Is de immer zeitgemäße Peter Sloterdijk nu zelf door de actualiteit ingehaald? In band 2 van zijn Sferen-project lijkt hij een economische vlucht naar voren te bepleiten. Maar terwijl de Nederlandse vertaler ploeterde op het onnavolgbare taalgebruik van de Duitse denker, brak in de VS de crisis uit.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Wie denkt dat het tijdperk van de Grote Verhalen voorbij is, vindt in de Duitse denker Peter Sloterdijk een hartstochtelijk aanhanger van de tegengestelde gedachte. Onlangs herhaalde hij in een publieksinterview tijdens zijn tour door Nederland nog maar eens zijn standpunt. De westerse wijsbegeerte heeft volgens hem niet te groot, maar juist nooit groot genoeg durven denken. Daarbij is ze haar vermogen tot componeren in de twintigste eeuw kwijtgeraakt. Het strekt volgens Sloterdijk dan ook tot aanbeveling als filosofen iedere avond naar het journaal kijken – om bij wijze van oefening na afloop het verband tussen de zojuist besproken nieuwsberichten aan te geven.
Filosofie volgens Sloterdijk moet dus breed omvattend durven zijn en de actualiteit niet schuwen. Met zijn trilogie Sferen, waarvan recentelijk ook het laatste deel – Schuim – in het Nederlands is vertaald, heeft hij aan deze hoge verwachtingen willen voldoen.
Sferen is een toonbeeld van filosofisch spierballenvertoon. Sloterdijk betrekt de stelling dat je het bestaan niet alleen vanuit de mens moet begrijpen, maar ook vanuit de sociaal, technologisch en economisch vormgegeven wereld. Hij wil de omstandigheden achterhalen waaronder het denken tot stand is gekomen en laten zien waartoe de westerse mentaliteit heeft geleid. Sloterdijk neemt zo afstand van alle filosofie die de mens centraal stelt. Hij wil de westerse geest begrijpen vanuit de kosmopolitische architectuur waarbinnen de mens zich ophoudt.
De globalisering, het mondiale verkeer van mensen, geld, goederen en informatie, beschouwt hij als de culminatie van die geest. Sloterdijk ambieert met Schuim de huidige globalisering filosofisch te begrijpen. In de eerste twee delen van de trilogie (Bellen en Globes) verrichtte hij al de voorbereidende werkzaamheden. Daarin maakt hij duidelijk dat hij weliswaar een erudiet filosoof is, maar er soms ook een onnavolgbaar taalgebruik op na houdt. De vele associaties, analogieën en metaforen leiden tot typische analyses in een weldadige stijl.
Denken als klimaatoorlog
Sloterdijk beschouwt de geschiedenis van het denken als een klimaatoorlog. Het bestaan ziet hij als een gevecht om de frisse lucht die nodig is om geest en lichaam van zuurstof te voorzien. Al strijdend richten mensen de wereld in ‘sferen’ in, zoals steden, gebouwen en voertuigen. Dat zijn niet slechts functionele artefacten, ze vertegenwoordigen ook een bepaalde mentaliteit. Deze sferen fungeren als een airconditioning. Terwijl je met de auto door de verzengende vakantiehitte in Zuid-Europa raast of in een Aziatisch winkelcomplex je portemonnee wilt trekken, zorgt de airco voor een aangenaam consumptieklimaat. Sferen regelen de temperatuur van het bestaan en van het denken.
Die temperatuur is volgens de filosoof door en door kapitalistisch van aard.
De sferen parasiteren op hun omgeving. De luchtverversing slurpt energie. De binnenwereld kan slechts floreren door de buitenwereld leeg te zuigen. Sloterdijk liet in de eerste twee delen van de trilogie al haarfijn zien dat sferen een scheidswand optrekken. Het zijn immuunsystemen die voor een veilig milieu moeten zorgen door vijanden en ongenode gasten buiten de deur te houden.
Het blazen van westerse luchtbellen ziet Sloterdijk als rode draad door de geschiedenis. De globalisering heeft van de gehele aardbol zo’n bel gemaakt. Het westerse denken is zich geestelijk en materieel over de globe gaan uitstrekken. De eerste voertuigen daarvan waren de schepen van de Portugese zeevaarders in de vijftiende eeuw. Het slotakkoord vormde de afstoot van de koloniën in de twintigste eeuw. Tegenwoordig bestaat de mondiale bel uit wereldwijde informatiesystemen. Radio, televisie en internet zorgen ervoor dat de beelden en geluiden uit alle hoeken en gaten van het immuunsysteem ons vierentwintig uur per dag bereiken. De bellen waarin onze sferen zich bewegen, klotsen op elkaar tot een mondiale schuimlaag. Geld, macht, ideeën en gebouwen vormen een wereldwijd bubbelbad.
Van de metaforiek van bellen, globes en schuim gaat onmiskenbaar een sterke zeggingskracht uit. Ze stelt Sloterdijk in staat zijn intellectuele vleugels breed uit te slaan en de combinatie van 2500 jaar wijsbegeerte met 500 jaar globalisering te analyseren.
Zijn diagnose liegt er niet om. De westerse wereld slokt de globe op. Die moet overuren draaien om de ‘binnenruimte van het kapitalisme’ op temperatuur te houden. Zorgen voor verse lucht door de airconditioning in de eigen economie hoger te draaien, leidt echter onvermijdelijk tot roofbouw. Het mondiale broeikaseffect, de tekorten aan voedsel en energie, en het eveneens door oplopende temperaturen uit elkaar spatten van de zeepbel van het financiële kapitalisme zijn daar de welhaast onvermijdelijke resultaten van. De enorme stromen van geld, goederen, informatie en mensen hebben de aarde oververhit doen raken. Het permanent hoge voltage van de almaar uitdijende westerse comfortzone heeft het indoor-universum veraangenaamd, maar laat buiten een slagveld achter. Het immuunsysteem staat op instorten.
Economie van de overvloed
Tegendraads als Sloterdijk is, zijn volgens hem echter niet de uitputting van de natuurlijke grondstoffen en de schaarste aan voedsel en energie het probleem. Tegenover ieder tekort plaatst hij een overschot. Volgens hem heeft de globalisering voor een ‘economie van de overvloed’ gezorgd en is ons werkelijke probleem hoe we daarmee om moeten gaan. Ons probleem is niet dat we te weinig, maar juist dat we te veel middelen hebben.
Die overvloed ontstaat niet op natuurlijke wijze – wel doordat we in het oneindige nieuwe luchtbellen blijven blazen. Meer technologische en economische innovatie. Nog vernuftigere producten. Meer handelsbetrekkingen, overal. Wordt de aarde te klein? De ruimte in om daar nieuwe markten te stichten. Sloterdijk steekt de loftrompet over het creatieve huwelijk van de uitvinder met de entrepreneur.
Zijn remedie lijkt echter verdacht veel op de wijze waarop de bancaire sector in de Verenigde Staten op de inmiddels bekende wijze steeds inventiever financiële producten is gaan maken. Die hebben enorme stromen aan extra kapitaal gecreëerd. Uiteindelijk bleken ze echter niet veel meer te zijn dan precies de luchtbellen waarmee het verhaal begon. Sloterdijk maakt van het probleem de oplossing. De overvloedige westerse levensstijl leidt volgens de gebruikelijke analyses tot tekorten. Volgens Sloterdijk moeten we daar juist de lof van zingen om zo nog meer en nog innovatiever nieuwe bellen te kunnen blazen.
Hier lijkt de filosoof te zijn ingehaald door de actualiteit. Dat deze overvloedigheid vooral de private en niet de publieke sfeer ten goede zal komen en waarschijnlijk eerder tot meer liberaal schuim dan tot sociaal schuim zal leiden, daar doet hij niet al te moeilijk over. Sloterdijk schreef zijn werk enige jaren voor het uitbreken van de financiële crisis. Zijn vervanging van een filosofie van de schaarste door een filosofie van de overvloed is wellicht door het hyperbolische karakter van het Sferen-project een kritiek op het neoliberale karakter van de globalisering. Toch is het er ook de echo van. Is die echo nu een stem uit het verleden of nog steeds een rake verwoording van een ideologie in verval? Daar zullen we pas achter komen wanneer Sloterdijk meer helderheid verschaft over de vraag of Sferen nu een kritisch of een episch werk is.
Tot al te veel duidelijkheid moet hij hier misschien niet worden gedwongen. Schuim is evenals het hele Sferen-project toch eerder cultuurfilosofisch dan sociaal- of politiek-filosofisch van aard. Zelf heeft Sloterdijk met het eerder in dit nummer besproken Du mußt dein Leben ändern alweer een boek gepubliceerd waarin hij heel wat gereserveerder aankijkt tegen de overvloedigheid van de weldadige westerse mentaliteit en de zegeningen van het liberalisme.
Schaamteloos eurocentrisch
Opvallend blijft de schaamteloos eurocentrische opzet van de Sferen-trilogie. Sloterdijk negeert de krachten die de globalisering wereldwijd tegengaan. Hij gaat nauwelijks in op de invloed van handelscontacten, kolonisering en immigratie op het Westen. De eeuwenoude economische machtspositie van China en India, de invloed van de islam op de vroege Verlichting in Europa, uit het Oosten en het Zuiden geïmporteerde kennis, lokale bijstellingen van westerse gewoontes op vreemde grond – Sloterdijk negeert dit alles opzichtig. Hij maakt de globalisering zo tot een wel heel eenzijdige westerse aangelegenheid.
Deze blinde vlek zal geen toeval zijn. Het kan niet anders of Sloterdijk streeft helemaal geen waarheidsgetrouwe geschiedschrijving na. Hij wil vooral de westerse mentaliteit radicaal uitvergroten. De globalisering is bij Sloterdijk niets anders dan de ruimtelijke dimensie van de westerse filosofie, doorgedacht tot in haar extreme consequenties. Het beeld stemt niet vrolijk. De globalisering is het resultaat van geestelijke en materiële obesitas.
Schuim eindigt met een fictief gesprek. Een macrohistoricus, een theoloog en een literatuurcriticus disputeren over de waarde van de trilogie. De conversatie is gemodelleerd naar het Duitse televisieprogramma Das Philosophische Quartett, waar Sloterdijk zelf ook vaak te gast is. De fictieve literatuurcriticus typeert Sferen uiteindelijk als een experiment om de moderniteit tot in haar extreme consequenties uit te vergroten.
Met die typering heeft Sloterdijk de recensie van zijn eigen werk verzorgd. De Sferen-trilogie is een opgeblazen weergave van de geschiedenis van het westerse denken. Door het radicaal overdreven karakter ervan vormt ze een lachspiegel die de gevolgen van de globalisering voor de hedendaagse ‘wereldtoestand’ in hun breedste verband laat zien.