Ja, zelfs nu is er nog iemand enthousiast over economen! Volgens Sylvia Nasar zijn hun ideeën veel belangrijker gebleken voor succes dan grondgebied, bevolking of politieke kleur.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Vroeger dachten mensen dat hun lot werd beschikt door God of de natuur. Iedereen kende z’n plaats, niemand durfde dat te betwijfelen. Maar de armoe was bitter en ons bord leger dan in de armste landen nu, schrijft Sylvia Nasar in haar nieuwe boek De wil tot welvaart. Het verhaal van geniale economen. Tot halverwege de negentiende eeuw. Toen begonnen grote denkers op te staan. Zij ontdekten dat de wereld door middel van economie kon worden verbeterd en dat we ons kunnen ontrukken uit ellende en stilstand. Als we maar willen.
De Amerikaanse econome en schrijfster Sylvia Nasar (geb. 1949) is diep onder de indruk van de vooruitgang. Na het grote succes van haar verfilmde A Beautiful Mind was ze niet direct ingenomen met het verzoek van haar uitgever om een boek te schrijven over denkers die belangrijk zijn geweest voor de economie. Ze wilde iets spannends. Maar toen ze onderzoek ging doen, werd ze meegezogen. ‘De geschiedenis van het economisch denken is echt glamorous. Het streven naar welvaart heeft ons bevrijd uit een wereld die moreel en materieel failliet was.’
De kamer waarin we praten is warm en bedompt. ‘Nu weten we een beetje hoe Beatrice Webb zich voelde’, lacht Nasar, ‘toen ze in een naaifabriek ging werken omdat ze meer over armoede wilde weten. Met een bezwete rug en pijn in haar nek.’ Beatrice Webb (1858-1943) is een van de namen aan de hand van wie Nasar de geschiedenis aan elkaar weeft. Met haar man Sidney was ze de oprichter van wat je de eerste denktank zou kunnen noemen. Vanuit hun huis werd onderzoek gedaan, gediscussieerd, politiek bedreven en vooral veel gegeten met hoge dames en heren, zoals Winston Churchill. Hij had veel van zijn socialistische ideeën van Webb. ‘Allerlei ideeën, zoals dat van de verzorgingsstaat, komen uit haar koker’, zegt Nasar. De Webbs beschouwden zich als voorlopers van een nieuwe klasse van invloedrijke deskundigen. Om die klasse op te leiden, richtten ze de London School of Economics op.
Behalve een boek over de levens van economische denkers is De wil tot welvaart ook bedoeld als lofdicht op de vooruitgang. ‘Ik wil laten zien hoe ver ideeën ons hebben gebracht. Economische inzichten zijn veel belangrijker gebleken voor succes dan grondgebied, bevolking of zelfs politieke kleur. Kijk naar de twee landen met de best presterende aandelenmarkten: Zweden en de Verenigde Staten. Compleet verschillend, maar allebei erkennen ze het belang van een goed financieel systeem en van vrije concurrentie. Wie dat afbreekt, zoals in Venezuela, zakt terug in de armoede.’
John Maynard Keynes is een van de helden in haar boek, vooral omdat hij bereid was zijn ideeën telkens ter discussie te stellen. ‘Keynes zag niet aankomen dat de recessie zichzelf zou versterken. Het bracht hem terug naar de tekentafel om een nieuwe monetaire theorie op te stellen. Bovendien legde hij zijn inzichten voor aan andersdenkenden.’ Zoals de filosoof en econoom Friedrich von Hayek, de mascotte van het anti-keynesianisme. ‘Ze luisterden naar elkaar en ze scherpten elkaar. Zo hebben ze de wereld kunnen verbeteren.’
Wie wist trouwens dat Hayek de neef was van Ludwig Wittgenstein? Ze hebben elkaar één keer ontmoet, schrijft Nasar, in 1918, op een perron in Servië, waar hun leger net in de pan was gehakt. Het is ‘de plicht van elk genie’om de waarheid te zoeken, prentte de filosoof zijn jonge neef in. Hayek zou die ‘radicale passie voor de waarheid’ nooit vergeten. Met dit soort anekdotes brengt Nasar ideeëngeschiedenis tot leven, vol denkers die discussiëren, rivaliseren, verliefd zijn, in de goot belanden – en toch geniale ideeën ontwikkelen.
Nasar is lovend over de kracht van die ideeën. Toch moet ze erkennen dat economen keer op keer worden verrast door crises, zoals de financiële crisis van nu. ‘Maar ze weten wel wat er vervolgens gedaan moet worden. De economie is geen corpus van waarheden, schreef Alfred Marshall in de negentiende eeuw, maar een “analytische machine”, waarmee je waarheden kunt ontdekken. Maar die machine moet constant verbeterd worden. Keynes noemde de economie een “apparaat van de geest”, onontbeerlijk voor mensen die de wereld willen analyseren en in die wereld alle mogelijkheden wil benutten.’
Nasar is optimistisch. Ze gelooft in vooruitgang, in groei, in de macht van de mens om de wereld naar zijn hand te zetten. Maar daar wringt het wel. Alles wat er verkeerd ging en gaat, ziet ze als restant van de achterlijkheid van vroeger. Over de keerzijden van de welvaart maakt ze zich geen zorgen. ‘We beseffen ons niet waar we vandaan komen’, werpt ze tegen. ‘In 1800 leefden mensen in Engeland van een hongerdieet, net genoeg om zichzelf te reproduceren. Toen ik als kind uit Europa naar de VS kwam, konden vrouwen alleen nog maar verpleegster of lerares worden. Zwarten werden vermoord. De samenleving is beter en genereuzer dan toen. Mensen gaan vanzelf verkeerde systemen van zich afschudden als ze rijker worden.’
Als dat al waar zou zijn, dan loopt die welvaart toch nog steeds tegen grenzen op, alleen al ecologisch? ‘Nee. Bedrijven worden alsmaar productiever. Ons moderne systeem van vrije concurrentie dwingt hen ertoe. Zo zullen we ook problemen met grondstoffen en energie oplossen.’ Nasar is een idealist. ‘De geschiedenis wordt gevormd door ideeën. Zolang we ons die welvarende toekomst blijven verbeelden, komt de nachtmerrie van vroeger niet terug.’