In een tijd waarin twee op de drie huwelijken stranden, lijkt het logisch de oorzaak daarvoor te zoeken bij de ‘moderne individuen’ die zich niet willen binden. De Franse filosoof Pascal Bruckner denkt daar heel anders over: ‘Het is precies omgekeerd: we leven juist in een hypersentimenteel tijdperk.’
Pascal Bruckner is vaak een estheet genoemd, of een typisch Franse filosoof, zo eentje die wordt opgetrommeld als er iets gezegd moet worden in de krant of op tv, over welke actualiteit dan ook. Maar wat vooral opvalt als je hem ontmoet, is zijn hoffelijkheid: hij neemt de tijd voor een interview, bedankt uitvoerig voor alle aandacht.
Eén onderwerp verbindt zijn essays, romans en optredens: liefde, en die is bij hem nooit probleemloos. De filosoof uit Parijs – de stad waar twee op de drie huwelijken eindigen met een scheiding – schreef op 28-jarige leeftijd samen met Alain Finkielkraut Le nouveau désordre amoureux (1977), een kritiek op de mythe van de seksuele revolutie. Vijftien jaar later verfilmde Roman Polanski een roman van Bruckner: in Bitter Moon (1992) toont de regisseur hoe een passionele verhouding ontaardt in een tragikomische sm-relatie. We verwachten te veel van de liefde, concludeert Bruckner in Le paradoxe amoureux (2009): ‘Een vaak herhaald refrein over de liefde is: ware liefde en overgave zouden niet meer bestaan door ons moderne hedonisme. We zijn zo gesteld op onze vrijheid dat we ons niet meer willen binden. Maar volgens mij is het precies omgekeerd: we leven in een hypersentimenteel tijdperk, we bezwijken omdat we ons onder de jurisdictie hebben geplaatst van een wrede en meedogenloze god: de Liefde. Niet ons egoïsme is dodelijk voor de liefde, maar onze zoektocht naar een eeuwigdurende passie.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees