Home Gelukkig zonder God

Gelukkig zonder God

Door Florentijn van Rootselaar op 30 november 2012

10-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

Je kunt het betreuren – dat we God kwijt zijn, onze idealen en waarden. Niet doen en niet  nodig, stelt Luc Ferry. De ontmoeting met de ander – de ‘god-mens’ – is voldoende vervanging. Ontdek  het goddelijke in een ontmoeting, in het leven zelf.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Waar offeren we ons nog voor op? De vraag – vaak retorisch – wordt de laatste tijd vaak gesteld, meestal door nostalgische politici of intellectuelen die betreuren dat we geen grootse idealen meer hebben. Balkenende sprak ooit verlangend over burgers die zich zouden moeten opofferen voor het vaderland. Luc Ferry stelt de vraag ook. Maar met nostalgie heeft hij niets op.

Ferry is filosoof en was van 2002 tot 2004 minister van onderwijs van Frankrijk. Van het ministerschap lijkt hij voorgoed afscheid genomen te hebben – ‘Het probleem is niet dat politici teveel macht hebben, ze hebben juist te weinig te zeggen.’ Wel bemoeit hij zich meer in de luwte nog met de politiek: hij zit in een commissie die Nicholas Sarkozy adviseert over de hervorming van de Franse constitutie. Direct nadat Sarkozy tot president van Frankrijk was verkozen, bracht de nieuwe leider een paar dagen door op een, zo meldden de bladen, zestig meter lang jacht voor de kust van Malta. Vanaf dat jacht belde hij Ferry om een afspraak te maken voor een tête-à-tête in het Élysée, de plek van de macht in Frankrijk. Tijdens dat onderonsje pleitte Ferry voor toetreding van Turkije tot de Europese Unie, een standpunt dat Sarkozy bepaald niet deelt.
 
Na zijn ministerschap ging Ferry weer schrijven, wat resulteerde in een boek dat net is vertaald: Beginnen met filosofie. Vanwege de verschijning daarvan is hij in Nederland, waar ik hem spreek in de bibliotheek van zijn hotel. Een eerste prangende vraag: getuigt die roep om het offer niet louter van nostalgie, een verlangen naar een tijd die gelukkig voorbij is?

Wij kunnen niet terug naar de tijd van de grote offers, stelt Ferry. Maar er dreigt daarbij een gevaar. Als er geen waarden meer zijn waarvoor we ons willen opofferen, blijft er misschien niets anders over dan ‘de naakte werkelijkheid’? De verlichte mens, die zich heeft bevrijd van alle waarden, maakt dan gewoonweg een voetval voor ‘het bestaande’ en verliest daardoor zijn pretenties, maar ook iedere ambitie. Ferry omschrijft dit resultaat in Beginnen met filosofie als ‘de absolute sacralisering van de bestaande werkelijkheid’.

Overlevingsdrift

Het is die ‘voetval voor het bestaande’ waar hij zich tegen verzet. Hoe? De afbraak van alle ‘idolen’, zegt Ferry, bleek samen te gaan met de opkomst van een andere, bijzondere waarde. Ferry: ‘We gaven ons leven in Europa voor God, het vaderland en de revolutie. Denk aan de godsdienstoorlogen, de Eerste en de Tweede Wereldoorlog en de revoluties, zoals de Russische revolutie. Dat is veranderd, want het moderne leven wordt door nog iets anders gekarakteriseerd. Niemand – in uw generatie, en zelfs in de mijne – wil nog zijn leven geven voor God, vaderland of revolutie. Alleen voor een ander mens zijn we bereid om ons leven op het spel te zetten, misschien zelfs om het te geven. Nietzsche heeft gelijk gekregen: God is dood, God in alle vormen…. het enige idool dat overblijft is de mens.’

Eenieder die betreurt dat we ons leven nergens voor willen geven, moet volgens Ferry toegeven dat we dat nog wel voor de mens willen doen. Misschien gebeurt het nooit dat we ons leven voor iemand wagen, maar we beschouwen ons in ieder geval als wezens die dat zouden kunnen doen. Wellicht leven we in goddeloze tijden, politici mogen vinden dat het ons schort aan vaderlandsliefde, maar het valt niet te ontkennen dat de mens zelf tegenwoordig een bijna religieuze status heeft gekregen. Daarom spreekt Ferry ook over ‘de god-mens’, de mens die zelf sacraal is geworden. Sacraal omdat we ons voor hem of haar zouden willen opofferen. De verwantschap tussen het Franse sacré (heilig) en sacrifice (offer) is dan ook niet toevallig volgens Ferry. Blijkbaar kunnen we ontstijgen aan het eigenbelang, aan de overlevingsdrift, en ons leven geven voor een ander die we hoger achten.
 
De nieuwe sacrale rol van de mens heeft zich bij uitstek ontwikkeld in de moderne liefde. Ferry: ‘De liefde als passie en het liefdeshuwelijk zijn moderne creaties. De geschiedenis leert dat niemand in de Middeleeuwen trouwt uit liefde. In de Middeleeuwen trouwt de mens niet actief en vrij, hij wordt uitgehuwelijkt, door ouders, maar vooral door het dorp. De mensen leven in het dorp met de pastoor in het midden. Vervolgens kijkt iedereen naar elkaar. Het dorp is de absolute sociale controle. En hoe is men nu overgegaan van het verstandshuwelijk naar het huwelijk uit liefde? Dat is een ontwikkeling die zich voltrok in de achttiende, negentiende en ook nog in de twintigste eeuw. Met het kapitalisme ontstaat in Europa de arbeidsmarkt en dat wat Marx met de term “arbeiders” beschreef. De gewone mensen krijgen nu een salaris. Ze rukken zich los van hun gemeenschap en gaan naar de steden. Ze profiteren van de anonimiteit, die in eerste instantie een formidabele emancipatie mogelijk maakt, tegengesteld aan wat men denkt. Tegenwoordig wordt de anonimiteit van de grote steden als iets afschuwelijks beschouwd, maar in vergelijking met de sterke sociale controle van daarvoor biedt het een geweldige vrijheid. En verder verwerven die mensen voor het eerst in hun leven materiële autonomie. Dat biedt een enorme vrijheid. Deze ontwikkelingen leiden tot de moderne situatie – ik spreek hier over de geschiedenis van het Westen, en zelfs alleen maar van Europa: we accepteren nog slechts te trouwen uit liefde. Alle oude idealen zijn afgebrokkeld, maar daarvoor in de plaats is de liefde gekomen. Alleen voor een ander mens willen we ons nog opofferen.’
 
Waarin verschilt Ferry’s constatering van de voorschriften van het traditionele christendom dat toch ook een cruciale rol toekent aan de naastenliefde? Het grote verschil, zegt Ferry, is dat de liefde waar hij over spreekt niet volgt uit een religieuze openbaring, of uit een of ander gebod; een plicht om naastenliefde te bedrijven, het gebod om het leven voor een ander te wagen. Er is, zegt Ferry in filosofische termen, geen transcendentie – iets dat de mens overstijgt, bijvoorbeeld een openbaring – die voorafgaat aan het leven. Alle vormen van geloof, alle idolen, zijn vernietigd. Alleen in het leven zelf treffen we nog een transcendentie aan. Het gevoel dat we hebben dat we iemand moeten helpen ontstaat in het leven, in een ontmoeting, in de ervaring, of, zoals Ferry zegt, in de immanentie. Ferry heeft het daarom in navolging van de filosoof Husserl over ‘transcendentie in de immanentie’.

Goddelijke garantie

Ferry hecht er aan om het woord transcendentie hier te blijven gebruiken. Hoewel we de waarden in het leven zelf ontdekken, ontstijgen die waarden tegelijkertijd ons eigen kleine leven. Ferry: ‘Wij hebben het gevoel dat we die transcendentie niet uitvinden maar ontdekken. Daarom noem ik het ook transcendentie. Als we zeggen dat iets goed is, hebben we het idee dat iets onafhankelijk van ons goed is. Het idee van het goede veronderstelt dus transcendentie.’

Ferry mag gelijk hebben met zijn beschrijving van deze ‘ervaring van de moraal’, maar wat is die nieuwe moraal waard zonder een goddelijke garantie? Is die liefde voor de ander meer dan een resultaat van de evolutie, waarin gebleken is dat deze houding van liefde effectief is voor het overleven van de soort? Ferry: ‘Het gebeurt tegenwoordig veel dat menselijk gedrag en bijvoorbeeld ook politieke systemen worden herleid tot natuurlijke selectie. Democratie zou dan het systeem zijn dat de mensen het beste in staat stelt te overleven. Mensen zouden veroordeeld zijn tot democratie omdat ze meer belang hebben bij coöperatie en vrede dan bij ‘het conflict’. Deze darwinistische ideeën kunnen nooit recht doen aan de pluraliteit van de wereld. Ik geef een voorbeeld uit het Duitsland van de jaren dertig. Hoe valt het te verklaren dat de ene zoon uit een gezin zich verzet tegen het nazisme en een ander er aan meedoet? Hoe valt daar recht aan te doen in de termen van het darwinisme? De biologie, kortom, is niet de code die ons bepaalt. Wij zijn vrij om een ander leven te leiden dan geschiedenis of biologie ons zouden voorschrijven.’

'Het bestaan van vrijheid is een totaal onbegrijpelijk uitgangspunt, maar niemand kan er aan voorbij gaan. Je bent gedwongen om een transcendentie in de mens aan te nemen. Het vermogen om je los te rukken van je natuur, je cultuur, je geschiedenis. Dat is het goddelijke in de mens.' Begrijp me niet verkeerd, zegt Ferry. Dat wil niet zeggen dat wij voorbeeldig zijn als goden. Integendeel. Ik bedoel er slechts mee dat de mens niet volledig door de natuur is bepaald. Juist omdat de mens niet bepaald is, is hij in staat tot belangeloze liefde, maar evenzeer tot het kwaad.'
 
Ferry stelt de mens en de liefde centraal in zijn verhaal. Is dit niet een vlucht voor de politiek? Nee, zegt Ferry, die gedetailleerd een verhaal vertelt uit zijn tijd als politicus. ‘De kolonel van de Franse luchtmacht vertelde me een interessant verhaal toen ik minister was. Hij had de luchtmacht geleid tijdens de oorlog in Kosovo, hij nam ook deel aan een operatie tegen de Serviërs. Er was een moment waarop de Duitse kanselier en de Franse president de satellietkaart hadden van het leger van de Serviërs. Iedereen was zichtbaar. Men zag de soldaten tijdens de nacht, rond een vuur, naast hun vrachtwagen. Men had de mogelijkheid om alle Servische militairen te doden, om er een bommentapijt overheen te leggen.  De Amerikanen stonden er niet afwijzend tegenover om iedereen te doden. De vraag was: wat te doen? Chirac zei nee, en Kohl ook. We zijn er niet om mensen te doden, zelfs geen soldaten. Dit was misschien de eerste keer dat landen in oorlog geen soldaten wilden doden, en dus hebben Kohl en Chirac nee gezegd. Ze waren daar alleen maar om een eind te maken aan de invasie van Kosovo. Dat is werkelijk iets typerends voor het Westen. Men is er niet om individuen te doden. Het individu is sacraal, zelfs als het een soldaat is.’
 
‘De verhouding tussen de publieke en de politieke sfeer is de laatste veertig jaar omgedraaid. Niet dat de politiek overbodig is geworden. De politiek is de laatste veertig jaar in dienst komen te staan van het individuele leven. In de afgelopen eeuwen werd het individuele leven altijd opgeofferd aan de raison d’Etat. In Europa ging de staat altijd boven het individu. Wanneer er een oorlog was offerde men de eerstgeborene van een familie. Die gaf zijn leven voor het vaderland. Dat bestaat niet meer.’

Dat betekent niet ‘het einde van de politiek’, zegt Ferry. Al wordt dat gezegd. Dan heb je niet goed begrepen dat het individu niet de tegenhanger is van het collectief. De uitgangspunten van het collectief moeten opnieuw worden geformuleerd. In het gezin, dat zo centraal is komen te staan, nemen de kinderen een geprivilegieerde plaats in. Het is de liefde voor de kinderen, de toekomst, die een belangrijke rol zal gaan spelen in de politiek. Het collectief speelt dan geen kleinere rol, maar men gaat het herformuleren in termen van toekomstige generaties. De vraag wordt welke wereld wij willen nalaten aan onze kinderen.

Leven of dood

Bij het toetreden van Turkije tot de EU gaat het ook om onze kinderen, zegt Ferry. ‘Ik ben een sterke voorstander van het toetreden van Turkije tot de EU. Frankrijks kritische houding over die toetreding is een drama. De democratische stromingen in Turkije zijn overgeleverd aan de islamisten als men ze niet helpt door ze toe te laten tot Europa om vervolgens het Europese recht te integreren in hun nationale recht. Dat is een vitale kwestie voor hen, in letterlijke zin, een kwestie van leven of dood. Als ze worden verworpen door Europa, zullen ze onvermijdelijk worden verleid door het radicale islamisme.’

Is Sarkozy gevoelig voor de argumenten van Ferry? ‘Voorlopig blokkeert hij, anders dan verwacht, het toetreden van Turkije tot Europa niet. Maar mocht hij dat wel gaan doen, dan zal hij mij als eerste opponent tegenover zich vinden.’ 
 
Beginnen met filosofie. Met andere ogen kijken naar je leven, door Luc Ferry, vert. Peter Klinkenberg, uitg. de Arbeiderspers, Amsterdam 2007, 263 blz., € 18,95
 

Luc Ferry (1951, Colombes) onderwees politicologie en filosofie aan de École normale supérieure, de universiteit van Nanterre en aan zijn alma mater, de Sorbonne. In zijn eerste boek Le Nouvel Ordre écologique (1992) uit hij kritiek op radicale vormen van milieufilosofie. In later werk, zoals De God-mens of de zin van het leven (uitgeverij Ambo, 1996) en het recentelijk vertaalde Religie na de religie (in samenwerking met Marcel Gauchet, Uitgeverij Klement) prijst Ferry de goddelijke status van de mens in onze maatschappij. Bijna al zijn boeken werden bestsellers. Van 2002 tot 2004 was Ferry minister van onderwijs in het kabinet van eerste minister Jean-Pierre Raffarin; hij kwam toen in opspraak omdat hij voorstelde hoofddoekjes te verbieden op scholen. Sinds juli 2007 zit Ferry in een commissie die voor president Sarkozy de mogelijkheid van staatsrechtelijke hervormingen moet onderzoeken.