Home Wilma de Rek: ‘Toch voelde ik me een loser’

Wilma de Rek: ‘Toch voelde ik me een loser’

Door Frank Meester op 24 augustus 2011

Cover van 07-2011
07-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

Allemaal losers begon als ‘zoektocht naar het waarom van mijn eigen losergevoel’, vertelt Volkskrant-journalist Wilma de Rek. ‘Uiteindelijk bedacht ik dat winnaars vaak de grootste losers zijn.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wat kan ik weten?
‘Als kind had ik een vast hoekje, op de grond achter de bank, waar ik vaak zat te lezen. Ik herinner me dat ik me daar op een dag realiseerde dat er heel veel is dat ik niet weet, en ook nooit zal weten. Ik zal nooit begrijpen hoe een vliegtuig in de lucht blijft of waardoor planten precies groeien. Dat was een vervelende gedachte. Ook als ik mijn hele leven stug door zou lezen, zou ik de meeste boeken nog steeds niet kennen. Er is een onmetelijke brij aan potentieel te weten dingen. Dat besef maakt mensen onzeker. In de Renaissance had je nog het ideaal van de Homo universalis. Die heeft natuurlijk nooit echt bestaan, maar de geruststellende suggestie was dat het mogelijk was alles te begrijpen. Nu is de wereld veel meer gefragmentariseerd. Wetenschappers zijn specialisten die zich op minieme stukjes werkelijkheid richten. De gewone mens wordt daar gek van. Niemand heeft meer overzicht. Daarom gaan we de wereld versimpelen. We delen bijvoorbeeld de mensen in in goed en slecht, in winnaars en losers. Dat is lekker makkelijk.’

Wat moet ik doen?
‘Je verwacht misschien dat ik zeg: “stoppen met willen weten”. Maar dan kun je net zo goed meteen in je kist gaan liggen. Je moet alles willen weten. En je moet tegelijk accepteren dat dat nooit zal lukken. We moeten al zoveel. We leven in een schijnwereld die elke dag opnieuw voorschrijft waaraan we moeten voldoen. We worden genaaid en we naaien zelf lustig mee. Alles is voorgekookt en gemanipuleerd. Dat geldt voor wat we zien op tv, voor wat we lezen in kranten en bladen. Neem deze tekst. Ik praat niet in de volzinnen die uiteindelijk op papier komen te staan. Zoals ieder mens maak ik mijn zinnen niet af of maak ik er een zootje van; maar jij strijkt straks de tekst voor mij glad. Dat gebeurt op alle niveaus. We zijn voortdurend bezig elkaar aan te praten dat we veel beter zouden kunnen zijn dan we zijn. Het is de ziekte van deze tijd. We creëren onmogelijke ideaalbeelden waaraan niemand kan voldoen en waardoor veel mensen zich een loser voelen.
Als je mij vraagt wat je moet doen, dan zou ik zeggen: relativeer die ideaalbeelden. Erken dat je het ook niet allemaal weet. Dat je niet briljant bent. Hoe je dat doet? Ik geloof niet zo in religies, filosofieën of andere dogma’s die je voorschrijven hoe je moet leven. Leef het leven maar gewoon en corrigeer jezelf al doende. Ik denk niet dat we moeten proberen onze natuur te onderdrukken, onze begeertes uit te schakelen, onthecht te raken of wat dan ook. Dat zijn allemaal beschermingsmechanismen die je van het leven afhouden. Laat die begeerten en emoties lekker komen. Het leven maakt je zowel heel erg gelukkig als diep treurig, en dat is allebei goed.’

Wat mag ik hopen?
‘Iedereen hoopt op erkenning, het liefst een beetje snel en graag ook van zo veel mogelijk mensen. Waar je vroeger genoegen nam met de erkenning door een paar mensen uit je directe omgeving, leven we nu in een maatschappij waarin die erkenning van het hele publieke domein moet komen. Daarom willen mensen op tv, daarom twitteren ze tot ze erbij neervallen, en misschien plegen ze om die reden ook wel aanslagen. Veel van wat in onze maatschappij misgaat, is terug te voeren op de gedachte: doe ik er wel toe? Zijn er genoeg mensen die mij zien staan? Ben ik geen loser? Ik ben natuurlijk net zo’n grote boerenlul als iedereen. Daarom ben ik dit boek gaan schrijven. Ik was een van de kandidaten voor de opvolging van Pieter Broertjes als hoofdredacteur van de Volkskrant. Maar ik werd het niet. Dat was niet erg, want het is een kutbaan, maar toch voelde ik me een loser. En ik dacht: er zijn vast veel meer mensen met dat gevoel. Waar komt dat toch vandaan? Het boek is begonnen als zoektocht naar het waarom van mijn eigen losergevoel. Uiteindelijk bedacht ik dat winnaars vaak de grootste losers zijn, en dat losers die erin slagen hun loserschap te accepteren de echte helden zijn. Het eeuwige streven naar succes en erkenning is bijzonder vermoeiend en vaak helemaal niet leuk.’

Wat is de mens?
‘Ik was op vakantie in Italië. Toen ik met mijn jongste zoon een berg op liep, zei hij: “Mam, ik ben zo blij dat ik mens ben. Mensen zijn met veel minder dan alle dieren bij elkaar, en toch hebben wij het voor het zeggen.” Ik denk dat hij wel een punt heeft. De mens komt ter wereld als een hulpeloos hompje, dat, in tegenstelling tot de meeste dieren, bijna niets kan. Hij moet alles nog leren en ook als dat eenmaal gelukt is, blijft hij een klungel. Hij is een middelmatige loper, een belabberde zwemmer en vliegen zit er al helemaal niet in. En toch heeft dit stuntelige wezen alles naar zijn hand gezet. Hij heeft dieren gedomesticeerd, andere dieren uitgeroeid, en als door zijn schuld de kippen of varkens of runderen een of andere enge ziekte krijgen, maakt hij ze koelbloedig af. De mens is een ongekend arrogante loser.’