Home Filosofie en literatuur Ellen Deckwitz: ‘Gedichten geven antwoord op vragen waarvan je niet eens wist dat je ze had’
Filosofie en literatuur

Ellen Deckwitz: ‘Gedichten geven antwoord op vragen waarvan je niet eens wist dat je ze had’

Door Gwendolyn Bolderink op 23 oktober 2025

dichter Ellen Deckwitz
beeld Martin Dijkstra
Filosofie Magazine waar is de geest als die niet in je hoofd zit
11-2025 Filosofie Magazine Lees het magazine
Wat antwoorden denkers van onze tijd op de vier grote vragen van Immanuel Kant? Dit keer: dichter Ellen Deckwitz over het onkenbare.

Volgens Immanuel Kant (1724-1804) past elke filosofie in 4 vragen: Wat kan ik weten? Wat moet ik doen? Wat mag ik hopen? Wat is de mens?

Wat kan ik weten?

‘Het is heel makkelijk om je te blijven bewegen in je dagelijkse structuur, in de gang van zaken die je al kent. Maar het leven is nou eenmaal een aaneenschakeling van onverwachtheden. Door gedichten te lezen kun je oefenen in onkenbaarheid.

Wil je dit artikel verder lezen?

Sluit een abonnement af op Filosofie Magazine voor slechts 4,99 per maand en krijg toegang tot dit artikel én de duizenden andere diepgaande filosofische artikelen. Luister nu ook alle nieuwe artikelen als audio.
Word abonnee en lees verder > Al abonnee? Log dan in en lees (of luister) verder.

We vergeten het weleens, maar we hebben een beperkte waarnemingsmachine. Dat wil niet zeggen dat we ons daarbij moeten neerleggen en maar niet verder moeten kijken. Poëzie kan helpen bij het waarnemen. Soms cirkelt een gedicht om iets heen waar je nog geen woord voor had, of het maakt iets zichtbaar waar je blind voor was. Gedichten geven soms antwoord op vragen waarvan je niet eens wist dat je ze had. Poëzie kan mensen op ideeën brengen.

Ellen Deckwitz (1982) is dichter en columnist. Ze publiceerde dichtbundels, boeken over poëzie en maakt podcasts over literatuur. Sinds januari 2024 is zij Stadsdichter van Amsterdam.

Soms lees je een gedicht verkeerd, maar dan vertelt het iets over jezelf. Om met schrijver Anaïs Nin te spreken: we zien de dingen niet zoals ze zijn, maar zoals we zelf zijn. Een gedicht kan een spiegel zijn. Gedichten zijn kleine stukjes Socrates – een soort vroedvrouwen die hun ­handschoentjes aantrekken en zeggen: nou, daar gaan we, kijken wat er in je zit.’

Wat moet ik doen?

‘Er is een mooi gedicht van Rainer Maria Rilke, ‘Archaïsche torso van Apollo’. Het gaat over iemand die kijkt naar zo’n oude, marmeren torso. Hij is onder de indruk van de schoonheid van het beeld en van hoe de kunstenaar uiting heeft gegeven aan iets hogers, iets mooiers, iets beters dan onze beperkte vormen van alledag. Het gedicht eindigt met dat hij denkt: ik moet nu maar mijn leven gaan veranderen.

Dat heb ik soms ook. Door de sleur van alledag sta ik niet altijd stil bij vragen als: wat zijn mijn dromen, wat zijn mijn ­wensen? Ik begin dan verdoofd te leven. Poëzie kan me uit die verdoving halen.’

Wat mag ik hopen?

‘Het is een veelgehoord vooroordeel dat poëzie hoop geeft. Ik denk dat de hoop niet zozeer zit in wat het gedicht zegt, maar in het feit dat het teksten zijn waar je niet meteen iets van hoeft te vinden.

Als je tegen de stroom inzwemt, als je iets zegt wat mensen onwelgevallig is, moet je tegenwoordig sterk in je schoenen staan om je mond te blijven opentrekken. In poëzie bestaat daar nog de vrijheid voor. Dat geeft mij hoop.’

‘We zien de dingen niet zoals ze zijn, maar zoals we zelf zijn’

Wat is de mens?

‘We zijn talige wezens. Taal is de manier waarop we met elkaar in contact zijn, ­waarop we onze liefde openbaren. Tegelijk­ertijd is taal gevaarlijk: leugens, valse beloften, doemdenken. Soms kan iemand iets tegen je zeggen, en denk je: zo heb ik er nooit naar gekeken. Door taal kunnen we ons een toekomst voorstellen die beter is dan de ellende van nu. Taal is een antidepressivum.’

Loginmenu afsluiten