Home Politiek Wantrouw politici als ze niet hypocriet zijn
Politiek

Wantrouw politici als ze niet hypocriet zijn

Volgens politiek denker Thomas Hobbes hoort hypocrisie bij elke vorm van politiek. En daar is geheel niets kwalijks aan.

Door Frank Meester op 01 januari 2019

politiek masker maskers publiek politicus hypocriet hypocrisie hypocriete politici beeld Jenna Arts

Volgens politiek denker Thomas Hobbes hoort hypocrisie bij elke vorm van politiek. En daar is geheel niets kwalijks aan.

Cover van 01-2019
01-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Wij maken politici vaak uit voor hypocriet, en politici onderling doen dat trouwens net zo goed. Iemand betichten van hypocrisie is een effectieve manier om hem of haar als politiek tegenstander af te serveren. En het is vaak een stuk makkelijker dan ingaan op de argumenten van je rivaal. Een van de beroemdste voorbeelden uit de recente Nederlandse politieke geschiedenis: ‘U draait en u bent niet eerlijk’, zei Jan Peter Balkenende tegen Wouter Bos tijdens een radiodebat, waarmee hij hem handig wegzette als hypocriet. Vervolgens bleef het CDA Bos als hypocriete draaikont afschilderen. En met succes. Bos’ Partij van de Arbeid lag een straatlengte voor, maar uiteindelijk werd het CDA de grootste partij. Het is zo gemakkelijk, omdat iedereen weleens hypocriet is in de politiek. Als lid van een politieke partij of van de regering moet je nu eenmaal soms standpunten verdedigen waar je niet helemaal achter staat.

Moeten we dan maar elke vorm van hypocrisie door de vingers zien in de politiek? De zeventiende-eeuwse Britse filosoof Thomas Hobbes zat in zijn tijd ook met deze vraag. Door verschillende vormen van hypocrisie van elkaar te onderscheiden wist hij de vraag te beantwoorden. Hebben wij in deze tijd nog iets aan Hobbes’ oplossing?

Theater

De term ‘hypocrisie’ had aanvankelijk geen slechte bijklank; het was een puur beschrijvende term. Hypocrieten waren klassieke acteurs in het Griekse theater. De Griekse term hypokrisis betekende ‘het spelen van een rol’. Het was hypocriet om te doen alsof je iemand anders bent. Door de eeuwen heen kreeg de term zijn slechte naam zoals wij die nu kennen – vooral trouwens toen hij zijn intrede deed in de wereld van het geloof. Hypocrisie heeft nog steeds te maken met het dragen van een masker, maar dat keuren we nu – buiten het theater of carnaval – af als een vorm van bedrog.

Thomas Hobbes had niet zo’n probleem met het dragen van een masker in de politiek. Volgens hem had de politiek namelijk veel overeenkomsten met het theater, zo blijkt uit zijn politieke filosofie. Hij ontwikkelde die tegen de achtergrond van de Engelse burgeroorlog in de zeventiende eeuw, waarbij koning Karel I ten val werd gebracht en Oliver Cromwell de macht overnam. Hobbes stond aan de kant van de koning, al lezen zijn politieke geschriften eerder als een protest tegen de opstandelingen dan als koningsgezinde geschriften. Zijn beroemdste werk Leviathan (1651), dat een soort Engelse vertaling is van zijn eerder in het Latijn geschreven De Cive (1642) werd niet erg gewaardeerd in de kringen rond de koning waarin Hobbes verkeerde, omdat het vooral gehoorzaamheid aan de heerser verdedigde, of dat nu de koning was of zijn opvolger Cromwell.

Even tussendoor… Meer lezen over Hobbes en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

In Leviathan beschrijft Hobbes de zogenaamde natuurtoestand. Dat is een beginsituatie waarin elke vorm van politiek bestel ontbreekt; er is geen staat en geen heerser. Daarom bestaat er geen standaard voor wat goed en fout is. Hobbes schrijft: ‘Wat voor de een wijsheid is, noemt een ander angst; wat de een wreedheid noemt, is voor de ander gerechtigheid.’ Iedereen rommelt maar wat aan. Daarom is er in die natuurtoestand al snel een oorlog van allen tegen allen gaande. Als niemand erop toeziet wat wel en niet mag, is het makkelijker om voedsel te stelen of met geweld te bemachtigen dan het zelf te verbouwen. Die oorlog van allen tegen allen is uiteraard voor bijna iedereen een ramp. Daarom besluiten de mensen om met elkaar een sociaal contract op te stellen waarin ze afspreken om een machthebber aan te stellen, de soeverein, die bepaalt wat goed en fout is, met het oog op vrede. De macht van de soeverein is in Hobbes’ visie niet gebaseerd op iets wat buiten de politiek ligt, niet op God of wat dan ook. Zijn macht berust op een afspraak. De soeverein verschilt dus niet van zijn onderdanen, behalve dat hij de positie van machthebber heeft en dat zijn onderdanen hem daarom hebben te gehoorzamen.

Nu is begrijpelijk waarom de koningsgezinden niet erg te spreken waren over Hobbes’ Leviathan. Toen Cromwell de koning had verdreven en zelf aan de macht was, had hij volgens Hobbes’ politieke filosofie net zoveel recht om de soeverein te zijn als de koning.

Het is nu ook duidelijk waarin het theater en de politiek volgens Hobbes op elkaar lijken. De soeverein is net als iedereen ook maar een mens, maar speelt een bijzondere rol: hij draagt het masker van de macht. Hij moet de rol spelen van een soort sterfelijke god. En dat is niet makkelijk.

In Leviathan laat Hobbes telkens weer zien hoe belangrijk het is om deze rol goed te blijven spelen. De soeverein heeft namelijk de plicht de reputatie van macht op te houden, want macht is niets anders dan de reputatie van macht.

Niet alleen de heerser speelt een rol in dit politieke toneelspel, ook de anderen spelen een rol, namelijk die van onderdaan. Ze hoeven dus niet per se zichzelf te zijn, maar ze moeten een brave onderdaan spelen. Wanneer een onderdaan het niet eens is met het beleid van de soeverein, mag dat op geen enkele manier uit zijn of haar handelingen blijken. De burger moet gehoorzamen, zich onderwerpen aan de normen en regels van de heerser, in dienst van de vrede. In zijn boek De Cive schrijft Hobbes: ‘Zij die beweren dat onderdanen een zonde begaan in het aanvaarden van een opdracht van hun prins die naar hun mening onjuist is, hebben een mening die niet alleen fout is, maar ook een die vijandig is tegenover burgerlijke gehoorzaamheid.’

Hobbes had dus geen probleem met veel van de gedragingen die wij nu hypocriet zouden noemen. Onderdanen en machthebbers moeten vanuit een gemeenschappelijk belang, namelijk dat van de vrede, ieder hun eigen masker dragen, dat vaak hun innerlijke motieven verbergt. Machthebbers moeten bovendien bereid zijn zo af en toe te frauderen en te liegen als dat in hun ogen nodig is voor hun eigen veiligheid en die van de staat. Toch zag Hobbes zichzelf als een tegenstander van hypocrisie. Welke vorm van hypocrisie wees hij dan af?

Opstand

Daarvoor moeten we terug naar de Engelse opstand tegen de koning in de zeventiende eeuw. Hobbes had vooral problemen met opstandige parlementsleden die het beleid van de koning als wreed of hypocriet wegzetten. Dat vond hij nou hypocriet. Zij probeerden volgens hem namelijk bewust te verbergen dat er zonder de koning helemaal niet zoiets bestaat als onrecht of wreedheid. In de natuurtoestand is er geen algemene standaard voor wat goed en fout is; iedereen bepaalt dat voor zichzelf. Pas wanneer er een heerser wordt aangesteld, ontstaat er overeenstemming over de moraal. Het is in Hobbes’ politieke theorie dus niet mogelijk om te zeggen dat wat de koning doet niet goed is. Voor Hobbes is er maar één werkelijke zonde, en dat is ontkennen dat rechtvaardigheid betekent dat je de wet van de heerser moet gehoorzamen. En dus is er voor hem ook maar één vorm van hypocrisie die verwerpelijk is in het politieke spel: politieke ongehoorzaamheid verhullen achter de taal van vroomheid, vaderlandsliefde en andere veronderstelde deugden. Mensen die dat doen, pretenderen dat ze in staat zijn om buiten het politieke spel te staan en kunnen bepalen wat er werkelijk toe doet. Dat is een leugen, want die standaard wordt binnen het politieke spel bepaald. En daarmee spelen ze het spel op een leugenachtige manier. Hun rol is leugenachtig omdat ze doen alsof ze geen rol spelen. Ze bespotten het politieke spel.

Hobbes zag het bewijs voor de hypocrisie van de mensen die uit naam van hogere waarden als vroomheid en vaderlandsliefde in opstand kwamen tegen de koning in het feit dat toen zij de koning eenmaal hadden verdreven en dus zelf de soeverein waren, die hogere waarden er opeens niet meer toe deden.

Het politieke spel kan dus gemeen gespeeld worden, maar het is volgens Hobbes pas hypocriet als de spelers doen alsof ze geen rol spelen. Zijn Hobbes’ politieke filosofie en zijn opvatting van hypocrisie nog van belang voor onze huidige politieke situatie?

Er zijn grote verschillen tussen onze tijd en die van Hobbes. Religie speelt nog steeds wel een rol in onze politiek, maar die is niet meer zo doorslaggevend als in de zeventiende eeuw. Er bestond toen nog zoiets als een staatsgodsdienst, en anglicanen, protestanten en katholieken lagen daarover hevig met elkaar in de clinch. Gebrek aan godsvrucht was in die tijd een zeer ernstig politiek verwijt. Een ander opvallend verschil is dat Hobbes hamerde op gehoorzaamheid en eensgezindheid, terwijl wij de mogelijkheid om tegengestelde meningen te ventileren juist essentieel vinden voor een gezond politiek klimaat.

Toch is zijn belangrijkste constatering nog steeds van toepassing: ook nu spelen politici een rol in een politiek toneelspel. Misschien zitten onze huidige democratisch gekozen politici wel meer dan ooit in die lastige dubbelrol waarvan Hobbes spreekt. Inmiddels zijn wij nog gelijker. Alle Nederlandse burgers kunnen zich immers verkiesbaar stellen, en zodra ze verkozen zijn, zijn ze uiteraard anders, niet alleen doordat ze dan macht hebben, maar ook omdat reputatie (van macht) in een democratie ten tijde van televisie en internet een nog veel grotere rol speelt. Politici moeten het juiste masker vinden om zich in die dubbele positie te kunnen handhaven: ze moeten genoeg op ons lijken om hen nog te vertrouwen, maar ze moeten ook doen alsof ze speciale capaciteiten hebben waardoor ze die macht verdienen.

Eerlijkheid

Waarschijnlijk is het inderdaad verstandig om veel vormen van hypocrisie door de vingers te zien en niet al te verontwaardigd te zijn als politici ‘draaien’. Ze kunnen moeilijk anders. Ze hebben zich gecommitteerd aan een politieke partij en zullen niet alle officiële standpunten van die partij delen, maar ze moeten wel doen alsof. Ze moeten tijdens de verkiezingscampagne duidelijke standpunten innemen, maar na de verkiezingen met andere partijen samenwerken en compromissen sluiten. Natuurlijk zijn er vormen van draaien die niet door de beugel kunnen. De grens tussen wat binnen deze vormen van hypocrisie toelaatbaar is en wat niet, zal waarschijnlijk nooit precies te trekken zijn – dat moet per geval worden bekeken. Toch had Hobbes een goed punt: als onze politiek per definitie hypocriet is, dan is de roep om meer eerlijkheid nogal hypocriet. Daar is wél een lijn te trekken, zoals Hobbes liet zien. We moeten politici wantrouwen die beweren ‘eigenlijk geen politicus’ te zijn, maar niets meer en niets minder dan een gewone man of vrouw die niet meedoet aan het politieke spel. Jezelf een politiek buitenstaander noemen is de standaardtactiek geworden van populisten. Ze plaatsen zichzelf buiten ‘het partijkartel’ door nu eindelijk eens ‘te zeggen waar het op staat’, of door de dingen ‘bij hun naam te noemen’, en verhullen daarmee dat ze juist een bijzonder geslepen politiek spel spelen.