zit het idee besloten van onthecht zijn, van nergens meer echt verbonden mee zijn. Vaak creëert dat angst en depressie. Ik denk dat we weerstand moeten bieden aan dit idee van flexibiliteit en dat dat ook gebeurt, bijvoorbeeld met de Occupy-beweging. In de straten zien we nu de mening dat we te ver zijn gegaan; er is verzet tegen de vraag het onmogelijke te doen. En met het onmogelijke bedoel ik dat alles maar mogelijk zou moeten zijn.’

U sympathiseert met de Occupy-beweging?
‘Zeker. De deelnemers zijn boos en ze geven uiting aan hun weerstand, aan hun grenzen. De kapitalistische interpretatie van het begrip “plasticiteit” is erg belangrijk in dit gevecht. Het kapitalisme heeft snel begrepen dat het brein iets heel belangrijks aan het worden was. De flexibiliteit die nu van ons gevraagd wordt, had honderd jaar geleden niet gevraagd kunnen worden. Die gaat hand in hand met de wetenschap, met de nieuwe visie op de mens.’

Wat te doen met ons brein?
Catherine Malabou
(Boom)
156 blz. / € 19,95