Home 4 vragen aan… Wim Daniëls

4 vragen aan… Wim Daniëls

Door Frank Meester op 24 september 2015

Cover van 10-2015
10-2015 Filosofie magazine Lees het magazine

‘We hebben het in het Nederlands duizend jaar zonder spellingregels gedaan. Dat ging ook redelijk goed.’ Taal-expert Wim Daniëls over de mogelijk laatste dikke Van Dale op papier. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wat kan ik weten?

‘Je kunt nu ongelooflijk veel weten. Er is een tijd geweest – ik weet niet precies wanneer, ik denk vóór 1800 – waarin je in je leven alles kon lezen wat er tot dan toe geschreven was. Nu kun je in je hele leven nog niet lezen wat er op één dag allemaal verschijnt. Ik heb eens een onderzoekje gedaan naar het gebruik van de woordparen “onder meer” en “onder andere” in de Staatscourant. Die combinaties komen er nu veel in voor, terwijl je ze er vroeger bijna niet in tegenkwam. Alles wat over iets te zeggen viel, kon je indertijd namelijk noemen. Dat geonder-meer en geonder-andere van nu is een vorm van je indekken tegen de informatieberg die inmiddels zo gigantisch groot is dat je nooit zeker weet of je iets wel uitputtend hebt beschreven. 
 
Ik hou erg van grasduinen, dingen tegenkomen die je niet zoekt. Ik heb dat altijd graag gedaan in dikke woordenboeken en veel-delige encyclopedieën. Je zoekt de betekenis van een woord of de omschrijving van een begrip op, maar je leest ook de trefwoorden eromheen die niets te maken hebben met wat je zocht. Grasduinen op internet is toch anders. Internet stuurt je vooral of geeft niet meer dan wat je zoekt. Dat dit jaar mogelijk voor het laatst een dikke Van Dale verschijnt op papier vind ik wel begrijpelijk, maar ook heel jammer.’
 
Wat moet ik doen?
‘Als mensen zich opwinden over taal, gaat dat vaak over spelfouten. Maar spelling is – om een taalcliché te gebruiken – niet meer dan het jasje dat de geschreven taal aan heeft. Er zijn pas spellingsregels sinds 1804. We hebben het in het Nederlands duizend jaar zonder spellingregels gedaan. Dat ging ook redelijk goed. Spellingregels zijn er vooral gekomen omdat woordenboekmakers behoefte hadden aan eenduidigheid, die bij een woordenboek inderdaad wel wenselijk is. Sinds 1804 zijn er vier spellingwijzigingen geweest. Veel mensen hebben het gevoel dat de spelling vaak verandert, maar dat is dus niet zo. Elke verandering levert veel emotionele reacties op. Mensen zijn gehecht aan een bepaalde manier van schrijven. Bij de spellingwijziging van 1995 kwam er een man naar me toe die zei: “Mijn leven blijkt nu mislukt te zijn.” Er was met die wijziging heel veel mis en de taalgebruiker werd er door de Nederlandse Taalunie ook nog eens over voorgelogen, maar je levensvreugde erdoor laten bepalen, is natuurlijk absurd. Mensen die tegen spellingvernieuwing zijn, die bijvoorbeeld “cadeau” niet als “kado” gespeld willen zien, kun je met één geschreven woord laten inzien dat je er snel aan kunt wennen. Dat is het woord “kroket”, dat ooit de spelling “croquette” had. Wie “kroket” niet raar vindt, zal uiteindelijk niks raar vinden. En niemand vindt “kroket” raar.
 
In taal gaat het om de inhoud en de stijl. En die zit in de woordkeuze en zinsbouw. En in de structuur, de samenhang tussen de zinnen. Daarbij spelen in geschreven taal leestekens een belangrijke rol. Komma’s zijn mooie richtingwijzers, die je soms ook moet weglaten om de juiste richting aan te geven: “Dat cadeau is voor haar (,) vriend.”’
 
Wat mag ik hopen?
‘Taal is moeilijk, vooral geschreven taal. Ik hou af en toe voordrachten voor mensen die laaggeletterd zijn. De taalproblemen die ze hebben, zijn volstrekt begrijpelijk. Want het zit ook raar in elkaar allemaal. Schrijven is klanken via letters omzetten in woorden. Maar we hebben in totaal ruim 40 klanken, terwijl we slechts 26 letters hebben, waarvan er vier (c, q, x en y) qua klankwaarde ook nog eens dubbelen met andere letters. Daar beginnen de problemen al. En dan kun je bepaalde klanken ook nog op wel tien manieren weergeven, zoals de klank “o”: boom, bomen, goal, soul, pernod, chauffeur, Oisterwijk, enzovoort. Ga er maar eens aan staan. En dan maken schrijvers het soms nog extra moeilijk door ondoorgrondelijke formuleringen. Bepaalde passages in het Belastingplan 2015 bijvoorbeeld maken van elke Nederlander een laaggeletterde.
 
Taal wordt vaak zodanig gebruikt dat veel mensen buitenspel staan. Ik hoop dat we taal meer en meer zullen gebruiken om mensen in te sluiten in plaats van ze ermee uit te sluiten.’ 
 
Wat is de mens?
‘De mens is een talig wezen. In zijn proefschrift geeft wijlen Gé Raijmakers, chirurg in Helmond, een prachtige verklaring voor het ontstaan van het praten. Hij constateert dat het spraakorgaan van chimpansees voor 96 procent hetzelfde is als dat van ons. Toch verdommen die apen het om te praten. Ze hebben dat niet nodig want voor hun sociale omgang gaan zij elkaar lekker zitten vlooien. Toen wij onze vacht verloren, kon dat niet meer en zijn we gaan praten. Het klinkt misschien carnavalesk, zeker omdat ik net Helmond noemde, toch is het niet zo gek.
 
Maar de mens is ook een talig wezen dat zich ontwikkelt. Ik ben erg gecharmeerd van het gedicht ‘Eenvoudige semantiek’ van Hans Andreus: ‘Ik ben benieuwd naar,/ maar ook bang voor,/ het meervoud van bijvoorbeeld/ stoelen.’ Het gaat over grenzen verleggen, en voor mij niet in metafysische zin, maar wel in het durven zoeken naar dingen die we nog niet weten. De onvermijdelijke metgezel daarbij is taal. Die moet je dus goed te vriend houden.’