Ellen Deckwitz (38) is dichter en schrijver. Voor haar bundel Hogere natuurkunde ontvangt zij in oktober de E. du Perronprijs.
Tijdens mijn studie literatuurwetenschap kregen we fragmenten te lezen van postmoderne denkers zoals Foucault en Derrida. In de syllabus zat ook een pagina van een zekere Maurice Blanchot. Toen ik die ene pagina las, was ik verkocht. In die periode schreef ik al gedichten en essays. Maar waarom zou je schrijven? Wat is de waarde ervan? Blanchot stelt dat woorden alleen globaal kunnen zeggen wat we denken en wat we bedoelen – een pessimistische gedachte. Mij trof zijn idee dat een schrijver via zijn schrijfwerk een blik kan krijgen op dat wat niet in taal kan worden gevat. Schrijven is een soort limietervaring. Er is iets wat je wilt benoemen, een ervaring, een gevoel, iets wat je nog nooit eerder in taal, in woorden of zelfs in beelden gevat hebt gezien. En juist door met taal eromheen te cirkelen ga je de contouren ervan zien. Iets wat zich buiten de taal bevindt, laat zich dus desondanks op z’n best alleen maar benaderen via taal.
Een deel van zijn werk schreef Blanchot in dialoogvorm: een dialoog met zichzelf. Door op papier met jezelf te praten, en dat kan ook in een dagboek, zie je nieuwe mogelijkheden. Blanchot leerde me dat je telkens opnieuw moet kijken. Dat je via taal verder kunt kijken dan de taal rijk is – dat vind ik een heel prettige gedachte. Het is toch je grootste nachtmerrie dat je ooit uitgekeken raakt op het leven.’
Beeld Maarten Noordijk