Het was eigenlijk de bedoeling dat ik dit artikel twee jaar geleden al had geschreven. Maar ik bleef het voor me uit schuiven, omdat ik bang was dat het niet goed genoeg zou worden. Dat lijkt een slechte grap in een stuk over perfectionisme, maar het is helaas echt waar. Ik bleef nieuwe opzetjes maken, meer over perfectionisme lezen, afleiding zoeken in ander werk dat ook gedaan moest worden.
‘Uitstelgedrag is typerend voor perfectionisten, weet je dat?’ zei een bevriende psycholoog tegen me. ‘Zolang je ergens niet aan begint, kan het in je hoofd perfect blijven – dat fantastische boek dat je ooit gaat schrijven, of dat prachtige kunstwerk dat je ooit gaat maken. En als je dan uiteindelijk toch – veel te laat – begint, omdat je een deadline hebt, heb je meteen een excuus als het minder perfect uitpakt dan in jouw hoofd: je had te weinig tijd.’ Op die manier kan perfectionisme zelfdestructie in optima forma zijn, een verlammende gewoonte die je belemmert om te doen wat je werkelijk wil doen, uit angst dat je tegenvalt.
Dat ik een perfectionist ben, wist ik al. Dat het misschien problematisch is, was nieuw. Ik zag mijn perfectionisme lange tijd juist als iets positiefs. Ik hou niet van spelfouten, onopgeruimde huizen en doorgekookte pasta. Dus lees ik mails drie keer na, verontschuldig ik me voor de ongeordende stapeltjes boeken in mijn verder smetteloze huis, en is mijn pasta altijd precies al dente gekookt. Het leek me iets om trots op te zijn. Op school werd me al aangeraden om bij sollicitatiegesprekken als er gevraagd werd naar slechte eigenschappen te antwoorden met: te perfectionistisch. Want wie knapt daar nou op af?
Maar alles zo perfect mogelijk proberen te doen, is minder onschuldig dan het lijkt. Onderzoek toont aan dat perfectionisme succes in de weg staat en vaak zelfs leidt tot depressie, stress en verslaving, schrijft Brené Brown, een Amerikaanse hoogleraar maatschappelijk werk, in haar boek De moed van imperfectie.
Doen alsof
Millennials als ik beschouwen perfectionisme als een kenmerk van onze generatie. Op sociale media posten we plaatjes van ons perfecte leven; oneffenheden poetsen we moeiteloos weg met filters. Op de werkvloer gedragen we ons als de ideale werknemer. De avonddienst pakken om vervolgens ’s ochtends vroeg weer te beginnen? Geen probleem – alles om dat felbegeerde tijdelijke contract te bemachtigen. We willen én knap én succesvol én sociaal zijn – en als dat niet allemaal lukt, wringen we ons in bochten om in elk geval te doen alsof.
De Amerikaanse auteur Andrea Owen ziet perfectionisme bij uitstek als iets voor vrouwen, ongeacht hun leeftijd. Het zijn vaker vrouwen die de druk voelen om te presteren op allerlei terreinen tegelijk, zegt ze. Ze voelen de druk om alle ballen – carrière, sociaal leven, huishouden en moederschap – hoog te houden. En liefst zo hoog mogelijk. Owen: ‘We zijn de kinderen van feministes die zeiden: “Je kunt alles worden”, en wat we hoorden was: “Je moet alles worden.”’
Maar, vroeg ik haar toen ze voor een lezing in Nederland was, mannen kunnen daar toch evengoed last van hebben?
‘Natuurlijk,’ antwoordde ze. ‘Maar ik denk dat we in een cultuur leven waarin vrouwen eerder worstelen met de maatschappelijke en sociale druk die ze voelen. Dat betekent niet dat mannen die druk niet ervaren. Die ervaren ze zeker.’ Bijvoorbeeld de druk om een succesvol zakenman te zijn, maar ook een goede vader, en om tussen de bedrijven door nog even naar de sportschool te gaan voor een afgetraind lijf.
Kwetsbaarheid
De enorme populariteit van de boeken van Brené Brown lijkt dat beeld te bevestigen. Onder haar grote schare fans bevinden zich mannen en vrouwen, jong en oud. Brown werd beroemd dankzij haar TED-talk over de kracht van kwetsbaarheid, die meer dan 45 miljoen keer werd bekeken.
Kwetsbaarheid, moed en imperfectie hebben volgens haar alles met elkaar te maken. Pas als we de moed hebben om onze kwetsbaarheid te tonen, kunnen we onze imperfecties omarmen – en uit haar onderzoek blijkt dat we daarvan gelukkiger mensen worden.
‘We willen én knap én succesvol én sociaal zijn’
We leven in een cultuur die kwetsbaarheid onderdrukt, stelt Brown. De norm om succesvol en sterk te zijn is zo dwingend dat we onze zwaktes niet durven te tonen. We voelen de druk om perfect te zijn. Maar waar perfectionisme heerst, ligt volgens haar altijd schaamte op de loer. ‘Schaamte ligt in wezen aan perfectionisme ten grondslag,’ schrijft ze in haar boek over imperfectionisme.
Veel mensen schijnen van die uitspraak te gaan steigeren, en dat gold ook voor mij. ‘Schaamte? Ik heb helemaal niks met schaamte!’ schreeuwde mijn ratio. Brown: ‘Het probleem is alleen: ook al hebben wij niks met schaamte, schaamte heeft wel iets met ons. En een van de manieren waarop schaamte ons leven binnensluipt is via perfectionisme.’ Schaamte voor fouten, voor hoe je overkomt, voor je verbroken relatie, voor je lichaam, voor de opvoeding van je kinderen, voor je leven dat je niet beter op orde hebt.
Owen wijst erop dat schaamte hand in hand gaat met angst. ‘Perfectionisme is eigenlijk faalangst,’ schrijft ze. ‘Je bent zo bang dat anderen je niet goed genoeg vinden dat je je best doet om alles perfect te doen.’
Perfectionisme is niet hetzelfde als je best doen, schrijft Brown. En het leidt volgens haar ook niet tot gezonde prestaties en groei. Perfectionisme is de overtuiging dat we, als we perfect leven, er perfect uitzien en alles perfect doen, de pijn van verwijten, afkeuring en schaamte kunnen minimaliseren of voorkomen. Brown: ‘Perfectionisme is een vorm van zelfbescherming – een loodzwaar schild dat we met ons meeslepen vanuit de gedachte dat het ons zal beschermen, terwijl het juist datgene is wat ons ervan weerhoudt onze vleugels uit te slaan.’ Het deed me denken aan de verlammende werking van perfectionisme, waar de bevriende psycholoog het over had. Perfectionisme is geen vorm van zelfverbetering, benadrukt Brown.
Zelfverbetering
Hoe anders werd daar tegenaan gekeken in de antieke Oudheid, de tijd waarin Aristoteles zijn deugdethiek uitwerkte. ‘De deugdethiek is een perfectionistische ethiek,’ schrijft filosoof Paul van Tongeren in zijn boek Leven is een kunst. ‘Zij is niet zozeer gericht op het behoorlijke, maar eerder op het uitmuntende.’
Toch heeft deze vorm van perfectionisme niets te maken met schaamte of angst om fouten te maken. En juist alles met zelfverbetering. De deugdethiek richt zich niet zozeer op wat je in het hier en nu moet doen, maar op de houding die je aanneemt. Niet de handelingen staan dus centraal, maar de vorming van je karakter. De deugdethiek moedigt mensen aan om te groeien, om steeds sterker, dapperder, verstandiger te worden. Oftewel: steeds beter te worden. Die karaktertrekken of deugden hebben vervolgens invloed op hoe je handelt.
Van Tongeren schrijft: ‘Wat training is voor de sporter, wat oefening is voor de kunstenaar, wat studie is voor de wetenschapper, dat is deugdethische vorming voor een mens die als mens zo goed mogelijk probeert te zijn.’ Maar, waarschuwt hij, dit perfectionisme moet niet worden misverstaan. ‘Het zegt niet dat iemand pas deugt als hij volmaakt is, of nog erger: dat iedereen die niet perfect is dus niet deugt.’ De deugdethiek is gericht op verbetering, maar erkent ook dat het altijd beter kan. De aandacht voor perfectionering is tegelijk de erkenning van de onvolmaaktheid van wat gerealiseerd is, zonder het gerealiseerde te veroordelen.
Dit idee beïnvloedde tal van andere filosofen. Zo definieerde de negentiende-eeuwse geleerde William Hamilton perfectie als ‘de volledige en harmonieuze ontwikkeling van al onze vermogens, lichamelijk en mentaal, intellectueel en moreel’. Filosoof John Rawls (1921-2002) heeft gezegd dat perfectionisme ons ertoe aanzet ‘om de prestatie van menselijke excellentie in kunst, wetenschap en cultuur te maximaliseren’.
‘Onze moeders zeiden: “Je kunt alles worden.” We hoorden: “Je moet alles worden.”’
Vernietigend oordeel
Perfectionisme klinkt op deze manier niet als een loodzwaar schild, maar als een eigenschap die ervoor zorgt dat we floreren, als cultuur en als individuen. Maar onophoudelijk aan je karakter schaven kan toch ook dodelijk vermoeiend zijn? Liggen hier niet dezelfde valkuilen op de loer als bij ons hedendaagse perfectionisme? ‘Inderdaad,’ licht Van Tongeren desgevraagd toe, ‘maar het gaat om de houding die je daartegenover aanneemt. Als je een goede sporter bent, probeer je altijd nog beter te worden. Maar dat betekent niet dat je constant ontevreden bent over je prestaties. Bij gezond perfectionisme weet je dat volmaaktheid bestaat uit het streven steeds beter te worden. Je geniet van de verdere perfectionering van je kwaliteiten. Bij ongezond perfectionisme denk je dat het niet goed is zolang het niet volmaakt is. Niet het plezier van steeds beter worden staat centraal, maar het altijd vernietigende oordeel vanuit de absolute volmaaktheid.’
Het gaat dus niet om de afgeronde perfectie, maar om de gerichtheid op perfectie, de interesse in verbetering. Het doet me denken aan het adagium dat het niet om de bestemming, maar om de reis gaat. Dat zorgt voor ademruimte. Bij gezond perfectionisme is er ruimte om fouten te maken. Een violist die steeds moeilijkere stukken leert te spelen snapt dat het ook een keertje misgaat. Bij ongezond perfectionisme ben je juist bezig alle mogelijke fouten te vermijden, wat het aanmerkelijk lastiger maakt om een moeilijk stuk onder de knie te krijgen. Als je het al durft te proberen, want het is doodeng om risico’s te nemen als je eigenwaarde ervan afhangt.
Bij beide vormen is sprake van competitie, maar op een andere manier. Bij de positieve vorm ben je in een gezonde en stimulerende competitie met jezelf – je wilt jezelf graag verder ontwikkelen. Bij de negatieve vorm ben je in competitie met de buitenwereld – je wilt perfect zijn omdat je bezig bent met het oordeel van anderen.
Liefdevol en mild
Maar wat als je in die tweede vorm verstrikt zit? Hoe kom je daar dan uit? Brené Brown wijst erop dat perfectionisme een verslavend systeem is. Ik besluit de vraag voor te leggen aan de Koreaanse zenboeddhist Haenim Sunim, als deze voor een kort bezoek in Nederland is. Sunim wordt ook wel ‘de Twitter-monnik’ genoemd, vanwege zijn inspirerende tweets over levenskunst. Hij schreef de bestseller Houden van dingen die niet perfect zijn.
Over het antwoord hoeft hij niet lang na te denken: perfectionisme doorbreek je door compassie op te brengen. Voor jezelf en voor anderen. Perfectionisten stellen volgens hem niet alleen hoge eisen aan zichzelf, maar ook aan de mensen om hen heen. Een wereld met minder perfectionisten is een wereld met meer compassie. Sunim: ‘Als we aardiger worden voor onszelf, kunnen we aardiger worden voor de wereld.’
Ik begon me bijna schuldig te voelen. Zorgt mijn perfectionisme er nu ook nog voor dat de wereld een minder vriendelijke plek is? Sunim stelde me gerust. Hij wees erop dat zelfcompassie het begin is van alle compassie. Jezelf niet afrekenen op je imperfecties zou een goed begin zijn.
Hij gaf me als advies om in te zien dat je niet je gebreken bent. Identificeer je er niet mee. Denk dus niet: ik ben iemand die altijd fouten maakt, maar: ik heb een fout gemaakt. Denk niet: ik ben nu eenmaal een perfectionist, maar: ik merk dat ik me perfectionistisch gedraag.
Sunim: ‘Niemand is perfect. Juist daarom is het belangrijk om liefdevol en mild te zijn, voor jezelf en anderen. Wie zijn eigen beperkingen inziet, stelt ook minder snel te hoge eisen aan anderen.’
Hoe belangrijk dit kan zijn wist Sunim ook uit eigen ervaring. ‘Toen ik monnik werd, had ik een idee van de perfecte monnik in mijn hoofd,’ zei hij. ‘Mijn zenmeester viel daardoor nogal tegen. Hij zei niet continu wijze dingen, mediteerde in mijn ogen niet vaak genoeg en was niet altijd serieus. Hij maakte veel slechte grappen en schoot regelmatig uit zijn slof. Toen ik dineerde met een vriend en zijn meester was ik jaloers. Hij had de perfecte leermeester op wie ik had gehoopt. Jaren later vertelde dezelfde vriend me dat hij geen contact meer had met zijn meester. Omdat zijn mentor zo perfect was, verwachtte hij dat ook van alle andere monniken. Iedereen moest zich strikt aan zijn regels houden, anders kreeg je straf. Zijn leerlingen hadden telkens het gevoel dat ze alles verkeerd deden en bouwden geen liefdevolle band met hem op. Toen zag ik in dat ik juist geluk heb gehad met mijn meester, met wie ik nog steeds goed contact heb. Hij heeft imperfecties en is zich daarvan bewust. Daardoor vergeeft hij zijn leerlingen ook hun fouten, en heeft hij veel compassie.’
Ook Brown wijst erop dat mensen hun imperfecties pas kunnen aanvaarden als ze zichzelf liefdevoller en met meer compassie behandelen. En dat creëert bovendien ruimte voor moed, verbondenheid met anderen en nog meer compassie, schrijft ze. In de deugdethiek van Aristoteles speelt compassie eveneens een rol: er is ruimte om fouten te maken, en er wordt niet van je verwacht dat je de perfectie ooit helemaal bereikt. Je kunt streven naar een fantastisch leven, naar een uitmuntend leven zelfs, zonder je blind te staren op perfectie.
Tekst loopt door onder afbeelding
Beeld Getty Images | Shutterstock
Gouden randen
Er bestaat een Japanse traditie, kintsugi, waarbij gebroken servies niet wordt weggegooid, maar waarbij de stukken met goudlijm weer aan elkaar worden geplakt. Niet om te doen alsof er niks aan de hand is, maar om te laten zien dat die barsten het servies juist uniek maken. Imperfecties worden gouden randjes. Of het nu gaat om een gebroken bord of een beschaamde ziel, het kintsugi-principe blijft hetzelfde: verzoen je met de imperfecties en leer de schoonheid van het onvolmaakte te omarmen. We zouden er een gelukkiger mens van worden.
Ik ben opgehouden mijn mails drie keer na te lezen – al druk ik nog steeds wat huiverig op ‘Verzenden’. Ik heb me ook verzoend met boeken naast de kast. Maar mijn pasta hou ik perfect al dente. Het hoeft ook weer niet té imperfect.
De moed van imperfectie. Laat gaan wie je denkt te moeten zijn
Brené Brown | Lev. |192 blz. | € 20,99
Leven is een kunst. Over morele ervaring, deugdethiek en levenskunst
Paul van Tongeren | Klement | 253 blz. | € 24,99
Houden van dingen die niet perfect zijn. Compassie voor jezelf en anderen
Haenim Sunim | De Boekerij | 272 blz. | € 15,99