Home Politiek Politiek filosoof Bonnie Honig: ‘Publieke dingen maken ons tot burgers’
Politiek

Politiek filosoof Bonnie Honig: ‘Publieke dingen maken ons tot burgers’

Door Djuna Spreksel op 4 februari 2025

Bonnie Honig
beeld Brown University
Willen we de democratie beschermen? Bescherm dan haar dingen, stelt de Canadees-Amerikaanse politiek filosoof Bonnie Honig.

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

Publieke dingen zijn een noodzakelijke voorwaarde voor de democratie, volgens de Canadees-Amerikaanse filosoof Bonnie Honig. Of het nu gaat om riolering, het openbaar vervoer, de gezondheidszorg, bibliotheken, elektriciteit, scholen of de publieke omroep: we kunnen niet zonder dingen waarover we ons willen ontfermen, waarover we met elkaar een politieke strijd voeren, en die de inzet vormen om samen te komen en om gemeenschappelijk te handelen. Daarmee zijn publieke dingen volgens Honig een belangrijke pijler die ons burgerschap betekenis geven, en bovendien maken zij ons tot democratische burgers.

In haar boek Publieke dingen. Democratie ontregeld (oorspronkelijke titel: Public things. Democracy in disrepair) roept Honig op tot een ‘beweging naar de dingen’. Door publieke dingen te beschouwen als essentieel onderdeel voor democratische actie, breekt ze met gangbare opvattingen binnen de democratietheorie, waarin het belang van publieke dingen doorgaans onderbelicht blijft.

Politiek filosoof Bonnie Honig (1959) is hoogleraar aan Brown University (Verenigde Staten) en een van de grondleggers van het agonisme, een politiek-filosofische stroming die conflict als essentieel beschouwt voor de democratie. Op 7 februari 2025 ontvangt Honig een eredoctoraat van de Universiteit Leiden.

‘In het beste geval worden publieke dingen gezien als “decor”, als een bijzaak van waar het in een democratie werkelijk om zou draaien: rechtvaardige procedures, democratische wetgeving en burgers,’ vertelt Honig vanuit haar werkkamer aan Brown University in de Verenigde Staten, waar ze een positie bekleedt als hoogleraar. ‘Discussies beperken zich tot vrije en eerlijke verkiezingen, democratisch ethos en mechanismen voor overleg. Het gaat over opiniepeilingen en politieoptreden. Dat is allemaal belangrijk voor een democratie, maar bij lange na niet voldoende.’

In uw boek stelt u dat het andersom is: publieke dingen zijn geen bijzaak, maar zij maken ons tot burgers. Kunt u dat uitleggen?
‘Het zijn bij uitstek de dingen in de wereld, die ons oriënteren op elkaar en de wereld om ons heen. De Engelse psychoanalyticus Donald Winnicott wees op de “magische” krachten van dingen om zich aan te passen en te hechten. Aan de hand van zijn onderzoek naar de rol van objecten in de ontwikkeling van kinderen, liet hij bovendien zien hoe zij ons in staat stellen om bepaalde gevoelens te hebben. Grondwetten en procedures helpen ook om ons te oriënteren, maar zij missen die belichaamde, materiële en magische kwaliteiten – en de gehechtheid die bij burgers een zorg voor de wereld aanwakkert.

We verhouden ons bovendien tot iets buiten onszelf waarvan we het bestaan steeds opnieuw, en met elkaar, kunnen vaststellen. In een wereld die constant aan verandering onderhevig is, zijn dingen volgens filosoof Hannah Arendt de stabiele oriëntatiepunten, die we delen met anderen. Dingen “vouwen” ons als het ware in de wereld. Ze helpen ons de realiteit te toetsen, en om de dingen heen treden we als mensen in allerlei relationele verhoudingen tot elkaar. Ik wil daaraan toevoegen dat de dingen ons in verschillende vormen van burgerschap kunnen vouwen.’

U geeft geen duidelijke definitie van publieke dingen. Waarom niet?
‘Ik voel me verwant aan Ludwig Wittgenstein: als het gaat om de betekenis van politieke concepten, ben ik geneigd om te denken in familiegelijkenissen in plaats van in sluitende definities. Alle publieke dingen hebben overlappende overeenkomsten en vertonen gelijkenissen. Wat ze tot een publiek ding maakt, is dat ze ons kunnen samenbrengen én uit elkaar kunnen drijven rond gedeelde ideeën over burgerschap, lidmaatschap en een gezamenlijke toekomst.

Het is niet zo dat publieke dingen altijd door de overheid gefinancierd worden. Er zijn ook dingen, waaronder universiteiten, die zowel publiek als privaat worden gefinancierd, maar die we toch beschouwen als een publiek ding.

Mensen hebben vaak de neiging om publieke dingen als iets positiefs te zien. Neem bijvoorbeeld een publieke tuin. Daar wil iedereen aan bijdragen. Ik wil echter benadrukken dat we publieke dingen niet altijd kunnen romantiseren. Een voorbeeld zijn gevangenissen. Dat zijn publieke dingen die ons oriënteren op de wereld, maar vanuit een democratisch perspectief kan hun uitwerking zeer omstreden zijn. De geschiedenis laat bovendien zien dat publieke dingen, zoals de infrastructuur van wegen, de kracht hebben om gemeenschappen samen te brengen maar ook gebruikt zijn als machtsmiddel om anderen uit te sluiten. Dat is geen reden om publieke dingen af te wijzen, maar wel om ze te politiseren.’

‘Publieke dingen genereren vertrouwen’

Kunt u een voorbeeld geven?
‘In een arme wijk in San Francisco was een publiek park waar kinderen uit de buurt iedere dag om vijf uur samenkwamen om te basketballen. Onder invloed van gentrificatie kwamen er een aantal decennia geleden nieuwe mensen in de wijk wonen. Dat waren veelal rijke techmedewerkers van Silicon Valley, met een andere relatie tot de wereld. Zij wilden het basketbalveld ook gebruiken. In plaats van mee te doen met het bestaande spel van de kinderen, werd er een app ontwikkeld waarmee het basketbalveld om verschillende tijden gereserveerd kon worden voor privégebruik. Toen de kinderen samen met de nieuwe bewoners wilden spelen, kregen ze een reserveringsbewijs te zien.

Deze verandering, waarbij de lokale overheid een publiek ding omvormt tot verhuurbare, geprivatiseerde tijd, is ingrijpend. Niet alleen omdat het kinderen van een speelplaats verdrijft, maar ook omdat het de manier verandert waarop we ons verhouden tot publieke dingen. De grenzen van de mogelijkheden werden niet langer gedicteerd door een publiek ding, maar door een digitale app. Het werd een confrontatie rond de vraag wat het betekent om deel uit te maken van een gemeenschap. Doe je mee met het spel dat er al is, of creëer je een tijdelijke omheining, waarin het ding aan jou toebehoort? Dit is een voorbeeld van de verschillende manieren waarop mensen zich tot publieke dingen verhouden, en hoe deze dingen ons vormen.’

U staat aan de wieg van het agonisme, een democratietheorie waarin de onvermijdelijkheid van strijd en het steeds loswoelen van consensus wordt erkend en zelfs aangemoedigd.  Hoe verhouden politiek conflict en publieke dingen zich precies tot elkaar?
‘Een kernidee binnen het agonistische pluralisme is dat er nooit vooraf overeenstemming of consensus wordt bereikt. We strijden met elkaar in politieke conflicten, en soms ontstaat er iets waardoor we samen verder kunnen. Dat kan consensus zijn, maar soms is het bijvoorbeeld een overlappende coalitie. In andere democratietheorieën wordt juist de nadruk gelegd op consensus. Het volgen van procedures en protocollen wordt als een beschermingsmechanisme beschouwd; als een noodzakelijke voorwaarden waar voorafgaand aan een discussie moet worden voldaan. Over publieke dingen voeren we daarentegen altijd en overal twist en strijd. Ze beïnvloeden ze ons allemaal anders, en die verschillende manieren conflicteren met elkaar. Andersom werken dingen soms niet mee of keren ze zich zelfs tegen ons. De aandacht voor publieke dingen helpt om de agonistische kwaliteiten van democratieën, en de mogelijkheid van politiek conflict, centraal te stellen. Het doel in een multiraciale, multi-etnische democratie zou moeten zijn dat we steeds opnieuw manieren vinden om samen verder te komen.’

Politiek gezien is het voortbestaan van publieke dingen geen vanzelfsprekendheid, schrijft u. Wat betekent dat?
‘Zoals Donald Winnicott laat zien, komt ieder kind in zijn ontwikkeling in een fase waarin hij zal proberen externe objecten te vernietigen. Vervolgens is het van essentieel belang dat het kind ervaart dat het object zo’n poging overleeft. De overleving van het object zorgt voor een acceptatie van het bestaan van een onafhankelijke realiteit, die losstaat van onze wil, driftbuien en teleurstellingen. Maar het gaat niet alleen om een acceptatie. Er groeit ook een betrokkenheid, en een vertrouwen bij het kind dat het veilig is om wat dan ook te voelen – kortom, emoties en gevoelens die niet zullen leiden tot vernietiging. Voor burgers is het bestaan van publieke dingen, met een geschiedenis en een toekomst die ons overleeft, een voorwaarde om zich agonistisch en gepassioneerd te engageren met onderwerpen die hen aan het hart gaan – en met de democratie als geheel. Publieke dingen genereren vertrouwen: we hoeven niet bang te zijn om in het democratische proces de basis waarop we samen verder kunnen gaan kapot te maken.

Dit is een verdeelde tijd, waarin neoliberale krachten bovendien zorgen voor de ontmanteling van publieke dingen. Ik moet in het huidige tijdsgewricht vaak denken aan de manier waarop Thomas Hobbes in Leviathan over de politiek schrijft. Er is één soeverein die als garant dient voor wat het volk als de werkelijkheid beschouwt. Dat is gevaarlijk, want wanneer zo iemand om wat voor reden dan ook verdwijnt, verlies je de werkelijkheid. Natuurlijk blijkt vervolgens dat het niet ging om de werkelijkheid, maar om de ipse dixit van de soeverein. Dat is de reden dat de werkelijkheid nooit afhankelijk kan zijn van een ander subject, maar altijd de onafhankelijkheid van dingen in de wereld nodig heeft. Wat Hobbes beschouwde als een bedreiging voor de macht, zag Arendt als noodzakelijk voor de ervaring van de werkelijkheid – een veelheid aan verschillende maatschappelijke perspectieven, verenigingen en organisaties. Het is niet moeilijk om in deze tijd te zien hoe de realiteit steeds meer wordt geabsorbeerd door de acties van individuele, hobbesiaanse machthebbers, of dat nu de leiders van landen zijn of van monopoliserende, digitale platforms.’

Even tussendoor… Meer lezen over politieke filosofie? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Er verdwijnen dus steeds meer publieke dingen. Als we de democratische wereld veilig willen stellen, dan moeten zij juist beschermd worden, schrijft u. Wat kunnen we als burgers doen?
‘Ik haal onder meer inspiratie uit de filmklassieker Melancholia van de Deense regisseur Lars von Trier. Deze film verbeeldt het einde van de wereld: een andere planeet is op ramkoers met de aarde. Dat klinkt dystopisch, maar het is ook een hoopvolle film. Alle personages reageren verschillend op de naderende catastrofe. De keuze die door de film zelf wordt omarmd, is die van het melancholische, depressieve hoofdpersonage. Zij besluit op het laatste moment met een kind te gaan spelen in een tipi. Er ontstaat een spel rond een ding, waardoor ze samen kunnen zijn. Uit dat samenzijn putten ze hoop. Op het einde van de film zijn de personages met z’n drieën, en houden rond de tipi elkaars handen vast. Het ding schept daartoe de mogelijkheden. Ik zie daarin een aansporing om je aan te sluiten bij iets dat groter is dan je eigen, persoonlijke overtuigingen. Dat betekent soms ook dat je daar afscheid van moet nemen. Sluit je aan bij een maatschappelijke beweging, organisatie, of vereniging – iets wat je, net als de tipi in de film, op een vruchtbare manier kan oriënteren op de ander en op de wereld.’

Publieke dingen. Democratie ontregeld
Bonnie Honig
Boom
240 blz.
€ 24,90