Home Zygmunt Bauman: ‘We willen niet gevangen blijven in eenzaamheid’

Zygmunt Bauman: ‘We willen niet gevangen blijven in eenzaamheid’

Door Florentijn van Rootselaar op 04 december 2013

Cover van 12-2013
12-2013 Filosofie magazine Lees het magazine

Moreel en politiek staat deze samenleving op instorten, denkt socioloog Zygmunt Bauman. Toch heeft hij vertrouwen in de toekomst. ‘De komende decennia wordt er iets nieuws opgebouwd, een moderne democratie om de oude van onze voorouders af te lossen.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Zygmunt Bauman staat al te wachten, met een pijp in zijn ene hand en tabak in de andere. Het is herfst en het waait flink. ‘Hebt u wel een jas bij u? Het is koud’, zegt de 88-jarige socioloog, zelf gekleed in een dun zwart pak. Hij gaat voor naar een verlaten terras aan het water. Binnen, in zijn Amsterdamse hotel, is het zo benauwd. ‘En de pijp, hè.’

De Pools-Britse socioloog, die tegenwoordig resideert in Leeds, werd eind jaren tachtig bekend door zijn boek De moderne tijd en de Holocaust. Minstens zo invloedrijk is zijn serie boeken over het moderne, ‘vloeibare’ leven (onder meer Liquid Modernity en Liquid Love), waarin hij stelt: we voelen ons niet meer geborgen, maar vervreemd in onze snel veranderende wereld. Niets blijft onaangetast. De politiek verliest evenveel aan stabiliteit als de liefde, constateert Bauman. In een tijd van speeddating en internetrelaties wordt de oude huwelijksband vervangen door seriële monogamie; de oude natiestaat moet plaatsmaken voor supranationale verbanden, zoals de Europese Unie.

Die nieuwe wereld heeft grote gevolgen voor onze moraal, concludeert Bauman in Moral Blindness, zijn nieuwste boek. De avond ervoor heeft hij er nog uitgebreid over gesproken tijdens een bijeenkomst van VuConnected, samen met zijn co-auteur, filosoof en Europarlementariër Leonidas Donskis. Op het verlaten terras aan het water legt hij het nog eens uit. ‘Morele blindheid betekent dat je niet ziet wat het gevolg is van handelen of juist niet-handelen voor andere mensen. Je ziet het niet, of je negeert het als je het wel ziet. Dat komt doordat onze samenleving steeds individualistischer wordt. Ons principe: je moet je om jezelf bekommeren. Vind je iets leuk, dan moet je het doen. Wat doe je als een ander niet meer past bij je wensen? Je beëindigt luchthartig de relatie en zoekt een volgende partner. Door die mogelijkheid leven beide geliefden in permanente angst. Ik wil verdergaan, maar de ander wil dat misschien niet. Het gevolg is dat mensen vooral op zichzelf gericht zijn.’

Bauman ziet die morele blindheid op steeds grotere schaal. Niet alleen in intieme relaties tussen mensen, maar ook in de verhouding tussen landgenoten onderling en tussen wereldburgers. Dat komt doordat we niet meer in een overkoepelend verband leven waarin we op elkaar betrokken zijn: de natiestaat zegt ons steeds minder, en er is geen alternatief. ‘Er is een groeiende afstand tussen de politieke elite en de bevolking van het land. Ze spreken twee verschillende talen. Hoe dat komt? Ik zal het heel kort samenvatten: in 1648 werd de Vrede van Münster gesloten. Vertegenwoordigers van alle belangrijke machten in Europa wilden een eind maken aan de religieuze oorlogen, die vernietigend waren geweest. Ze bedachten en accepteerden een formule: cuius regio, eius religio. Dat betekent: wie de macht heeft, heeft het recht te beslissen in welke god zijn onderdanen moeten geloven. Als je protestant bent, beslis je dat het land protestants is; als je katholiek bent, beslis je dat het katholiek zal zijn. Die formule hebben we nog steeds: elke staat kan in z’n eentje bepalen wat voor leven zijn burgers kunnen leiden. Alle omliggende landen hebben daar niets over te zeggen – dat zou hun soevereiniteit schenden.’

Die formule was succesvol zolang de territoriale soevereiniteit betekenis had voor mensen. Maar die periode is afgelopen, zegt Bauman. ‘We leven op een geglobaliseerde planeet: wat je kunt doen in Nederland hangt af van wat er gebeurt in Bangladesh, Honolulu, China, India of Zuid-Afrika. We zijn allemaal afhankelijk van elkaar. Regeringen zijn niet meer vrij om alleen beslissingen te nemen; hun handen zijn gebonden. Stel, je neemt een beslissing waar banken niet enthousiast over zijn. Dan zullen die hun krediet intrekken en ergens anders heen gaan. Met als gevolg een enorme werkloosheid in Nederland. Tegelijkertijd zijn de regeringsleiders gekozen door de lokale bevolking. Daar moeten ze dus heel goed naar luisteren. Anders worden ze niet herkozen.’

Dat creëert volgens Bauman een double bind. ‘Er is sprake van een enorme controverse en verwijdering tussen de mensen die in regeringsgebouwen zitten en de mensen die hen hebben gekozen. Het gevolg is een vertrouwenscrisis – niet alleen gebrek aan vertrouwen in een bepaalde politieke partij, maar in het hele systeem. Dat houdt zich niet aan zijn belofte en de bevolking denkt niet langer dat de regering iets kan doen. Het gevolg is dat banden minder worden; iedereen kiest voor zichzelf. Daar komt de morele blindheid vandaan.’
 
Kunt u een voorbeeld geven van die morele blindheid?
‘Er is een solidariteitscrisis! Vroeger zagen mensen in dat ze gemeenschappelijke belangen hadden. Dat moedigde hen aan om schouder aan schouder te staan en zich te verbinden met een gemeenschappelijk zaak. Maar vandaag de dag… U werkt als journalist?’
 
Ja.
 
‘Dan weet u dat er een strijd is tussen u en uw collega’s. Er is geen solidariteit meer. Als iemand succesvol is, een grotere column krijgt, dan is dat voor u een verlies. Waar je aan denkt is to be one up.’

Bauman houdt zijn ene hand op de andere. ‘De Engelse uitdrukking is: de one-up action. Die komt uit het kaartspel: je hebt een punt meer dan de ander. In de economie betekent het: je buurman wordt eruit geschopt, niet jij. Dit geldt niet alleen voor werk, je ziet het in alle instituties. Dat zijn nu geen fabrieken meer van solidariteit, maar van wederzijds wantrouwen en competitie.

Staken, bijvoorbeeld, gebeurt alleen in relatief veilige instituties. Mensen staken nog steeds als ze weten dat ze de garantie hebben dat ze in dienst kunnen blijven. Maar waar de marktkrachten heersen is de situatie heel anders. Mensen durven niet meer. Er zal een ander bedrijf komen dat dat van jou opeet. En als jij lastig bent, vlieg jij er als eerste uit.

Dus het gebrek aan solidariteit ontstaat niet doordat mensen niet meer solidair willen zijn; de omstandigheden zijn vijandig voor solidaire actie. Als jij jezelf nu verbindt aan een gemeenschappelijke zaak, zou dat je niet redden. Integendeel.’
 
De populariteit van milieubewegingen en goede doelen laat toch ook zien dat mensen niet alleen om zichzelf geven?
‘Dat zijn uitdrukkingen van ons geweten. Het is niet gelukt ons geweten volledig te onderdrukken. We zijn ook sociale wezens die ergens bij willen horen. Aristoteles zei dat buiten de polis – of dat nu een stad is, een land of een ander politiek orgaan – alleen engelen en dieren kunnen leven. En daar had hij gelijk in. We zijn geen engelen, maar we willen geen dieren zijn. Daarom hebben we een polis nodig. We weten dat Socrates kon kiezen: verbanning uit Athene of gif drinken. Hij dronk liever gif dan dat dat hij zich liet verjagen uit de stad. Zo zijn we ook geschapen; we zijn sociale dieren. We kunnen niet alleen overleven.

Vandaar die explosieve solidariteit. Voortdurend zijn er uitbarstingen. Zoals de manifestaties in Madrid en Barcelona tegen de excessen van het kapitalisme. We hebben behoefte om elkaar vast te houden, of alleen maar om samen te komen. Dan vergeten we onze kleine meningsverschillen en zoeken een zaak die ons allen bindt. We willen niet gevangen blijven in onze eenzaamheid. We luisteren naar een catchy slogan, gaan de straat op en staan op een plein – soms wekenlang.

En wat gebeurt er? Twee jaar geleden waren we gefascineerd door de Arabische Lente. Waar is de Arabische Zomer, vraag ik me af. Of denk aan de Moviemento de los Indignados in Madrid: miljoenen mensen komen de straat op om te protesteren, waarmee ze hun macht tonen. Wat is ermee gebeurd? Niets! Het aantal werklozen groeit; overal zie je grimmigheid en haat. Er is dus een discrepantie tussen de explosie van emoties en het vermogen om effectief te handelen. Net als explosies barsten deze acties uit, maar ze doven ook snel weer, zonder een spoor achter te laten.’
 
Is er dan geen alternatief voor de huidige samenlevingsvorm?
‘Zelfs als we niet wijzer worden, zal er wel iets gebeuren. We moeten wel veranderen, omdat de omstandigheden ons dwingen. Op de lange duur is onze manier van leven niet duurzaam. De planeet kan zo immers niet overleven. Bij problemen kijken we nu alleen naar het bruto nationaal product. Als dat minder wordt, zijn we allemaal wanhopig; als het groeit, zijn we allemaal gelukkig – alles is oké. Het probleem is echter dat we zo niet eeuwig kunnen doorgaan. De planeet overleeft dat niet. We verbruiken nu al anderhalve planeet. Dat is veel meer dan wat de aarde kan leveren zonder te worden verwoest. En als het doorgaat, als China, India, Zuid-Afrika, Brazilië en Rusland dezelfde levensstandaard als Nederland krijgen, hebben we vier planeten nodig.’
 
Dit weten we toch? Waarom veranderen we ons gedrag dan niet?
‘We weten het wel, maar we lopen nu zoekend en tastend rond in het donker, op zoek naar gereedschap om hier iets aan te doen. De instituties die wij hebben – collectieve actie, politieke partijen, parlement, verkiezingen – zijn uitgevonden door onze grootouders en onze overgrootouders om de natiestaat te dienen. Maar tegenwoordig leven we op een globe, op een planeet, niet binnen een natiestaat. Maar we hebben geen equivalent uitgevonden van partijen en parlementen die in staat zijn om te gaan met globale problemen.’
 
Welke instrumenten hebben we nodig?
‘Ik ben geen profeet, dat kan ik niet voorspellen. Laat ik Reinhart Koselleck citeren, de Duitse ideeënhistoricus. Hij gebruikte de metafoor van de bergpas. Stel, je klimt omhoog op een erg steile helling. Je kunt niet stoppen met klimmen, omdat er zijwinden zijn en zware regen. Ook een tijdelijk kamp opslaan kan niet. Je moet doorgaan met klimmen als je wilt overleven. Maar terwijl je omhoogklimt, zie je niet wat er aan de andere kant van de bergpas is. Dat zie je pas als je daar bent. Niet alleen zie je het niet, je hebt er zelfs geen woorden voor.’

Filosofen ontwikkelen wel gereedschap, zegt Bauman, maar dat krijgt in de praktijk een heel andere vorm, onvoorspelbaar voor die filosofen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de gedachten van Aristoteles over democratie. ‘Stel je voor dat Aristoteles uitgenodigd wordt naar Westminster te komen, de plek waar het Britse parlement – de moeder van alle parlementen – vergadert. Hij zou het waarschijnlijk wel leuk vinden, omdat mensen er verschillende opinies laten horen. Ze twisten ook…’

Bauman steekt enthousiast een vuist in de lucht: ‘En soms is er zelfs een vechtpartij! En uiteindelijk zijn er verkiezingen. Ah, heel goed! Mensen zijn oprecht geëngageerd en betrokken. Maar Aristoteles zou lachen als hij hoorde dat dit nu democratie is. Want voor hem was democratie dat jij en ik en de rest bijeenkomen op de markt, om daar te spreken en te strijden. Het feit dat je je burgerschap kunt delegeren naar iemand in Westminster is volkomen vreemd voor Aristoteles. Hij zou het niet begrijpen.

Nu zijn we in dezelfde positie. U vraagt welke instituties er zullen zijn. We denken in termen van een parlement in Den Haag. Net zoiets, alleen groter. Maar dan heb je ongelijk! Zo kan het niet zijn. Net zoals Westminster niet gelijk is aan de ervaring van de Atheense marktplaats, de agora.  

Het moet een nieuw idee zijn. Een nieuwe vorm. Maar tot we voorbij de bergpas zijn weten we niet welke. Maar we moeten blijven proberen. Dan zal er iets gebeuren, in de eenentwintigste eeuw. De komende decennia wordt er iets nieuws opgebouwd, een moderne democratie om de oude van onze voorouders af te lossen. Een moderne democratie van de hele planeet. Ik zal er niet lang meer zijn, maar u bent erg jong. Ik denk dat u die nog zult zien.’