Home Rietdijks utilitarisme is een te eenzijdig benadering

Rietdijks utilitarisme is een te eenzijdig benadering

Door Rob Boerman op 04 januari 2000

01-2000 Filosofie magazine Lees het magazine

Naar aanleiding van uw oproep om te reageren op het pleidooi van Rietdijk voor een humane selactie wil ik graag reageren op de door hem aangehangen ethische theorie, in bijzonder het utilisme.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


In Utilitarianism and Beyond wijzen Sen en Williams erop dat het utilisme geen uitspraak doet over wat waardevol is. Er is sprake van een cirkelredenering: de eerste vraag is – ‘Wat zal ik kiezen?’, met als antwoord: ‘Wat het meest waardevol is.’ De vraag die daarop volgt is: ‘Wat is het meest waardevol?’, waarop in het utilisme het antwoord luidt: ‘Dat wat ik kies.’ Weliswaar komt de autonomie tot uitdrukking in het vermogen te kunnen kiezen, maar er volgen geen uitspraken over de goederen die het waard zijn om te worden gekozen. De schrijvers wijten dit aan de ambigue betekenis van het woord preferentie. Enerzijds betekent prefereren ‘kiezen’, maar het betekent ook nemen wat de persoon als het meest voordelig voor zichzelf ziet. Het utilisme beschouwt de preferenties ook niet als waardevol op zichzelf, ze krijgen waarde door hun bijdrage aan het nut.
Er zijn veel argumenten te noemen die pleiten tegen de keuze voor utilisme als basis van kwaliteit van leven. Een zeer overtuigend argument vormt de analyse van Sen (1985) van de informatie die een moreel principe nodig heeft voor zijn toepassing. Meestal, zo schrijft hij, sluiten morele principes impliciet reeds bepaalde vormen van informatie uit. Vervolgens analyseert hij de informatiebeperking van twee leidende principes in het utilisme:
1) Het principe van het universalisme: de betekenis van morele taal maakt het noodzakelijk om identieke oordelen te vellen in identieke omstandigheden. Het gevolg van dit principe is dat er omwille van de universaliteit een enorme informatiebeperking dient plaats te vinden omwille van de identieke omstandigheden. Sen twijfelt ernstig aan de noodzaak om identieke morele oordelen in exact identieke omstandigheden te maken en verwerpt daannee het principe van de universaliteit. Hij zegt dat niet universaliteit voorwaarde is voor de objectiviteit, maar ‘authorship’: ‘Authorship invariance requires that the moral valuations of a state in a given moral system must not vary with the person making the judgement, even though it can vary with the position from which the valuation is to be made.’ (Sen 1985)
2) Het principe van het utilisme: dit principe beperkt de informatie tot alleen de nuttige consequenties. Dit kan een aantal gevolgen hebben. Zo kan de reikwijdte van het principe ernstig beperkt worden als de nuttigheidsinformatie moeilijk te verkrijgen is. Een ander gevolg is dat de informatiebeperking door het principe is aangebracht. Dat wil zeggen dat het principe beslist welke informatie als passend wordt beschouwd en welke als irrelevant of onbruikbaar.

Sen concludeert dat het utilisme een monistisch principe is dat te veel informatie buiten beschouwing laat. Het lijkt mij derhalve geen geschikt principe om van daaruit de juistheid van humane selectie af te lijden.