Home ‘Wetenschap kan een verontrustende ervaring zijn’

‘Wetenschap kan een verontrustende ervaring zijn’

Door Hannah Achterbosch op 24 september 2020

‘Wetenschap kan een verontrustende ervaring zijn’
Cover van 10-2020
10-2020 Filosofie magazine Lees het magazine

Wetenschapshistoricus Lorraine Daston hoopt dat het vertrouwen in de wetenschap door de coronapandemie wordt hersteld. Maar dan moeten we wel leren omgaan met onzekerheid.

Nu de wereldbevolking door de Covid-19- pandemie plotsklaps in een experimentele onderzoeksgroep is veranderd, lijkt scepticisme jegens de wetenschap weer plaats te maken voor vertrouwen. Na tientallen jaren van achterdocht verschenen wetenschappers zij aan zij met wereldleiders op persconferenties. We lijken blij om weer op de wetenschap te kunnen bouwen.

Dat herstel van vertrouwen is goed nieuws, vindt wetenschapshistoricus en -filosoof Lorraine Daston, directeur emerita van het Berlijnse Max Planck Instituut voor Wetenschapsgeschiedenis. De pandemie leert ons volgens haar dat de samenleving de wetenschap nodig heeft. Die laat zich nu bovendien van haar beste kant zien: ‘Wetenschappers hebben hun normaal zo competitieve houding aan de wilgen gehangen en gedragen zich als een goed functionerende internationale gemeenschap – in schril contrast met de “ieder voor zich”-mentaliteit van natiestaten.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Toch heeft de wetenschap niet hét antwoord op de coronacrisis – ze spreekt niet met één stem.

‘We zien nu wetenschap in wording. Normaal gesproken zien we wetenschap alleen als resultaat van een lang proces van onderzoek, evaluatie en testen. Nu wordt de wetenschap gevraagd om een nieuw virus aan te pakken waar nog geen kennis over is. Wat we nu dus te zien krijgen, is een versneld wetenschappelijk proces. Het is alleen maar begrijpelijk en wenselijk dat er in deze fase een grote diversiteit aan mogelijke antwoorden is. Het is de taak van de wetenschap om daaruit de juiste resultaten af te leiden. Dat is onderdeel van het wetenschappelijke proces.

De pandemie is daarom een uiterst educatieve ervaring. Ik hoop dat die de legitimiteit van de wetenschap vergroot. Wetenschap gaat bij uitstek over dingen willen weten die nog onbekend zijn. Onzekerheden, vergissingen en misverstanden horen daarbij. Maar het is waar: voor wie tot nu toe wetenschap alleen met zekerheid heeft geassocieerd kan dit een verontrustende ervaring zijn.’

De pandemie laat dus ook zien dat we buiten de wetenschap aanzienlijk minder goed omgaan met onzekerheid dan de wetenschap zelf?

‘Mensen hebben moeite met abstracties. Van abstracte voorstellingen gaan onze hersenen op blanco en draaien onze magen om. We kunnen ons er geen voorstelling van maken. Dus zoeken we naar beelden, manieren om die abstracties te visualiseren. Dat is ons eerste instinct. We vergelijken bijvoorbeeld de samenleving met een bijenkorf, of de financiële markt met een hydraulisch systeem waarbij het heen en weer bewegende water vraag en aanbod symboliseert.

‘Van abstracte voorstellingen gaan onze hersenen op blanco.’

Ook in de wetenschap visualiseren we abstracties. Neem de astronomie, een van de meeste abstracte speelvelden in de wetenschap. Niets van wat daar onderzocht wordt is met het blote oog te zien en vrijwel alle informatie is digitaal. Maar wat doen astronomen? Alles terugbrengen naar beelden die we wel kunnen zien. Deze beelden gebruiken ze om hun onderzoeksobjecten te classificeren en te analyseren. Ook al kun je de digitale informatie uit de astronomie ook digitaal analyseren, wij mensen zetten een tussenstap door te visualiseren. Dat is hoe wij mensen denken. Die tussenstap bevat per definitie onzekerheid. Wetenschappers zijn zich daarvan bewust. Die weten dat in de vertaling van abstracties naar beeld mogelijk vergissingen worden gemaakt. Maar deze vergissingen horen bij de wetenschapspraktijk.’

Waarom blijven we beelden gebruiken, als het met zoveel onzekerheid gepaard gaat?

‘Omdat we niet anders kunnen. Als ik het over de samenleving heb, weet jij niet hoe ik over de samenleving denk in mijn hoofd. Maar wijzen we allebei naar een bijenkorf om het over de samenleving te hebben, dan hebben we een gemeenschappelijk referentiekader. Je moet visualiseren niet zien als een cognitieve tekortkoming van het menselijke brein, maar eerder als een sociale noodzaak om te kunnen praten over kennis. Voor de wetenschap geldt bovendien dat visualisaties het mogelijk maken om juist na te denken over dat wat aan ons zicht ontsnapt.’

In Tegen de natuur in schrijft u dat wij vooral geneigd zijn beelden uit de natuur te gebruiken. Waarom is dat?

‘De natuur is een onuitputtelijke inspiratiebron. Natuurlijke artefacten zijn veel duurzamer dan menselijke artefacten. Mensen gebruiken ook weleens technologie of de rechtsorde als analogieën, maar die beelden zijn veel sneller achterhaald. De moderne technologie is buitengewoon indrukwekkend, maar verandert razendsnel. Halverwege de twintigste eeuw was het gebruikelijk om het menselijk brein als telegraafcentrale of telefooncentrale uit te beelden. Die voorstelling is nu volkomen onbegrijpelijk voor iedereen jonger dan zestig jaar. Het is vanuit de mens bezien moeilijk om de duurzaamheid van het zonnestelsel te verslaan, en daarom grijpen we terug naar de natuur.’

Zonder analogieën, vooral ontleend aan de natuur, kunnen we niet, stelt u. Betekent dit ook dat we maar een zeer beperkte mate van onzekerheid accepteren?

‘Het is opvallend dat we steeds minder onzekerheid accepteren. Juist samenlevingen die onzekerheden tot een minimum hebben teruggebracht, zijn het meest geobsedeerd door zekerheden. Samenlevingen waarin je ervan kunt uitgaan dat kinderen de kindertijd overleven, de eigen levensverwachting steeds hoger wordt, verkiezingen min of meer lopen zoals gepland en beloofde arbeidscontracten getekend worden, zijn het meest afkerig van onzekerheid en gebrek aan controle.

‘Het is onmogelijk om een wereld te hebben zonder onzekerheid.’

Het is wel belangrijk om onderscheid te maken tussen kleine en existentiële onzekerheden. In de negentiende eeuw, zelfs in welvarende Europese gezinnen uit de middenklasse, was het te verwachten dat je op z’n minst één kind zou verliezen voor het de volwassen leeftijd bereikte. Dat is een existentiële onzekerheid. En er zijn nog steeds mensen en samenlevingen die geconfronteerd worden met existentiële onzekerheden – denk aan de situatie van een burgeroorlog: je kunt geen relaties opbouwen, er is geen overheidsstructuur en je eigen familie kan zich tegen je keren. In zo’n situatie geef je de voorkeur aan wat dan ook om de onzekerheid te elimineren.

Wij mensen zouden goed in staat moeten zijn om met bepaalde onzekerheden om te gaan. Maar dan heb ik het niet over existentiële onzekerheden. Of je vliegtuig op tijd vertrekt is geen existentiële onzekerheid; niet in staat zijn een leven op te bouwen wel. Zodra risico’s existentieel worden, hebben we het over onzekerheden die we niet moeten tolereren.

Er is alleen een enorm breed spectrum tussen ontoelaatbare onzekerheden en de onzekerheid dat je vliegtuig niet op tijd vertrekt. Wat ik interessant vind, is dat de meest welvarende samenlevingen, die in staat zijn gebleken de grootste risico’s te elimineren, nu geobsedeerd zijn door de kleine risico’s en deze ook niet willen accepteren. Het is een onmogelijke assumptie om een wereld te hebben zonder onzekerheid en dat moeten we ook helemaal niet willen.’

Een veelgehoorde zin is dat de pandemie ‘de wraak van de natuur op de mens’ is. Helpt die manier van denken om met de pandemie om te gaan?

‘Bij natuurrampen horen we vaker de term “wraak van de natuur”. Dit wekt altijd de suggestie dat er menselijke schuld bij betrokken is. Het komt maar zeer zelden voor dat we een aardbeving zien als “wraak van de natuur”. Als de aardbeving een stad verwoest die willens en wetens op een breuklijn is gebouwd, zeggen we dat wel.

De natuur staat onverschillig tegenover menselijke schuld of onschuld. Suggereren dat de natuur op de een of andere manier wraak neemt, is in feite een poging om een hogere vorm van gerechtigheid te vinden die mensen zal straffen wanneer menselijke rechtbanken dat niet kunnen. Dat zijn verdraaiingen in ons denken die echt tot schade kunnen leiden.

Denk aan Japan. In 2011 werd dat land getroffen door drie verschrikkelijke rampen: een aardbeving, gevolgd door een tsunami, gevolgd door de ineenstorting van een kernreactor in Fukushima. De rampen werd in de wereldpers onmiddellijk samengevat als “Fukushima”, alsof de enige ramp die ertoe deed de ramp was die een element van menselijk schuld en verantwoordelijkheid bevatte. Het suggereerde niet alleen dat Japanners schuld hadden aan hun eigen tegenslagen, maar ook dat de belangrijkste oorzaak “wraak van de natuur” was.

De fixatie op zo’n narratief helpt ons niet om goed om te gaan met deze rampen en al helemaal niet om te begrijpen hoe ze tot stand zijn gekomen. Het suggereert een grote menselijke verantwoordelijkheid om je voor te bereiden op dergelijke rampen, maar dat kan maar tot op zekere hoogte. Mensen kunnen tektonische platen niet beheersen, al kunnen ze natuurlijk wel bouwvoorschriften afdwingen als ze van plan zijn een stad te bouwen op zo’n plaat. We moeten een duidelijk onderscheid maken tussen wat wel onder menselijke controle is en wat niet.

Ik vermoed alleen dat we een tijdperk in gaan waarin we, in plaats van duidelijk te onderscheiden wat we wel en niet kunnen beheersen, de radius van menselijke schuld vergroten. De manier waarop we omgaan met Covid-19 is daar een teken van. We doen ineens pogingen om een bedrijf of land te vinden dat we verantwoordelijk kunnen houden voor de uitbraak. Bij eerdere vergelijkbare epidemieën, zoals SARS en ebola, gebeurde dat niet. Niemand wees met een vinger naar een bepaald bedrijf of land. Dit is dus iets nieuws. We nemen het patroon van menselijke schuld over en projecteren het op de natuur. Maar we moeten realistisch zijn over wat we redelijkerwijs van mensen kunnen verwachten. En een beroep doen op menselijke schuld is een grote stap terug.’

Het lijkt er dus niet op dat we creatief genoeg zijn om beelden te creëren die de menselijke schuld ontstijgen. Wat zou een stap vooruit zijn?

‘We hebben andere beelden nodig. De beelden die we te zien krijgen via allerlei nieuwe technologieën zijn uniform. Wat dat betreft is het heden nogal saai. We hebben meer visuele bronnen tot onze beschikking dan vroeger, maar we zijn eigenlijk verarmd. De geschiedenis van het maken van beelden is lang, rijk en divers. We moeten de geschiedenis gebruiken om onze voorraad van beelden aan te vullen.’

U hoopt dat de coronapandemie het vertrouwen in de wetenschap vergroot. Maar daarvoor moeten we dus wel anders gaan denken over onzekerheid. Kan filosofie daarbij helpen?

‘Filosofen zijn tot nu toe niet erg behulpzaam geweest bij het bedenken van nieuwe concepten van waarheid en zekerheid. Dan heb ik het niet over vaststaande begrippen maar over dynamische, die recht doen aan de dynamiek van de wetenschap zelf. De prijs van wetenschappelijke vooruitgang is dat we geen eeuwige en blijvende waarheden meer hebben. Dat betekent dat elk wetenschappelijk resultaat, hoe streng getest en bekritiseerd ook, altijd geassocieerd zal worden met een bepaalde mate van onzekerheid. We moeten met dat nieuwe beeld van de wetenschap, en dus ook met onzekerheid, leren leven.’

Beeld: Skuli Sigurdsson & Johan Wahlgren

LORRAINE DASTON
De van origine Amerikaanse Lorraine Daston (1951) is directeur emerita van het Berlijnse Max Planck Instituut voor Wetenschapsgeschiedenis en gasthoogleraar aan de University of Chicago. Ze won de prestigieuze ‘Heinekenprijs voor de historische wetenschap 2020’ voor haar studie naar het begrip ‘objectiviteit’ en haar bijdrage aan het vakgebied van de wetenschapsgeschiedenis.

tegen de natuur in

Titel Tegen de natuur in
Auteur Lorraine Daston,
Uitgever Octavo
Prijs € 17,50