Home Mens en techniek Sleutelen aan de mens
Mens en techniek

Sleutelen aan de mens

Hersenimplantaten, prenatale selectie en andere vormen van mensverbetering leiden al snel tot verhitte debatten. Techniekfilosoof Peter-Paul Verbeek maakt een pas op de plaats: ‘Mens-zijn en technologie kunnen niet los van elkaar gedacht worden.’

Door Frank Meester op 23 mei 2011

kopie van de schepping van Michelangelo met robothand in plaats van God

Hersenimplantaten, prenatale selectie en andere vormen van mensverbetering leiden al snel tot verhitte debatten. Techniekfilosoof Peter-Paul Verbeek maakt een pas op de plaats: ‘Mens-zijn en technologie kunnen niet los van elkaar gedacht worden.’

Cover van 05-2011
05-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

Moeten we de mens beschermen tegen de techniek of kunnen we juist beter alles in het werk stellen om de mens zo snel mogelijk te verbeteren met alle technische middelen die ons ter beschikking staan? De zogenoemde transhumanisten vinden dat als het in ons vermogen ligt om de mens intelligenter, gevoeliger, sterker en gelukkiger te maken het ook onze morele plicht is dit te doen. Zij zien de mens 2.0 liever vandaag dan morgen opstaan.

Bioconservatieven menen echter dat we het aan toekomstige generaties verplicht zijn niet aan ons wezen te sleutelen. Dergelijke veranderingen in de menselijke ‘programmatuur’ zijn niet meer terug te draaien; ze zadelen ons nageslacht op met ideeën over verbetering die misschien wel niet de hunne zijn. Als we aan onze genen gaan sleutelen, is volgens de bioconservatieven het eind zoek.

Peter-Paul Verbeek, hoogleraar filosofie van mens en techniek (Universiteit Twente), noemt beide posities ‘naïef’ in zijn boek De grens van de mens. De bioconservatieven vergeten dat ons leven nu ook al door en door technologisch bemiddeld is, terwijl de transhumanisten weer te weinig oog hebben voor de gevaarlijke kanten van techniek. Daarom pleit Verbeek voor een andere benadering. Ethici moeten niet allerlei technologieën om de mens te verbeteren verbieden, maar ze moeten ook niet elke techniek omarmen als een nieuwe stap op de weg der vooruitgang.

Seksualiteit

Wat moeten ze dan wel? Verbeek: ‘Ethici moeten erkennen dat mens en techniek altijd al verweven zijn geweest, en zoeken naar een ethiek die deze verwevenheid als uitgangspunt neemt. Hierbij is voor mij het latere werk van de Franse filosoof Michel Foucault erg inspirerend. Dat lijkt misschien vergezocht als het om techniek gaat; Foucaults onderzoek richt zich immers vooral op de omgang met seksualiteit. Hij doet een grondig onderzoek naar hoe denkers uit de Oudheid meenden dat je moest omgaan met de lusten. De vraag was daarbij niet of lust goed of slecht was; die vraag kwam pas op binnen de christelijke moraal. Het ging erom een goed leven te leiden met seksualiteit, door een midden te vinden: het juiste midden tussen het onderdrukken van de lusten en je erdoor te laten meeslepen. De oude Grieken probeerden strategieën te ontwikkelen die je in staat stellen te genieten van die lusten, maar die je ook helpen de lusten te beheersen, of beter gezegd: te beheren.’

‘Technologie lijkt wel wat op die lusten. Nieuwe technologieën horen onlosmakelijk bij ons, maar soms lijken ze de regie over te nemen. De vraag is daarom niet of techniek en mensverbetering goed of slecht zijn, maar hoe we op een verantwoorde manier vorm kunnen geven aan ons bestaan met technologie.’

‘Neem het gebruik van medicijnen als Ritalin om concentratieproblemen te verminderen. Dit medicijn wordt gebruikt door kinderen met ADHD, maar een enquête wees uit dat één op de vijf lezers van Nature het gebruikt om zijn of haar wetenschappelijke productie te kunnen vergroten. Deze pillen maken het makkelijker om je te concentreren in omstandigheden waarin je dat voorheen niet kon, en daarom blijken mensen er steeds makkelijker naar te grijpen. Tegelijkertijd verschuiven hierdoor normen. Om een “normale” prestatie te leveren is steeds meer nodig, en uiteindelijk kun je wellicht niet meer “normaal” zijn zónder medicatie.’

Echoscopie

Toch lijkt de aantrekkingskracht van techniek wezenlijk anders dan die van seksuele handelingen. De seksuele driften zijn aangeboren; technologie hebben we zelf ontwikkeld en komt van buiten. ‘Dat is maar de vraag’, reageert Verbeek. ‘Ik denk dat de techniek echt bij de mens hoort. Op het moment dat wij techniek gingen gebruiken werden we pas mens. Het leven van de mens staat niet vast, hij moet dat tijdens zijn leven vormgeven en daarbij speelt technologie een belangrijke rol. Zoals vogels kunnen overleven dankzij hun vleugels en vissen dankzij hun vinnen en kieuwen, zo doen wij dat dankzij techniek.’

‘Techniek verandert voortdurend het karakter van het menselijk bestaan, en mensen geven telkens weer opnieuw vorm aan zichzelf in interactie met technologie. Mensverbetering is in die zin van alle tijden: we hebben onszelf altijd al moeten toevertrouwen aan techniek om onszelf een leefbare plek op aarde te verschaffen.’

‘Dat betekent niet dat techniek de mens overheerst en dat er geen ethiek meer mogelijk is; ethiek bestaat juist in bewust omgaan met de invloed die techniek op ons heeft. Ook morele beslissingen zijn technologisch bemiddeld. Neem echoscopie. Tegenwoordig wordt er in Nederland een echo gemaakt van de ongeboren vrucht. Dat heeft verstrekkende gevolgen. Ouders kunnen er daardoor achter komen dat hun kind bijvoorbeeld waarschijnlijk het syndroom van Down heeft. Dan moet je een beslissing nemen. Ook als je niets doet en het kind houdt, neem je een beslissing. Toen die echo nog niet bestond, was die beslissing überhaupt niet aan de orde. Ervoor kiezen om géén echo te laten maken, is ook weer een beslissing. Zo dwingt de technologie ons tot keuzes die er eerst niet waren en denken wij weer over die keuzes na vanuit de technische mogelijkheden die er zijn. Mens en techniek zijn dus niet alleen feitelijk vaak met elkaar verweven – zoals bij de pacemaker of de zogenoemde deep brain stimulation –, maar ze zijn ook niet zonder elkaar te begrijpen. Mens en technologie zijn wat ze zijn in relatie tot elkaar.’

Ho, ho

Dit inzicht uit de techniekfilosofie is volgens Verbeek van essentieel belang als wij verstandig met technologie voor mensverbetering willen omgaan. Verbeek meent dat techniekfilosofen moeten gaan samenwerken met technici bij de ontwikkeling van nieuwe technologieën. ‘Dat betekent dus niet dat die techniekfilosofen boven de techniek moeten gaan staan en zeggen: “Ho, ho, dit mag niet, dit is onethisch.” Je kunt helemaal niet boven de techniek gaan staan, want ons denken is immers bemiddeld door die techniek. Wat je wel kunt doen is samen met de technici nadenken over wat de mogelijke consequenties van de nieuwe technologieën zijn. Dan kun je het ontwerp nog bijstellen, of gebruikers ervan goed voorlichten. Dat gebeurt trouwens ook vaak. Als blijkt dat mensen kanker hebben en bestraling de juiste remedie lijkt, krijgen ze goede voorlichting over wat die bestraling met hen doet. Die voorlichting kan helpen de juiste beslissingen te nemen. Het gebeurt helaas vaak ook niet. Dat komt meestal doordat we ons er niet genoeg van bewust zijn dat de technologie geen neutraal instrument is, maar onze manier van leven zal gaan veranderen. De echo is een screening die iedereen standaard aangeboden krijgt, zonder enige vorm van voorlichting. Terwijl de consequenties daarvan, zoals ik net beschreef, groot kunnen zijn. Mijn vrouw en ik besloten daarom die echo alleen te gebruiken om te bepalen hoe ver de zwangerschap al was en geen test op het syndroom van Down en open ruggetje te laten doen. Het is belangrijk om van tevoren te weten dat je die mogelijkheid hebt.’

Hersenimplantaten

Uiteindelijk gaat het volgens Verbeek in het debat over mensverbetering niet om abstracte principes, maar om de vraag wat die mensverbetering in de praktijk voor ons betekent. ‘Probeer je niet bij voorbaat te verzetten tegen gekweekt weefsel of hersenimplantaten, maar doe een poging de kwaliteit van de nieuwe manier van mens-zijn die eruit ontstaat te beoordelen. In hoeverre zal pre-implantatiediagnostiek [een techniek om genetische afwijkingen op te sporen in eicellen of embryo’s voorafgaand aan of aansluitend op IVF, red.] leiden tot afnemende acceptatie van ziekte en imperfectie? Kan deze technologie een nieuwe invulling geven aan wat een menswaardig leven is, en op grond van welke overwegingen is die invulling wenselijk of minder wenselijk?’

‘Hersenimplantaten zijn hier een goed voorbeeld van. Die worden momenteel steeds vaker toegepast bij parkinson en bij mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen. Met een aantal elektroden wordt de werking van bepaalde hersendelen beïnvloed. In sommige gevallen leidt dit tot heftige neveneffecten. Een patiënt die in het Leids Universitair Medisch Centrum werd behandeld voor parkinson werd manisch na de ingreep. Hij knoopte buitenechtelijke relaties aan, deed veel te grote uitgaven, raakte betrokken bij een auto-ongeluk. Uiteindelijk belandde hij in een ziekenhuis, waar het implantaat werd uitgeschakeld. De man werd weer zichzelf, zag zijn leven in scherven liggen en schaamde zich vreselijk voor wat hij in zijn “andere gedaante” gedaan had. Tegelijkertijd was hij weer net zo bedlegerig en afhankelijk als toen zijn implantaat werd aangebracht. Hij loste dit tragische dilemma op een bijzondere manier op: hij liet zichzelf opnemen op de gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis, en daar mocht het implantaat weer ingeschakeld worden, onder de voorwaarde dat hij tegen zichzelf beschermd werd als hij weer manisch werd.’

‘De keuze waar deze man voor stond, is een ethisch dilemma dat veel verdergaat dan “ja” of “nee” zeggen tegen hersenimplantaten. Hij moest kiezen voor een goede manier van leven met het implantaat. Wat zijn “echte” zelf was stond niet meer vanzelfsprekend vast: hij moest in vrijheid vormgeven aan zijn eigen vrijheid. Zo’n keuze maak je niet van buitenaf, maar van binnenuit: deze man moest letterlijk zichzelf vormgeven.’

‘Het gaat in deze ethiek van het goede leven dus om een open houding tegenover de verwevenheid van mens en techniek, en een voortdurende bereidheid om die in al haar facetten te begrijpen.’

‘Misschien kunnen we soms beslissingen zelfs bewust uit handen geven aan de techniek. Als je mensen een monitor geeft om hun hartslag en bloeddruk permanent in de gaten te houden, wordt het wel heel vanzelfsprekend om jezelf voortdurend in medische termen te bezien, wat heel vervelend kan zijn. Een slim ontwerp biedt dan een eenvoudige technische oplossing. Waarom zou je in zo’n apparaat niet mogen inbouwen dat de bloeddruk maar twee keer per dag kan worden afgelezen, en dat sommige meetwaarden alleen naar de arts worden gestuurd en niet naar de patiënt? Dat is geen inperking van onze vrijheid, maar een vrije keuze om verantwoord om te gaan met de sociale implicaties van technologie. Dat is pas écht een vorm van mensverbetering.’

De grens van de mens. Over techniek, ethiek en de menselijke natuur
Peter-Paul Verbeek
Lemniscaat
144 blz.
€ 19,95

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.