Als je terechtstaat en de doodstraf riskeert, en je hebt de kans om de jury een verhaal over jezelf te vertellen, dan zorg je natuurlijk dat je het juiste verhaal vertelt. Socrates, die zich in precies die situatie bevond, koos ervoor om te vertellen over de keer dat zijn vriend Chairefon een reis maakte naar het Orakel van Delphi. Het Orakel, dat geacht werd de wil van Apollo over te brengen, was de hoogste religieuze autoriteit in de hele Griekse wereld. Chairefon vroeg het Orakel of er iemand wijzer was dan Socrates en het antwoord was ‘nee’. Maar toen Socrates dat hoorde, was hij geschokt:
Toen ik dat namelijk had gehoord, dacht ik bij mezelf: wat bedoelt de god eigenlijk en waarop zinspeelt hij toch? Want ik ben me bewust dat ik helemaal nergens verstand van heb. Wat bedoelt hij dan eigenlijk wanneer hij zegt dat niemand zoveel inzicht heeft als ik? Liegen doet hij toch niet. Dat mag hij niet.
Hooguit een voorbeeld
Dat is toch geen normale reactie als een officiële vertegenwoordiger van een god je vertelt dat je bijzonder bent? De meesten van ons koesteren de heimelijke hoop dat we op een dag merken dat we op de een of andere manier bijzonder zijn, dat we op unieke wijze beter zijn dan iedereen om ons heen. Als normaal mens zou je je warmen aan de gloed van het antwoord van het Orakel en het beschouwen als de bevestiging waar je al je hele leven op hebt gewacht: ik ben eigenlijk een genie! Socrates, daarentegen, houdt vol dat hij heel goed weet dat zijn wijsheid op geen enkele manier buitengewoon is en vindt uiteindelijk een manier om de uitspraak van het Orakel op te vatten als een bevestiging van dat standpunt:
Het zal erop neerkomen, mannen, dat in werkelijkheid de god een wijze is en dat hij met zijn orakelspreuk heeft willen zeggen dat de wijsheid van de mens weinig of niets waard is. Het ziet ernaar uit dat zijn opmerking niet zozeer op deze Socrates sloeg, hij gebruikte mijn naam bij wijze van voorbeeld. Evengoed had hij kunnen zeggen: ‘De wijste onder jullie, mensen, is degene die net als Socrates begrepen heeft dat zijn wijsheid eigenlijk niets voorstelt.’
Socrates zegt dus: de god lijkt mij hooguit als voorbeeld te nemen. Volgens zijn interpretatie van het Orakel is de boodschap dat geen enkel mens over enige vorm van buitengewone wijsheid beschikt. De god had het niet specifiek over Socrates; die was niet meer dan een voorbeeld. Toen de god de naam ‘Socrates’ gebruikte, verwees hij daarmee niet naar het concrete individu dat de zoon van Sophroniskos en de echtgenoot van Xanthippe was, maar naar een soort mens, namelijk iedereen die begrijpt dat geen enkel mens wijs is. Als je dat begrijpt, maakt dat je al tot ‘een Socrates’.
Uit socratisch hout gesneden
Socrates dacht dat iedereen een Socrates kon worden en bovendien had hij de gewoonte om dat ook van iedereen te verlangen. Als hij bijvoorbeeld met de redenaar Gorgias praat, zegt hij:
Was jij nu uit hetzelfde hout gesneden als ik, dan zou ik je graag meer vragen. Zo niet, dan wilde ik het hierbij laten.
En hij daagt Gorgias uit:
Meen ook jij uit dit hout te zijn gesneden, laten we dan praten. Maar als jij denkt dat we het hierbij moeten laten, dan is het zaak dat meteen te doen en het gesprek te beëindigen.
Merk op dat Socrates hier impliciet een zeer boude bewering doet. Hij stelt de bereidheid om de discussie voort te zetten gelijk aan de uitspraak: ‘Ik ben hetzelfde soort persoon als jij, Socrates.’ Alleen een Socrates kan met Socrates praten.
Hij is succesvol in het opwekken van een socratische houding in anderen, zoals blijkt uit het antwoord van Gorgias: ‘Nou, Socrates, ik meen zeker ook zelf uit het hout te zijn gesneden dat jij bedoelt.’
Wat voor soort persoon zegt Gorgias hier te willen zijn? Socrates zet het zorgvuldig uiteen:
En uit wat voor hout ben ik gesneden? Ik ben iemand die het fijn vindt te worden tegengesproken wanneer ik iets onwaars zeg, maar ik vind het ook fijn om een ander tegen te spreken wanneer die iets onwaars zegt. En tegengesproken worden vind ik zeker niet onplezieriger dan zelf iemand tegenspreken.
Omdat hij begrijpt dat hij niet wijs is, is Socrates blij als hij erop wordt gewezen dat hij het bij het verkeerde eind heeft – en dat is wat hij ook van Gorgias verlangt. Je zou verwachten dat Gorgias dat niet wil en hem ertoe probeert te brengen om het algemeen aanvaarde idee te accepteren dat tegengesproken worden erger is dan iemand anders tegenspreken. In Gorgias’ tijd werden mensen in de regel, net als in de onze, boos en voelden ze zich beledigd als bleek dat ze het bij het verkeerde eind hadden, en genoten ze ervan om anderen te laten zien dat die het bij het verkeerde eind hadden. Socrates laat weten dat hij het spel niet volgens die regels speelt: ‘Ja, het eerste lijkt me een groter goed, in die zin dat het een groter goed is zelf van het grootste kwaad te worden bevrijd dan een ander daarvan te bevrijden.’ Atheners deden dat soort opmerkingen af als belachelijk of naïef, of lieten merken dat ze maar moeilijk konden geloven wat er werd gezegd.
Meningsverschil in het wild
Vertel mij eens, Socrates, moeten we ervan uitgaan dat jij nu serieus bent of dat je een grapje maakt? Want als je het meent en wat jij zegt waar is, dan valt toch niet te ontkennen dat het leven van ons mensen precies verkeerd is en dat we, zo te horen, altijd het omgekeerde doen van wat we moeten doen?
Dat zijn de woorden van Callicles, die man die in stilte heeft geobserveerd hoe Socrates eerst met Gorgias en daarna met een ander, Polos, omging, tot het moment aanbreekt waarop hij zichzelf niet langer in bedwang kan houden. Zelfs wanneer dergelijke gesprekspartners zich afvroegen of ze Socrates wel serieus konden nemen, wist hij hen daarvan te overtuigen en begonnen ze in te zien wat het probleem is van discussiëren om te winnen.
Praten met Socrates is alsof je een meningsverschil tegenkomt in het wild, in zijn natuurlijke habitat. Vergeleken daarmee lijkt de manier waarop we gewoonlijk discussiëren verstoord door sociale overwegingen: hetzelfde soort beestje, maar dan gevangen in een kooi in de dierentuin. Socrates’ gesprekspartners konden er weinig aan doen dat ze geïnspireerd raakten om het type mensen te worden dat denkt dat onwetendheid het ergste is wat er is. Daarom wordt de wereld rond Socrates bevolkt door Socratessen. Het is een wereld waarin het zowel gaat om het erkennen van je eigen onwetendheid wanneer je wordt geconfronteerd met de vraag ‘waarom?’ als om het overwinnen van je angst voor die vraag.
Hydra
Wanneer Socrates terechtstaat – althans in Plato’s weergave van die gebeurtenis, de Apologia – beperkt hij zich er niet toe zichzelf te verdedigen tegen de officiële aanklachten, maar beweert hij bovendien dat zelfs zijn aanklagers niet echt geloven dat hij schuldig is aan goddeloosheid of het bederven van de jeugd. Waarom probeerden ze hem dan te doden? Volgens Socrates is het antwoord op die vraag: vanwege de angst voor de vraag ‘waarom?’ Hij houdt de juryleden die tegen hem hebben gestemd voor dat ze dat tevergeefs hebben gedaan. Ze stemden ervoor om hem te doden, volgens hem ‘met de gedachte dat jullie er dan van verlost zouden zijn rekenschap te moeten afleggen over jullie leven’, maar anderen zouden zich haasten om zijn plaats in te nemen en hetzelfde te doen, zodat er uiteindelijk ‘meer mensen jullie om rekenschap vragen’. Hij beweert dat ‘jullie, mannen die verantwoordelijk zijn voor mijn dood, […] onmiddellijk na mijn overlijden een straf wacht die, bij Zeus, veel zwaarder zal zijn dan de doodstraf die jullie mij oplegden’.
Volgens Socrates heeft de jury niet zozeer een probleem met het individu Socrates – de bejaarde zoon van een steenhouwer – maar eerder met het idee dat er iemand bestaat voor wie er geen groter goed is dan kennis en geen menselijk project belangrijker is dan onderzoek. De jury richt zich niet werkelijk tegen Socrates, maar tegen zijn creatie – het soort man dat hij zegt te zijn. Wat hij suggereert is dat dat wezen, als een hydra, er meerdere koppen bij krijgt wanneer je er een afhakt.
Socrates voorspelde dat de wereld na zijn dood gevuld zou zijn met Socratessen. Kreeg hij gelijk?
Dit is een bewerkte voorpublicatie van het boek Open Socrates. Een filosofisch leven van Agnes Callard, dat op 11 juni 2025 verschijnt bij uitgeverij Athenaeum.
Open Socrates. Een filosofisch leven
Agnes Callard
Athenaeum
448 blz.
€ 29,99