Een vrouw komt thuis bij haar man na een zware dag. ‘Paul, praat niet tegen me. Mijn serotonineniveau is tot een dieptepunt gedaald, mijn hersenen zitten vol glucocorticoïden, mijn bloedvaten zitten vol adrenaline en als ik geen endogene opiaten had gehad, was ik onderweg naar huis met de auto tegen een boom gereden. Mijn dopaminegehalte moet omhoog. Schenk me een glas chardonnay in.’
Dit gesprek lijkt zo uit een dystopische roman te komen, maar heeft daadwerkelijk plaatsgevonden. Het Amerikaanse echtpaar Paul en Patricia Churchland zijn de belangrijkste vertegenwoordigers van het eliminativisme, een stroming in de wijsgerige psychologie. Zij vinden het alledaagse praten over de menselijke geest in termen van gevoelens, intenties en verlangens hopeloos verwarrend en willen het vervangen door objectieve termen uit de neurowetenschappen.
Doodzonde, stelt filosoof en schrijver Désanne van Brederode. ‘Als we als een neurowetenschapper naar de geest kijken, wordt alles extreem mechanisch.’ Van Brederode hield tijdens haar aanstelling als Vrije Schrijver aan de Vrije Universiteit in 2024-2025 een vurig pleidooi voor een herwaardering van de geest. ‘We kunnen verliefdheid wel uitleggen aan de hand van feromonen, stofjes in je hersenen en compatibele immuunsystemen, maar daarmee heb je doodverklaard wat liefde zo bijzonder maakt. Al toont de liefde zich ook als een biologisch proces, het is onze geest die de emoties betekenis geeft.’ Gaat er inderdaad iets verloren als we de geest uit ons vocabulaire bannen?
Geestesspul
‘Zo heel gek is de positie van de Churchlands niet,’ vindt Pieter Adriaens, hoofddocent filosofie aan de KU Leuven. Hij schreef een inleiding in de wijsgerige psychologie, This is mental!. ‘Wetenschappelijke taal is doorgedrongen in ons alledaagse vocabulaire. Zet de televisie aan en je hoort atleten praten over endorfines en endogene adrenaline. Eliminativisten zoals de Churchlands hopen dat we met neurologische termen objectief kunnen beschrijven wat het bewustzijn of de geest is. Net zoals chemici niet spreken van water en ijs, maar van H2O in vloeibare en vaste toestand.’
De vraag wat de geest nu eigenlijk is, beheerst de westerse filosofie al sinds de tijd van de oude Grieken. ‘Aan het ene uiteinde van het spectrum heb je de dualisten, die stellen dat de geest een aparte substantie is, een soort “geestesspul” dat niets met de fysische werkelijkheid van doen heeft,’ zegt Adriaens. ‘Aan het andere uiteinde staan de eliminativisten. Zij vinden dat het woord “geest” nergens naar verwijst en dat het allemaal om neurologische processen draait. Daartussenin zitten duizend andere opvattingen. Het debat kent geen conclusie. Het is een soort loopgravenoorlog waarbij iedereen zich ingraaft in z’n eigen gelijk.’
‘Nergens komt de geest voor zonder dat er een lichaam is’
Het dualisme ziet ons lichaam als een machine, aangestuurd door onze immateriële geest. ‘Dit doet recht aan onze intuïtie dat ons bewustzijn anders aanvoelt dan de dingen om ons heen,’ vertelt Adriaens. ‘Het dualisme is echter veel bekritiseerd. Het kan namelijk niet verklaren hoe een immateriële geest ons fysieke lichaam bestuurt. De geest blijft een soort spook in de machine.’
Vlezige wezens
Toch ziet Adriaens ook geen heil in de positie van de Churchlands. ‘Zij menen dat ons alledaagse taalgebruik het veel slechter doet dan wetenschappelijke begrippen. Maar er is nog zoveel onbekend in de neurowetenschappen; we weten niet genoeg om te concluderen dat ons alledaagse taalgebruik de plank misslaat. En moeten we het wel willen om wetenschappelijk taalgebruik te introduceren in onze intimiteit? Neem hoe we spreken over verliefdheid: dat heeft een eigen schoonheid – juist vanwege de wolligheid ervan.’
Volgens Fred Keijzer, hoofddocent filosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen, is de neurowetenschappelijke blik inderdaad beperkt als het aankomt op ons binnenleven. Hij doet onderzoek naar de biologische basis van cognitie. ‘De neurowetenschappen zijn niet in staat om de inhoud van het menselijk bewustzijn – gedachten, gevoelens, waarnemingen en ideeën – te zien als een doodnormaal onderdeel van de natuurlijke wereld. Als we ons beperken tot neurologische processen verdwijnen wijzelf als vlezige, voelende, bewegende wezens uit beeld. Ik zeg: onze hersenen zijn deel van ons lijf en door dat lijf ook deel van de wereld. Nergens in de wereld komt de geest voor zonder dat er een lichaam is. In plaats van “wij zijn ons brein” kunnen we daarom beter “wij zijn ons lichaam” zeggen.’
Dat neurofysiologische denken heeft reële gevaren, gaat Keijzer verder. ‘Zo wordt een depressie soms onterecht opgevat als een chemische onbalans in de hersenen die eenvoudig op te lossen is met medicijnen. Een holistische benadering kijkt breder naar hoe iemand functioneert. Bijvoorbeeld door te onderzoeken hoe maatschappelijke problemen van invloed zijn op neurofysiologische verstoringen.’
Vanuit dit oogpunt is de geest dus niet gelokaliseerd in ons brein, maar is de geest iets relationeels. ‘Veel geestesziekten zijn relationele aandoeningen,’ zegt Adriaens. ‘Ze zijn op een complexe manier verweven met de interactie tussen individuen.’ Hij ziet heil in een relationele benadering van het bewustzijn. ‘Een voorbeeld is om emotie niet te zien als iets dat zich bevindt in het individu. Als ik kwaad word op iemand, dan zit de kwaadheid in de verhouding met die persoon.’
‘Het brein is geen computer en onze persoonlijkheid geen software’
Hoe ingewikkeld de relatie tussen de geest en onze identiteit is, blijkt bijvoorbeeld uit het waargebeurde verhaal van Jur Deitmers. In 2017 wordt hij, een 21-jarige student, wakker in een ziekenhuis. Hij herkent zijn eigen moeder aan het voeteneinde van zijn bed niet. Zijn volledige geheugen was gewist door een heftige hersenontsteking. Hij moest alles opnieuw leren, inclusief wie zijn vrienden en familie zijn. De vraag is nu: is Deitmers na zijn geheugenverlies nog dezelfde persoon? Deitmers eigen conclusie is: nee, hij is een nieuw persoon. En zo zien zijn vrienden en familie dat ook.
Toch is dat maar een deel van het verhaal, vindt Keijzer. Ons lichaam is ook bepalend voor wie we zijn. ‘Een deel van zijn geheugen is weg. Maar Deitmers heeft zijn intelligentie en zijn motorische vaardigheden behouden. Net als zijn oude netwerk van vrienden en bekenden die zijn lichaam als dat van hem herkennen. Ik waarschuw ervoor om identiteit met herseninhoud te vereenzelvigen. Het risico is dat we ons brein als een computer zien. Alsof ons brein de hardware is en onze persoonlijkheid de software die daarop draait, en die je zou kunnen downloaden. Dat is ouderwets dualisme in een modern wetenschappelijk jasje.’
Tekst loopt door onder afbeelding

Ik ben niet ik
De geest is de essentie van wat ons mens maakt, vindt Van Brederode. Als dit leidt tot een vorm van dualisme, dan neemt ze dat voor lief. ‘De geest is datgene dat jou je hele leven begeleidt. Het is het deel van ons dat onpersoonlijk is. Iets dat losstaat van al je individuele begeerten en emoties, je herinneringen, je goede of slechte eigenschappen.’ Van Brederode haalt een gedicht aan van Juan Ramón Jiménez dat volgens haar precies vat wat de geest betekent: Ik ben niet ik/ Ik ben deze/ Die naast me loopt en die ik niet zie,/ die ik soms bezoek,/ en die ik op andere momenten vergeet;/ die kalm en stil blijft terwijl ik praat,/ en die vergeeft, zachtjes, wanneer ik haat,/ die loopt waar ik niet ben,/ die zal blijven staan wanneer ik sterf.
Voor Van Brederode, die katholiek is en antroposofisch geïnspireerd, heeft de geest te maken met een bepaalde afstand tot onszelf, een bepaalde objectiviteit. ‘Denk aan een prachtige piano-uitvoering van een klassiek muziekstuk. Of de ene uitvoering mooier is dan een andere, is niet alleen een kwestie van smaak. Er is een belangeloze objectiviteit die het persoonlijke overstijgt. De geest is een bewogenheid die als een bliksemslag inslaat. Je wéét gewoon: dit klopt, dit is goed.’
Spoedcursus: wat is de geest?
Weten is volgens Van Brederode iets anders dan kennis. ‘Kennis gaat over de feiten die je tijdens je leven kunt verzamelen. Maar weten is iets anders. Dat komt terug in dat prachtige woord “geweten”. Ik herinner me nog dat ik als jong meisje iets kleins had gestolen, een snoepje of zo. Later in mijn bed voelde ik me daar ontzettend schuldig over. Al troostte mijn moeder me door te zeggen dat het helemaal niet erg was, toch voelde ik dat ik iets had gedaan wat ik niet had willen doen.’ De geest is een soort weten zonder dat je weet waar het vandaan komt. ‘Het weten dat maakt dat je een baan laat schieten om voor een naaste te zorgen of dat je doet besluiten toch te blijven vechten voor een relatie. Zelfs al verklaart de hele wereld je voor gek en je zelf ook niet kunt uitleggen waarom.’
Kleinste leven
Door de afstand die de geest ons geeft tot onszelf kunnen we verantwoordelijkheid nemen, vervolgt Van Brederode. ‘Zowel voor onszelf als voor onze daden. Dat maakt ons anders dan dieren. Neem rouw. Een moederaap kan haar gestorven jong missen. En een hond kan elke middag naar de deur blijven rennen om zijn gestorven baasje op te wachten. Maar een dier kan niet zeggen: “Nu is het genoeg met die rouw, ik wil verder.”‘
Keijzer verzet zich tegen zo’n fundamenteel verschil tussen mens en dier. ‘We hebben meer sociale vermogens en taal dan dieren, maar dat is dan ook het enige. Mensen zijn zoals alle dieren het product van een lange evolutie. Het menselijk bewustzijn begrijpen we pas echt als we de voorwaarden ervoor in het kleinste leven kunnen vinden.’ Volgens Keijzer is een belangrijke voorwaarde voor het menselijk bewustzijn het begin van betekenis. ‘Al het leven is in staat om zich te verhouden tot hun omgeving. Levende systemen nemen doelgericht waar en kunnen op een intelligente manier met hun omgeving omgaan. Daar is dus al sprake van een vorm van betekenis. Ik bedoel daarmee niet dat bacteriën menselijke eigenschappen hebben, maar wel dat zij al beschikken over iets wat ook noodzakelijk is voor hoe de mens zich tot de wereld verhoudt.’
‘Het kan zijn dat de vraag wat de geest precies is nooit afdoende beantwoord zal worden,’ besluit Adriaens. ‘Maar misschien is dat mysterie op zichzelf al voldoende reden om te blijven spreken van een menselijke geest.’

