De speech waarin premier Rutte namens de Nederlandse staat excuses aanbood voor het aandeel dat eerdere vertegenwoordigers van die staat gehad hebben in de slavenhandel, is – afgezien van kritiek op de aanloop en op de juridische disclaimer die erin zat – terecht alom als indrukwekkend en belangrijk gewaardeerd. Veel aandacht is gewijd aan de passage waarin Rutte beschreef hoe zijn eigen opvatting over de zin van excuses veranderd is in de afgelopen periode. Dat een minister-president erkent dat hij zich in zo’n belangrijk onderwerp vergist heeft (‘ik had het mis’) is opmerkelijk en niet zonder belang. Ik heb echter geen beschouwingen gezien over wat volgens hem de reden was voor zijn verandering van opvatting. Hij benoemde het zo: ‘Want eeuwen van onderdrukking en uitbuiting werken door in het hier en nu. In racistische stereotypen. In discriminerende patronen van uitsluiting. In sociale ongelijkheid.’
In deze passage gebeurt echter iets merkwaardigs. Zegt Rutte hier niet eigenlijk dat de huidige uitingen van racisme en discriminatie het gevolg zijn van onderdrukking en uitbuiting uit het verleden? Kortom: dat de slavernij de oorzaak is van discriminerende praktijken in onze samenleving? Is dat zo? Is het niet eerder andersom?
Elke week aan het denken worden gezet met een nieuwe column van de Denker des Vaderlands? Schrijf u in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Slavernij is een gevolg van racistische opvattingen; van opvattingen waarin mensen met een andere huidskleur niet eens als mensen herkend werden, maar werden beschouwd als materiaal dat we konden gebruiken. Dat vooroordeel is veel ouder en waarschijnlijk ook veel algemener dan de Europese slavernij-praktijken. Het is evenmin beperkt tot bepaalde periodes van de geschiedenis, of tot één land of continent.
De aandacht voor de Nederlandse slavernijgeschiedenis maakt ons nog eens duidelijk wat voor mensonwaardige praktijken het gevolg kunnen zijn van dat racisme, dat zo diep in de mensheid en haar geschiedenis zit. Het toont iets met betrekking tot onszelf, iets wat ons beschaamt. Daarom waren volgens mij de woorden aan het begin van Ruttes speech, de woorden waarin hij morele afschuw en schaamte tot uitdrukking bracht, belangrijker dan de formele excuses voor wat destijds misdaan is. En om misverstand te voorkomen: dat betekent niet dat racistische bejegening van nazaten van mensen die tot slaaf gemaakt werden minder aandacht zouden moeten krijgen. We moeten die en andere vormen van racisme juist nog serieuzer onder ogen zien: door te beseffen dat de oorzaak daarvan dieper ligt dan in de historische misdaad die we ‘slavernij’ noemen.