‘Hoe gaan we het oplossen, meneer Ten Bos?’
Deze vraag krijg ik honderden keren per jaar gesteld, vooral door toehoorders van mijn colleges of lezingen over grote kwesties als milieuvervuiling. Ik word er altijd een beetje kregel van. Niet dat ik het de mensen kwalijk neem dat ze hem stellen, want de vraag is begrijpelijk. Het punt is dat hij bij mij een soort verlegenheid oproept: ik heb de macht niet haar op te lossen. Het probleem is zo groot dat vragen naar een oplossing, hoe begrijpelijk ook, enigszins ongepast lijkt. Waarom? Omdat je pas zicht op de vraag krijgt als je begrijpt hoe onmachtig je bent.
Van een van mijn leermeesters, Gilles Deleuze, leerde ik dat filosofie problemen zichtbaar moet maken waarvoor geen plan, geen programma en geen oplossing is. Als ik dus ergens een verhaal vertel over bijvoorbeeld het uitsterven van soorten en zelfs het uitsterven van de mens, dan verbiedt de filosoof in mij de vaak aan mij gestelde vraag te beantwoorden. Sterker nog: meteen denken in termen van oplossingen over dit soort vragen versluiert het probleem (de ware omvang ervan, de complexiteit ervan enzovoort).
Samen met zijn collega Félix Guattari beweerde Deleuze ooit dat filosofie niets anders is dan het bedenken van concepten die moeten helpen om het probleem zichtbaar te maken. Met betrekking tot extinctie gebruik ik een heel arsenaal aan concepten die een glimp op het probleem moeten opleveren: intimiteit (het gebrek eraan), nihilisme, toe-eigening, speculatie, misantropie enzovoort. Paradoxaal is hier dat hun betekenis pas echt duidelijker wordt als er langzaam maar zeker, en nooit te snel, oplossingen voor het probleem beginnen te dagen.
Ik kan me bijvoorbeeld geen voorstelling maken van het uitsterven van onze soort. Ik kan er alleen over speculeren. Toch schrijven wetenschappers steeds vaker over dit onvoorstelbare. Hoe moet ik me hiertoe verhouden? Misschien is het een oplossing om eens echt te gaan nadenken over wat het betekent als onze soort ‘mislukt’ en de plaat poetst. Misschien is het daarom een goed idee om te kijken naar eerdere mensensoorten (hominiden) die zijn verdwenen. Wat betekende het voor hen om uit te sterven? Is zoiets eenzaam? Traumatisch? Afstompend? Kunnen we ons van hun wanhoop een voorstelling maken? Of zijn dit slechte vragen?
Natuurlijk leveren dergelijke ‘oplossingen’ geen oplossing voor het echte, concreet bestaande probleem. Maar ze zorgen ervoor dat we dat probleem als het ware gaan koesteren of cultiveren en dat quick fixes als illusies worden ontmaskerd. Goede filosofie leert je hoe je je moet laten doordringen van een probleem.