De leden van de jury zijn zich niet bewust van de esthetische revolutie waartoe het de aanzet is. Duchamp noemt dit object een ready-made (iets wat al klaar is). Dit object onderscheidt zich van andere, soortgelijke objecten dankzij de intentie van de kunstenaar die heeft geregeld dat het tijdens een expositie van kunst wordt tentoongesteld. Of een loodgieter dit urinoir nu op school installeert of dat een kunstenaar het op een standaard zet in een expositieruimte, het is en blijft in materiële zin hetzelfde urinoir. Maar in het museum krijgt het een andere symbolische betekenis dan in een toilet. De functie ervan verandert, de bedoeling ervan eveneens, het aanvankelijke praktische nut ervan verdwijnt ten gunste van een secundaire, esthetische doelstelling.
Van officiële zijde wordt weerstand geboden tegen deze esthetische machtsgreep. Men schreeuwt over oplichterij, een grap, bluf. Men weigert een banaal ding tot een kunstvoorwerp te transformeren. Het is een kaal urinoir, onbewerkt en nauwelijks gesigneerd. De voltooide geschiedenis van de twintigste eeuw heeft Marcel Duchamp echter gelijk gegeven: zijn machtsgreep is geslaagd, zijn revolutie heeft de manier van kijken naar kunst, het creëren en uitvoeren van kunst en het tentoonstellen van kunst een metamorfose doen ondergaan.
Fruitschaal
Duchamp maakt bovendien een einde aan het gangbare artistieke materiaal. Vóór hem werkte de kunstenaar met edele grondstoffen en op gewijde plaatsen: met goud, zilver, marmer, brons, steen, op schildersdoek, op de muur van een kerk, enzovoort. Na hem kon kunst met alle materialen en overal worden gemaakt. Zo zien we in de kunstgeschiedenis van de twintigste eeuw materialen ten tonele verschijnen die helemaal niet edel zijn en in etymologische zin zelfs onedel: ontlasting (Manzoni), lichamen (de kunstenaars van de Franse Body-Art of het Weense Actionisme), klank (Cage, La Monte Young), stof (Duchamp), vet, vilt van konijnenhaar (Beuys), licht (Viola, Turrell), plastic, tijd, televisie (Nam Jun Paik), concepten (On Kawara), taal (Kosuth), afval (Arman), in stukken gescheurde affiches (Hains), enzovoort.
Je kunt van Duchamp houden of niet, zeker, maar je kunt niet weigeren te erkennen wat er tijdens de twintigste eeuw is gebeurd: de kunst van tegenwoordig kan niet meer dezelfde zijn als die van gisteren of eergisteren. Het spreekt vanzelf dat we dat moeten aanvaarden. Welke zin zou het voor jou hebben om je dag in dag uit in kleren te steken die tijdens de Franse Revolutie werden gedragen? Het is aan jou om de moderne kunst al dan niet te waarderen. Maar probeer die kunst in ieder geval te begrijpen voordat je een oordeel velt of haar afwijst — en gooi haar pas daarna in de vuilnisbak, als je dat dan tenminste nog wilt¼
Puzzels
Daarom wordt aan de toeschouwer — aan jou — een centrale rol toebedeeld. De scheppende kunstenaar biedt je een belangwekkend vertrouwen, een radicaal optimisme aan. In de moderne kunst gaat men ervan uit dat niet-geïnformeerde mensen die eigentijdse kunst direct afwijzen en van nul en generlei waarde vinden, daar vanaf zullen stappen en zullen besluiten zich te laten inwijden om inzicht te krijgen in de bedoelingen van de kunstenaar en de code die in het kunstwerk wordt gebruikt. Eigentijdse kunst vergt, meer dan kunst uit andere tijden, een actieve inzet van de kijker. Want je kunt er bij klassieke kunst genoegen mee nemen opgetogen te raken over de technische vaardigheid van de kunstenaar die zijn onderwerp sprekend op de werkelijkheid laat lijken, je kunt verbijsterd zijn over de min of meer krachtige illusie die wordt gewekt door een schilderij dat wel echt lijkt of een beeld dat, vergeleken met de afgebeelde persoon, slechts het spraakvermogen mist. Maar sinds het urinoir is de Schoonheid dood en heeft Betekenis haar vervangen. Het is aan jou om uit elk kunstwerk betekenis te halen, ernaar te zoeken en die te ontdekken, want het zijn allemaal net puzzels en rebussen.
Antihandboek voor de filosofie, door Michel Onfray, uitg. Lemniscaat, Rotterdam 2003, 330 blz., € 29,95.