Geestverruimend en soms bizar. Dat zijn de filosofische gedachte-experimenten die de Brit Peter Cave beschrijft.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Stel dat je vanmorgen niet om acht uur, maar één over acht uit bed was gestapt. Had je dag er hetzelfde uitgezien – hooguit met een minuut vertraging? Of zou die kleine verandering een kettingreactie van grote gevolgen in gang kunnen zetten: je mist op een haar na de trein, ontmoet een oude schoolvriend op het perron, besluit samen een kop koffie te drinken en denkt later tijdens jullie huwelijksreis terug aan deze gelukkige ontmoeting?
De wereld van één over acht is een mogelijke wereld: niet de wereld zoals zij werkelijk is, maar een wereld zoals zij had kunnen zijn. Leibniz was de eerste filosoof die zich om mogelijke werelden bekommerde. Tegenwoordig staat de notie centraal in de analytische filosofie, een benadering die specifieke aandacht geeft aan de logische structuur van het redeneren. Mogelijke werelden vormen een speelveld voor de verbeelding, maar dat speelveld is niet onbegrensd: een goede redenering dient te voldoen aan de voorschriften van de filosofische logica.
In Hoe denk je als een vleermuis geeft de Britse filosoof Peter Cave een inkijk in de toepassingen van de filosofie. Hij laat zien dat filosofen de wereld niet gelaten op zich af laten komen, maar systematisch experimenteren met gedachten. Goed nadenken vergt inventiviteit: door een beroep te doen op mogelijke werelden, krijgen wij de vooronderstellingen en consequenties van filosofische denkbeelden scherper in het vizier. Maar een consistente mogelijkheid formuleren is niet eenvoudig: vele denkers hebben hun tanden erop stukgebeten.
Descartes’ vergissing
Descartes overdacht de mogelijkheid dat een kwade genius al zijn voorstellingen manipuleerde. Die gedachte bracht hem tot diepe twijfel, zo diep dat hij zelfs de zekerheid van zijn eigen bestaan in twijfel trok. Totdat hij zich realiseerde dat hij zich in één mogelijkheid niet kon vergissen: de mogelijkheid dat hij zelf aan het twijfelen was. Alleen het feit dat hij zelf dacht, meende Descartes, verschafte hem absolute zekerheid dat hij ook echt bestond.
‘Ik denk, dus ik ben’ is misschien wel de beroemdste redenering uit de filosofie, maar doorstaat zij de toets van de analytische kritiek? Descartes lijkt de lat voor zekere kennis wel erg hoog te leggen. Bovendien kunnen we ons afvragen of denken wel zo’n essentieel ingrediënt is van het bestaan als Descartes suggereert. Natuurlijk zijn wij aan het denken wanneer wij ons afvragen of we bestaan, zo stelt Cave, maar daaruit volgt nog niet dat denken de essentie is van het bestaan. Want stel je nu eens voor dat je alleen over filosofische kwesties nadenkt terwijl je in bad zit. Dan zou het je opvallen dat je altijd nat bent wanneer je twijfelt over de essentie van je bestaan. Maar raakt de lijfspreuk ‘ik ben nat, dus ik ben’ aan de kern van onze existentie?
Hoe weet je dat je bestaat is één van de 35 filosofische vraagstukken die Cave in korte hoofdstukken onder de loep neemt. Zijn analyses zijn speels en toegankelijk, maar niet van diepgang gespeend. Cave laat ons kennismaken met de geestverruimende en soms bizarre gedachte-experimenten waarmee filosofen de wereld benaderen. Tegelijkertijd houdt hij ons met beide benen op de grond: fascinerend als mogelijke werelden zijn, zij zullen uiteindelijk altijd worden overtroffen door wat de werkelijkheid ons brengt.