Volgens schoolmeester Gradgrind uit de roman Moeilijke tijden van Charles Dickens is efficiency de belangrijkste levensles. Doe wat je het meeste oplevert, en vermijd nutteloze zaken als poëzie en literatuur. Maar is het leven dan nog wel de moeite waard?
‘Het fundamentele principe van Gradgrinds filosofie van efficiency was dat er voor alles betaald moest worden. Niemand mocht iemand helpen of iets geven, zonder dat er voor betaald werd. Dankbaarheid moest afgeschaft worden, en alle deugden die daaruit voortvloeien, hoorden niet te bestaan. Elke centimeter van het menselijk bestaan, van de geboorte tot de dood, zou een transactie moeten zijn. En als we op die manier niet in de hemel kwamen, dan zou dat geen politiek-economische plaats zijn en hadden we daar niets te zoeken.’
Zo beschrijft Charles Dickens de levensovertuiging van Meneer Gradgrind, een hoofdpersoon van zijn roman Moeilijke tijden. De opvatting dat alles een transactie moet zijn, is een verwaterde vorm van het utilisme van de filosoof Jeremy Bentham (1748-1832). Met zijn satirische roman leverde Dickens kritiek op diens ideeën. Volgens het utilisme is de mens een wezen dat geluk wil verwerven en pijn wil vermijden. Bentham was ervan overtuigd dat je geluk kunt kwantificeren. Wat een mens gelukkig maakt, of het nu het lezen van poëzie is, of hinkelen, doet er niet toe. Het gaat louter om het effect: welke handeling levert het meeste genot op? Volgens Bentham kun je aan de hand daarvan ook een sociale ethiek construeren; namelijk door te berekenen welke handelingen het meeste geluk voor zoveel mogelijk mensen oplevert. Bentham was ervan overtuigd dat je door middel van zo’n berekening tot de meest rechtvaardige en rationele beslissingen kwam, onder andere op het gebied van de rechtspraak en de economie.
In Moeilijke tijden voert Dickens de ideeën van het utilisme door tot in het absurde. De politicus en schoolmeester Gradgrind gebruikt het utilisme namelijk niet alleen als een methode om economische rapporten op te stellen, maar als levensfilosofie. In de omgang met zijn medemens – inclusief zijn eigen vrouw en kinderen – laat hij zich leiden door kosten-batenanalyses. Zijn lijfspreuk luidt dan ook: ‘Het enige wat we in deze wereld nodig hebben, zijn de feiten!’ Voor de wereld van gevoelens en poëzie staat hij niet open. Gradgrinds goed bedoelde poging om zijn kinderen volgens zijn ideaal op te voeden, heeft echter desastreuze gevolgen. Behalve de idealistische Gradgrind is overigens ook het stadje waarin hij woont, Coketown, een toonbeeld van efficiëntie. Er wordt continu geproduceerd: een zakenman beschouwt zelfs de rook uit de kolenfabrieken als nuttig voor zijn longen.
Voor de moderne Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum vormde Moeilijke tijden de inspiratie tot het schrijven van Poetic Justice, een verhandeling over de literaire verbeelding en het publieke leven. Met dit boek wilde zij een filosofische rechtvaardiging van Dickens afwijzing van het utilisme presenteren. Zij stelt dat Dickens vijanden ook de hare zijn. Nussbaum maakt echter duidelijk dat ze zich niet tegen de filosofische theorieën van het utilisme richt, maar tegen de veel minder subtiele vormen van utilistisch denken die tegenwoordig in de economie, politiek en de rechtspraak worden gehanteerd. Haar grootste bezwaar tegen deze denktrant is dat zij empathische verbeeldingskracht missen, waardoor de individuele, unieke mensenlevens allemaal over één kam worden geschoren.
Leerling nummer twintig
Deze onsympathieke kant van utilistische rekenmodellen komt sterk naar voren in Dickens beschrijving van Gradgrinds school. De meester spreekt zijn leerlingen niet met hun naam, maar met een nummer aan. Eén van zijn leerlingen, Sissy Jupe, is ‘meisje nummer twintig’. Tijdens de economieles stelt Gradgrind haar de volgende vraag: ‘Stel je eens voor dat dit klaslokaal een natie is. En deze natie bezit vijftig miljoen pond. Leef je dan niet in een welvarend land, meisje nummer twintig?’ Sissy Jupe antwoordt dat ze het niet weet, omdat ze de verdeling van het geld niet kent; misschien heeft zij wel helemaal niets. Meteen krijgt zij van de meester op haar kop: het gaat er immers niet om wie in het land het geld heeft, maar dat het geld er is.
Nussbaum merkt op dat we vandaag de dag net zulke wrede rekenmodellen als Meneer Gradgrind hanteren voor het vaststellen van de rijkdom van een land. Tabellen met het Bruto Nationaal Product per hoofd van de bevolking zeggen niets over de verdeling van de rijkdom. Bovendien komen we via zo’n tabel niets te weten over andere belangrijke aspecten van een mensenleven, die niets met het BNP te maken hebben, zoals gezondheid, educatie of politieke rechten. Op die manier blijft er veel onrechtvaardigheid verborgen.
Dankzij utilistische rekenmodellen zien we volgens Nussbaum individuen als onderling inwisselbaar, en raken we ons vermogen tot empathie kwijt. Dickens illustreert deze gevoelloosheid in de vorm van de jonge klerk Bitzer, een leerling van Gradgrind. Omdat híj niet trouwt, zich niet voortplant en op verantwoorde wijze met zijn geld omgaat, snapt Bitzer niet waarom andere mensen andere keuzes maken – en dus arm kunnen worden. Hij vindt zijn eigen keuzes de enig rationele en vindt dat iedereen zo moet handelen als hij. Tegelijkertijd heeft Bitzer niet in de gaten dat hij alleen vanuit zijn eigen, beperkte denkkader naar de wereld kijkt.
Nussbaum stelt dat de utilistische denktrant tegenwoordig in vele sectoren van de maatschappij is doorgedrongen, waaronder die van de rechtspraak. Zij vindt dit een slechte zaak, omdat utilistische rekenmodellen geen adequate rol kunnen spelen in de publieke besluitvorming, juist omdat ze geen rekening houden met de individuele mens. Een goede rechter mag zich dan ook niet verlaten op zulke simpele berekeningen, maar moet een genuanceerd ethisch standpunt kunnen innemen. Het belangrijkste kenmerk van zo’n rechter is volgens Nussbaum empathie. Dankzij dit meevoelen met de ander komt hij tot een morele visie die ‘democratisch is, vol mededogen zit en rekening houdt met de complexiteit en verschillen tussen mensen’.
Rechters moeten romans lezen
Rechters zijn zich echter onvoldoende bewust van de waarde van empathie. Daarom moeten ze volgens Nussbaum hun inlevingsvermogen trainen. Het middel dat zij hiervoor aanraadt, is het lezen van literatuur. Met name het lezen van romans dwingt je om je te verplaatsen in heel andere belevingswerelden dan de jouwe, en hier sympathie voor op te brengen. Rechters moeten deze ervaring betrekken in hun oordeel over criminelen, zodat zij hen als echte mensen en niet als nummers zien.
Moeilijke tijden zou volgens Nussbaum verplichte kost voor rechters moeten zijn, omdat de roman toont dat het utilistische ideaal zichzelf ondergraaft. Hoewel Gradgrind zijn kinderen volgens zijn door en door rationele ideaal opvoedt, zijn ze daardoor juist niet klaar voor de wereld. Zijn dochter Louisa zit gevangen in een liefdeloos huwelijk en zijn zoon Tom raakt gokverslaafd en berooft zelfs een bank. Uiteindelijk ziet Gradgrind zijn fout in: ‘Ik heb mezelf van de waarheid van mijn systeem overtuigd en me daar streng aan gehouden; de verantwoordelijkheid van het foute daarvan moet ik nu ook dragen.’ Hij beseft dat hij door het uitschakelen van zijn hart in plaats van rationeel juist irrationeel was.
Door deze romanpassage krijg je als lezer medelijden met Meneer Gradgrind. Hierin toont zich volgens Nussbaum de grote literaire kracht van Hard Times: zij dwingt je om zelfs empathie op te brengen met iemand die zijn leven via utilistische rekenmodellen inricht, omdat hij het slachtoffer is van zijn eigen, onmenselijke ideaal.
Dit artikel is exclusief voor abonnees