Home Praktische filosofie ‘In een goed gesprek moet je de ander niet willen begrijpen’
Praktische filosofie

‘In een goed gesprek moet je de ander niet willen begrijpen’

Door Djuna Spreksel op 27 februari 2025

Ariane van Heijningen socratisch coach Albert Heijn supermarkt
beeld Jeremy Meek
Filosofie Magazine 2025 Maakt pessimisme gelukkig? Arthur Schopenhauer
03-2025 Filosofie Magazine Lees het magazine
Iedereen bezit wijsheid en kan die vinden in zichzelf, zegt socratisch coach Ariane van Heijningen. Maar daar moet je wel wat voor doen.

Het denken heeft haar gered. Dat durft socratisch coach Ariane van Heijningen (1973) wel te stellen. Een aantal jaar geleden ging het niet goed met haar en bezocht ze meerdere hulpverleners met wie ze gesprekken voerde. Op eentje na brachten ze haar niet verder, vertelt Van Heijningen vanuit haar woning in Rotterdam. ‘Hoe goedbedoeld ook, ze waren vooral bezig hun tweedehands wijsheid op me over te dragen. Daardoor voelde ik me niet serieus genomen. Wanneer ik bijvoorbeeld zei dat ik mezelf lui vond, werd dat direct ontkracht. “Kijk eens naar je leven en al je bezigheden,” zeiden ze dan. “Dat jij lui bent is niet heel waarschijnlijk.”’

Per toeval kwam ze in contact met filosofisch practicus Harm van der Gaag, die een eigen filosofische praktijk heeft in Utrecht. Zijn socratische werkwijze – geïnspireerd op die van de klassieke vragensteller Socrates – was radicaal anders. ‘Ik werd uitgenodigd om mijn eigen denken in de basis bijzonder serieus te nemen, en tot mijn onderzoeksmateriaal te maken. Niet omdat alles wat ik zei klopte, zeker niet, maar omdat ik het daar wel mee moet doen. Hij ondervroeg mij uitvoerig toen ik zei dat ik lui was, en vroeg me om mijn vermeende luiheid zo goed mogelijk te verdedigen, bewijzen, illustreren.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Geen abonnee? Bekijk de abonnementen Log in als abonnee

‘Wat ik werkelijk dacht bleek onzin te zijn’

Uiteindelijk kwam Van Heijningen, destijds werkzaam als manager, tot haar eigen definitie van luiheid: jezelf een stopmoment gunnen voordat de dood dat doet. Een belachelijk strenge definitie, zo vindt ze ook zelf, maar het was wel háár definitie. Doordat ze haar eigen overtuigingen concreet en expliciet had gemaakt, begreep ze wat ze werkelijk dacht – en dat bleek onzin te zijn. ‘Toen kon ik afstand nemen van het idee dat ik lui was en het eindelijk loslaten. Niet omdat dat wenselijk was, maar omdat ik simpelweg niet tot een andere conclusie kon komen. Daarna ging het bergopwaarts.’

Op dat moment wist Van Heijningen: socratische gesprekken voeren, dat wil ik ook leren. Inmiddels heeft ze haar eigen praktijk als socratisch coach en voert ze met zowel particulieren als organisaties ‘helderdenkengesprekken’. Ze geeft ook opleidingen in het voeren van deze gesprekken. Organisaties kloppen bij haar aan met vragen over de koers van een bedrijf en het stimuleren van kritisch denken bij werknemers. Individuen komen met vragen over zingeving op het gebied van werk of persoonlijke relaties, zoals de liefde, ­vriendschap of kinderen. Voorbeelden die voorbijkomen: wat voor werk past er bij mij? Hoe kan ik een goede ouder zijn en tegelijkertijd fulltime werken? Van Heijningen is verder auteur van Goedbedoeld moeilijk maken. Hét boek voor coaches en iedereen die het lef heeft levensveranderende gesprekken te voeren.

Een ‘helderdenkengesprek’, wat is dat precies?
‘Een gesprek waarin je het een ander bewust en goedbedoeld moeilijk maakt, zodat diegene zijn eigen denken kritisch gaat onderzoeken.’

Hoe maak je het iemand goedbedoeld moeilijk?
‘Door een combinatie van een socratische grondhouding en bepaalde technieken, zoals het stellen van goede vragen. Voor een socratische grondhouding moet je er ten diepste van overtuigd zijn dat iedereen wijsheid bezit en die ook kan vinden in zichzelf. Dat betekent overigens niet dat alles wat we zeggen automatisch wijs is, noch dat die wijsheid al kant en klaar aanwezig is en zo’n gesprek alleen maar helpt om daar bewust van te worden. Je maakt het een ander juist “moeilijk” door erbovenop te zitten als iemand zichzelf tegenspreekt of onzinnige definities geeft. Zo wordt diegene uitgenodigd zijn eigen denken aan te scherpen. Geloof je niet dat iedereen in de basis wijsheid bezit, dan hoef je ook geen vragen te stellen, want dan wil je liever advies geven. Vanuit een socratische houding kan verwondering, oordeelloosheid en oprechte nieuwsgierigheid ontstaan.’

Wat is een goede vraag?
‘Mensen komen meestal bij mij binnen met een hoe-vraag. Bijvoorbeeld: hoe kan ik als leider mijn werknemers motiveren? Of eentje die ik hartverscheurend vond: hoe zorg ik ervoor dat mijn dochter meer vrienden krijgt? Bij dat soort vragen sla je allerlei stappen over, terwijl je juist daar de onderliggende overtuigingen en definities vindt van waaruit je handelt. Ik heb het weleens over een “shitterige eerste versie”: mensen hebben zoveel behoefte aan houvast dat ze binnen een fractie van een seconde een versie van de werkelijkheid verzinnen. Uiteindelijk komen ze in een gesprek vaak tot het inzicht dat zo’n eerste versie van de werkelijkheid overboord moet. Vragen die wél goed werken: wat is voor mij een leider? Welke taken horen daarbij? Kan ik een leider zijn die anderen motiveert? En in het andere geval: kan ik er als moeder voor zorgen dat dat mijn dochter meer vrienden krijgt? Wanneer ben ik eigenlijk een goede moeder? De vraag wat een leider of een moeder definieert is filosofisch, en ik probeer die vragen altijd toe te passen op het hier en nu. Dus: wat betekent dat voor mij, in deze situatie? Met dat soort vragen stuur ik mensen weer naar huis.’

Daar zou je ook weleens flink van in een existentiële crisis kunnen raken.
‘O, zeker! Een socratisch gesprek is doorgaans hard werken en echt niet altijd leuk, maar tegelijkertijd effectief en waardevol – juist omdat je niet zomaar meegaat in de onzin die mensen zichzelf en anderen nog weleens verkopen.’

Welke vraag is u in de afgelopen jaren bijgebleven?
‘Er klopte eens een vrouw bij me aan met de vraag of zij haar diploma mocht vervalsen. Dat vond ik zo’n leuke vraag. Ze wilde solliciteren voor een baan en had alle benodigde competenties voor dit werk, maar niet de juiste papieren. Uiteindelijk concludeerde ze dat ze haar diploma inderdaad mocht vervalsen. Maar het mooie is: door het gesprek realiseerde zij zich dat ze vond dat ze dit mocht, omdat ze in de praktijk écht aan alle eisen voldeed – en daardoor vond ze het niet meer nodig om te doen. Met haar hernieuwde zelfvertrouwen durfde ze de sollicitatie nu ook zonder dat diploma aan te gaan.’

Het woord ‘wijsheid’ is inmiddels al een paar keer gevallen. Wat is wijsheid eigenlijk?
‘Ik maak een onderscheid tussen kennis en wijsheid. Theoretische kennis doen we op door er zelf of via anderen over te leren. Je weet bijvoorbeeld dat het goed is om gezond te eten en dat de aarde rond is. Wijsheid is voor mij kennis die in je botten zit. Het gaat erom te weten wie jij bent en wat je moet doen in jouw specifieke situatie. Er zit een verschil tussen theoretisch weten dat gezond eten goed is en tot in elke vezel van je lijf voelen dat gezond eten voor jou van belang is. Vanwege een gebrek aan kritisch zelfonderzoek raken mensen die wijsheid weleens kwijt, maar die is altijd weer terug te vinden. Let op: het gaat er dus niet om dat theoretische kennis niet van belang is. Tegenwoordig worden deskundigen nogal eens terzijde geschoven onder het mom van “eigen onderzoek” of het idee dat de wetenschap “ook maar een mening is”. Die houding lijkt misschien socratisch, maar is dat zeker niet. Kennis en wijsheid liggen altijd in elkaars verlengde.’

U schrijft in uw boek dat als je met iemand een helderdenkengesprek voert, je je op het terrein van de ander bevindt. Wat bedoelt u daarmee?
‘Dat je als vragensteller onbelangrijk bent en jouw mening er niet toe doet. Je staat in dienst van de ander en neemt zo min mogelijk van jezelf mee. Het laatste wat je moet willen in een goed gesprek, is de ander begrijpen. Want zodra je de ander begrijpt, is het niet langer een oefening voor iemand om zijn denken te scherpen, maar zit je ineens met z’n tweeën in een gesprek. Dat verandert zowel je denken als de vragen die je stelt. Alles wordt als het ware minder helder. Je gaat meepraten, invullen, sturen.’

Hoe blijf je op het terrein van de ander?
‘Je kunt niet helemaal zonder je eigen vervormingen naar de wereld kijken, maar je kunt daar wel naar streven. Wat mij helpt is een fenomenologische houding aannemen, waarbij je al je zintuigen openzet: je richt je direct op wat je ziet en hoort. Dat betekent dat de woorden van de ander het uitgangspunt zijn voor de vragen die je stelt. Je probeert daar zo min mogelijk aan toe te voegen. Soms hoef je een woord alleen maar vragend te herhalen. Ik bereid me ook nooit voor op een gesprek, want ik kan alleen maar reageren op wat er in het moment ontstaat.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Onlangs trok u in een opiniestuk in Trouw aan de bel over ‘de blinde vereenzelviging van gevoelens met de waarheid’. Kunt u dat toelichten?
‘Er is de laatste tijd veel aandacht voor grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer; slachtoffers delen geregeld heftige verhalen. Dat is een goede zaak, en begrijpelijkerwijs is de omgeving snel geneigd mee te gaan in het verhaal van een slachtoffer. Maar we moeten de verleiding weerstaan om direct partij te kiezen. Het is namelijk goed mogelijk dat iemand zichzelf iets wijsmaakt op basis van eerste emoties. Beter kun je iemand kritisch ondervragen, bijvoorbeeld door de vraag te stellen wat het moment was waarop hij of zij dacht: nú word ik bedreigd. Soms beschrijft iemand dan een situatie waarin diegene bang was om bedreigd te worden, maar niet daadwerkelijk bedreigd werd. Het vergt moed om dat onder ogen te zien, maar het is wel belangrijk: alleen op die manier kun je vervolgens, op basis van de feiten, een gesprek voeren en wel of geen maatregelen nemen. Emoties en gevoelens hebben zeker zeggenschap, maar kunnen de boel ook enorm vertroebelen.’

Helderdenkengesprekken leiden dus ook tot anders handelen.
‘Absoluut! Ik vind straatarts Michelle van Tongerloo een inspirerend voorbeeld. Zij behandelt als huisarts ongedocumenteerden. In feite bevraagt zij de shitterige eerste versies – kortom, alles wat we “normaal” vinden – in de huisartsenzorg. Zo worden onverzekerde mensen regelmatig geweigerd in het ziekenhuis, omdat ziekenhuizen denken daar niet voor vergoed te kunnen worden. Van Tongerloo stelt vragen als: is het waar dat onverzekerde mensen niet opgenomen kunnen worden in een ziekenhuis? Moet ik als huisarts inderdaad afstand bewaren, of juist nabijheid betrachten? Daardoor is ze op een andere manier gaan werken.’

Kun je zomaar met zo’n gesprek beginnen?
‘Zeker niet. Ik houd altijd een “contract” aan: vooraf moeten beide partijen toestemming geven. Anders ontstaat er direct weerstand en schieten mensen in de verdediging. Een ander die morrelt aan je overtuigingen kun je als bedreigend ervaren. Soms zeggen mensen het letterlijk: hier mag je niet aankomen. Dan kun je iemand herinneren aan de afspraak. Daarnaast zijn sommige situaties sowieso minder geschikt voor een helderdenkengesprek. Als een vriend bij je komt uithuilen over een verbroken relatie, is dat niet het moment om die aan een kritisch vragenvuur te onderwerpen. De filosoof Socrates deed het overigens anders; die begon in wilde weg aan iedereen om hem heen vragen te stellen, en dat werd hem niet in dank afgenomen. Uiteindelijk moest hij de gifbeker drinken.’

Goedbedoeld moeilijk maken
Ariane van Heijningen
Boom
224 blz.
€ 23,50