Home ‘Wagner, u bent een ziekte’
Kunst

‘Wagner, u bent een ziekte’

De gecompliceerde relatie tussen filosoof Friedrich Nietzsche en componist Richard Wagner laat zien hoe een idyllische vriendschap kan omslaan in een intense vijandschap.

Door Lianne Tijhaar op 25 april 2013

Richard Wagner Friedrich Nietzsche illustratie muziek componist filosoof beeld Jan Fabre

De gecompliceerde relatie tussen filosoof Friedrich Nietzsche en componist Richard Wagner laat zien hoe een idyllische vriendschap kan omslaan in een intense vijandschap.

Cover van 05 -2013
05 -2013 Filosofie magazine Lees het magazine

8 november 1868. De grote filosoof Friedrich Nietzsche is pas net 24 jaar en ontmoet Richard Wagner, dan al een groot componist, voor het eerst bij gezamenlijke kenissen in Leipzig. Wagner maakt een overweldigende indruk op Nietzsche, vooral door zijn humor en levendige persoonlijkheid. Die dag spreken zij uitgebreid over het werk van de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer, die zij beiden bewonderen. Later bezoekt Nietzsche huize Wagner in Tribschen. Hij ontmoet daar Wagners vrouw Cosima, op dat moment hoogzwanger, en is drie weken later aanwezig bij de geboorte van hun derde kind. De relatie tussen Nietzsche en Wagner wordt steeds hechter en Nietzsche komt regelmatig op bezoek; jaarlijks viert hij samen met de familie Wagner Kerstmis in Tribschen, hij krijgt er zelfs een eigen kamer.

Nietzsche is diep onder de indruk van zijn eerste ontmoetingen met de maestro. In brieven aan zijn moeder en vrienden schrijft Nietzsche vol bewondering over Wagner. Hij noemt hem ‘het grootste genie en de grootste mens van onze tijd’ en vindt het een verrijking van het leven om zo’n genie van nabije te leren kennen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Een mooier boek dan het uwe heb ik nog nooit gelezen’

Deze bewondering zien we terug in De geboorte van de tragedie (1872). Hierin pleit Nietzsche voor een wedergeboorte van de tragedie, die zich volgens hem voltrekt in het muziekdrama van Wagner. Wagner verzette zich tegen de kunst als massa-amusement en streefde naar een Gesamtkunstwerk, waarin verschillende artistieke disciplines zich met elkaar verenigen. Geen kunst zou daarbij ondergeschikt zijn. Volgens Nietzsche belichaamt Wagner met zijn werk de vernieuwing van de Europese kunst. Wagner is degene die het decadente Duitsland naar een renaissance kan leiden.  Nietzsche eindigt zijn boek met de oproep: ‘Europeanen, werpt u aan zijn voeten en ontsteekt uw vuur aan zijn toorts!’ Wagner is lovend over de verheerlijkende woorden van zijn vriend. Hij schrijft in een brief aan Nietzsche: ‘Een mooier boek dan het uwe heb ik nog nooit gelezen.’

Bayreuth

Vlak na het verschijnen van De geboorte van de tragedie verhuizen de Wagners naar Bayreuth. Hier begint Wagner aan de uitvoering van een groots plan: de bouw van een eigen theater. In 1876 is het zover: de eerste Bayreuther Festspiele worden geopend. Nietzsche is aanwezig, maar raakt hevig teleurgesteld door wat hij ziet: ‘Alsof ik droomde… Waar was ik toch! Ik herkende niets, ik herkende Wagner nauwelijks. Vergeefs bladerde ik in mijn herinneringen. Tribschen – een ver eiland van gelukzaligen: geen schaduw van enige gelijkenis.’ Nietzsche constateert wanhopig: ‘Ze hadden Wagner in het Duits vertaald! De wagneriaan was Wagner de baas geworden! – De Duitse kunst!’. Het ideaalbeeld van Wagner als de vernieuwer van de Europese kunst stort ineen. Wagner blijkt een decadent, een toneelspeler, een verleider; iemand die de muziek ondergeschikt maakt aan het theater en muziek slechts gebruikt als middel om de massa te verleiden. Nietzsche vertrekt. In oktober dat jaar vindt de laatste ontmoeting tussen Nietzsche en Wagner plaats. Ze hebben elkaar niets meer te zeggen.

‘Wagner is het grootste genie en de grootste mens van onze tijd’

De gezondheid van Nietzsche gaat sterk achteruit en hij krijgt voor een jaar ziekteverlof. Dan vindt de beruchte briefwisseling plaats tussen Wagner en Nietzsches arts dr. Eiser over Nietzsches gezondheidstoestand. Volgens Wagner zou de slechte gezondheid van Nietzsche te wijten zijn aan overmatige masturbatie.

Vlak daarna stuurt Wagner Nietzsche de opera Parsifal toe. Hierin zoekt hij toenadering tot het christendom, de godsdienst die volgens Nietzsche juist een groot gevaar vormt en overwonnen moet worden. Nietzsche uit zijn afkeer van het met christelijke symboliek doordrenkte muziekdrama in brieven naar vrienden. Hij noemt Parsifal een hulpeloze knieval voor het kruis. Omgekeerd reageert Wagner woedend op het bijna tegelijkertijd verschenen werk van Nietzsche, Menselijk al te menselijk, waarin Nietzsche zich distantieert van Wagner en zich afzet tegen het symbolische in de kunst. De beide werken staan voor het einde van een innige vriendschap. Later vergeleek Nietzsche de vriendschap tussen Wagner en hem met twee schepen waarvan elk zijn eigen koers heeft. De schepen kruisten elkaar en vierden samen in een haven feest, maar nu hervatten zij ieder de weg naar hun eigen bestemming.

Tegenstander

Als Wagner op 13 februari 1883 overlijdt, laat dit Nietzsche niet onberoerd. Toch schrijft hij in een brief aan een vriendin dat hij gelooft dat Wagners dood op lange termijn een opluchting voor hem zal zijn: ‘Het was hard, heel hard om zes jaar lang de tegenstander te moeten zijn van iemand die men zozeer heeft vereerd en van wie men zoveel heeft gehouden, als ik van Wagner heb gehouden.’

‘Het was hard, heel hard om zes jaar lang de tegenstander te moeten zijn van iemand die men zozeer heeft vereerd’

Enkele jaren na de dood van Wagner verschijnen Het geval Wagner (1888) en Nietzsche contra Wagner (1889), waarin Nietzsche zijn oude vriend openlijk van zijn voetstuk stoot. Hij noemt Wagner een reactionaire decadent en vraagt zich af of Wagner wel een musicus was – en zelfs of hij wel een mens was: ‘Is hij niet veeleer een ziekte?’. De harde woorden van Nietzsche blijven echter verweven met een zekere dankbaarheid ten opzichte van zijn vroegere meester. Nietzsche vraagt zich af of hij aan de zwaarste jaren van zijn leven niet meer dank verschuldigd is dan aan welke andere ook.

Deze dankbaarheid is beter te begrijpen tegen de achtergrond van Nietzsches ideaal van de intensivering van het leven. Het type mens dat uitdrukking geeft aan dit ideaal noemt Nietzsche de Übermensch. Dit is de mens die voortdurend groeit, die zichzelf continu overstijgt en probeert nog optimaler te leven. Deze groei kunnen we optimaliseren door sterke tegenstanders te zoeken. Hoe sterker jouw tegenstander is, hoe meer jij uitgedaagd wordt om het nog beter te doen, om nog sterker te worden. Om deze reden is Nietzsche dankbaar voor zijn periode van ziekte. Voor zijn lichamelijke ziekte, maar ook voor de geestelijke ziekte: Wagner. Precies omdat hij de diepste dieptes van het meest dichtbij heeft leren kennen – Nietzsche is diep meegegaan met Wagner – heeft hij zich met de grootst mogelijke kracht daartegen kunnen stellen. Hier is Nietzsches welbekende spreuk van toepassing: ‘Wat mij niet ombrengt, maakt me sterker’.

Tragedy of a Friendship
Stefan Hertmans, librettist van Tragedy of a Friendship, over de kannibalistische vriendschap tussen Nietzsche en Wagner.

‘Met de theaterproductie Tragedy of a Friendship laten we de getroebleerde verhouding zien tussen Nietzsche en Wagner. Nietzsche als man van de theorieën wordt vaak tegenover Wagner als man van de praktijk gesteld. Maar beiden hebben ook elkaars ambities gedeeld. Zo wilde Nietzsche graag componeren en had Wagner ambities als cultuurfilosoof. Toch: datgene wat Wagner en Nietzsche bond, is ook dat wat hen scheidde. De vriendschap had een “kannibalistische” kant; ze wilden elkaars eigenschappen hebben.

De thematiek van de tragische vriendschap tussen Nietzsche en Wagner verbindt als een rode draad de scènes met elkaar. De prelude vertolkt de beginfase van de vriendschap waarin beide heren nog vol lof over elkaar spreken. De tegenstrijdigheid van de verhouding komt aan bod in het tweede deel. En uiteindelijk is in het postludium de verwijdering totaal.

Toch eindigen we positief. Vaak worden Nietzsche en Wagner ten onrechte als tegenpolen beschouwd. Maar we moeten niet vergeten dat Nietzsche tot op het laatste moment heeft toegegeven dat hij verscheurd werd door de sublieme muziek in Parsifal, terwijl hij de inhoud van het libretto verafschuwde. Dat is de kern van de tragedie: deze ambivalentie in en door de muziek. We willen in onze productie vooral de tijdeloze aantrekkingskracht van Wagner laten zien. Partij kiezen is niet interessant.’