Home ‘Regeren vanuit massagraven’

‘Regeren vanuit massagraven’

Door Florentijn van Rootselaar op 05 maart 2013

04-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
Avishai Margalit – winnaar van de Spinozalens 2001 – heeft een intelligente ‘ethiek van de herinnering’ geschreven.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Filosofie, sommige filosofie, begint thuis, schrijft Margalit in zijn studie over de herinnering. In zijn geval begint het met eindeloze gesprekken tussen zijn ouders. Vanaf zijn vroegste kindertijd, in het door de Britten bestuurde Palestina, betreuren ze dat hun grote families in Europa – de joodse diaspora – zijn uitgemoord door het regime van Hitler. Margalit geeft een reconstructie van hun gesprekken.

Zijn moeder zegt: ‘De enige eerbiedwaardige rol die er voor de joden overblijft is om gemeenschappen van herinnering te vormen – om te dienen als ‘zielkaarsen’ zoals de kaarsen die ritueel worden gebrand ter nagedachtenis aan de doden.’ 

Vader: ‘Wij, de overblijvende joden, zijn mensen, niet kaarsen. Het is een afschuwelijk vooruitzicht voor iemand om alleen maar te leven om de herinnering aan de doden te bewaren (¼) Het is beter om een gemeenschap te creëren die vooral aan de toekomst denkt en op het heden reageert, geen gemeenschap die wordt geregeerd vanuit massagraven.’

Het boek van Margalit wemelt van dit soort passages, een gesprek tussen zijn ouders of een verhaal over een officier die zich de naam van een omgekomen militair uit zijn eenheid niet meer kan herinneren. Ook put hij uit de Bijbel: ‘Ik heb geen zoon om mijn naam levend te houden’ (2 Sam. 18:18) zegt Absalom, de rebelse zoon van koning David. Vanuit die passages gaat de analytisch geschoolde filosoof – en dat is merkbaar – over naar analyses en argumentaties. Want in die Bijbel en in verhalen mag hij dan wel de taal vinden om over de ethiek van de herinnering te praten, het zijn uiteindelijk de mens en het sterkste argument die bij hem de doorslag geven. Deze manier van filosoferen bezorgde hem in 2001 de Nederlandse Spinozalens, een symbool voor zijn bijdrage aan het debat ‘over de ethische grondlagen van onze samenleving’.
 

Verleiden

Margalit schrijft in zijn boek een ethiek van de herinnering. Die ethiek geldt maar voor een kleine kring. Ethiek heeft bij hem alleen betrekking op het samenleven met je geliefde, met vrienden, familie en uiteindelijk landgenoten. Binnen die ‘gemeenschappen’ is het noodzakelijk om een gedeeld verleden te hebben, zegt Margalit. Mensen zorgen daarin voor elkaar, of zouden dat in ieder geval moeten kunnen. Een voorwaarde voor die zorg is volgens Margalit een gedeelde herinnering. Daarom vindt hij – het is weer een van die voorbeelden van Margalit – de uitvoering van Don Giovanni door regisseur Peter Brook ook niet overtuigend. Die Don Giovanni zegt erg veel te geven om ‘elke vrouw op zijn “mille e tre” lijst van verleiding (en dat, let op, is alleen maar het aantal in Spanje)’. Maar hij is ze onmiddellijk na de verleiding weer vergeten. Dat was een bevlieging van Don Giovanni, oordeelt Margalit. Hij gaf niet echt om ze terwijl hij ze veroverde.

In zijn veroordeling van Don Giovanni geeft Margalit alleen maar een psychologisch en esthetisch oordeel. Een moraalridder is hij niet. Hij gaat dan ook niet zover om te beweren dat de leden van zo’n gemeenschap ook de plicht hebben om te herinneren. Je moet me vergelijken met een arts die zegt dat je het roken moet laten om gezond te blijven, schrijft Margalit. Stoppen met roken is geen plicht, het is alleen maar noodzakelijk zijn advies op te volgens als je gezond wilt blijven. Wil een gemeenschap bestaan, dan is het nodig dat binnen die gemeenschap herinneringen bestaan.



Margalit laat in zijn boek ook zien dat zelfs als we niet willen herinneren in een gemeenschap, de herinnering toch altijd een rol opeist. De democratie bijvoorbeeld, het politieke orgaan in onze seculiere wereld, is gebouwd op resten van een gedeelde herinnering. Er bestaat een opvatting over de democratie die stelt dat daarin alleen het heden telt, dat wil zeggen de uitslagen van de laatste verkiezingen die is gebaseerd op een visie op de toekomst. Maar in een constitutionele democratie bestaat altijd een herinnering aan de constitutie en loyaliteit aan instituties.

Margalit ziet in de democratie zelfs een mythisch denken dat de toenemende rationalisering heeft overleefd. In die moderne democratie wordt net als in de mythe de traditionele causaliteit – die werkt van verleden op heden – omgekeerd door het verleden te herdenken en zelfs weer tot leven te wekken, niet letterlijk, zegt Margalit, maar in ieder geval in essentie. Binnen de Franse democratie bijvoorbeeld, zijn de grote Fransen voorgoed ingelijfd in het Panthéon en worden ze geregeld herdacht. De glans van de grote mannen straalt op het volk, en geeft hen ook een glorie die het hier en nu lijkt te overstijgen. Hoewel de herinnering in de democratie onvermijdelijk en zelfs wenselijk is, brengt die herinnering nu ook juist een groot gevaar. Margalit memoreert nog eens de slag bij het Merelveld in 1389, een herinnering die werd ingezet om de Serviërs te mobiliseren.
 

Moraal

Alles wat buiten die ethische gemeenschap van geliefden, vrienden en staat valt, noemt Margalit het gebied van de moraal. Die moraal verplicht mensen die niet van nature geneigd zijn om vooral elkaar te zorgen, in ieder geval op een fatsoenlijke wijze samen te leven. Margalit wil een duidelijk gebied voor de moraal afbakenen, en hij streeft er dan ook niet naar een universele ethische gemeenschap te stichten, gebaseerd op liefde en zorg. Het christendom probeert dat volgens Margalit wel te doen. Margalit kiest echter voor het ‘joodse project’ dat ethiek beperkt tot de eigen kring.

Margalits keuze is geen bevoordeling van de eigen groep, maar een realistische inschatting van het ethische vermogen van mensen. Een wereldgemeenschap van ethiek en zorg mag beter zijn, zegt Margalit, maar hij kiest niet voor dat wat de wereld het beste maakt, maar voor het minder slecht maken van de wereld. Daarmee verdedigt Margalit de ‘ethiek van het minste kwaad’ tegen ‘de ethiek van het grootste goed’. Al noemt hij het niet in zijn boek, toch moet die verdediging gekleurd zijn door zijn woonplaats: hij doceert filosofie aan de Hebreeuwse universiteit van Jeruzalem. Geen wereld die inspireert tot een gemakkelijke oproep tot beter leven.
 
Waar de ethische gemeenschap leeft dankzij herinneringen aan een gemeenschappelijk verleden, speelt de herinnering in de moraal een veel kleinere rol. Wel moet de moraal gevoed worden door herinneringen aan misdaden tegen de menselijkheid, ‘vooral wanneer deze misdaden een aanval zijn op de notie zelf van een gedeelde menselijkheid’. Margalit denkt uiteraard aan de nazi-misdaden, de misdaden die zijn moeder wilde herdenken. Dat zijn herinneringen die de hele morele gemeenschap zich moet herinneren. Die herinneringen zijn een waarschuwing die weliswaar geen utopische wereld creëren, maar wel een wereld van het minste kwaad.
 
The Ethics of Memory, door Avishai Margalit, Harvard University Press, Cambridge (Massachusetts)/Londen 2002, 227 blz., € 30,65