Home Pascal Bruckner: ‘De Liefde is een meedogenloze god’

Pascal Bruckner: ‘De Liefde is een meedogenloze god’

Door Florentijn van Rootselaar op 24 april 2012

Cover van 05-2012
05-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

In een tijd waarin twee op de drie huwelijken stranden, lijkt het logisch de oorzaak daarvoor te zoeken bij de ‘moderne individuen’ die zich niet willen binden. De Franse filosoof Pascal Bruckner denkt daar heel anders over: ‘Het is precies omgekeerd: we leven juist in een hypersentimenteel tijdperk.’

Pascal Bruckner is vaak een estheet genoemd, of een typisch Franse filosoof, zo eentje die wordt opgetrommeld als er iets gezegd moet worden in de krant of op tv, over welke actualiteit dan ook. Maar wat vooral opvalt als je hem ontmoet, is zijn hoffelijkheid: hij neemt de tijd voor een interview, bedankt uitvoerig voor alle aandacht.

Eén onderwerp verbindt zijn essays, romans en optredens: liefde, en die is bij hem nooit probleemloos. De filosoof uit Parijs – de stad waar twee op de drie huwelijken eindigen met een scheiding – schreef op 28-jarige leeftijd samen met Alain Finkielkraut Le nouveau désordre amoureux (1977), een kritiek op de mythe van de seksuele revolutie. Vijftien jaar later verfilmde Roman Polanski een roman van Bruckner: in Bitter Moon (1992) toont de regisseur hoe een passionele verhouding ontaardt in een tragikomische sm-relatie. We verwachten te veel van de liefde, concludeert Bruckner in Le paradoxe amoureux (2009): ‘Een vaak herhaald refrein over de liefde is: ware liefde en overgave zouden niet meer bestaan door ons moderne hedonisme. We zijn zo gesteld op onze vrijheid dat we ons niet meer willen binden. Maar volgens mij is het precies omgekeerd: we leven in een hypersentimenteel tijdperk, we bezwijken omdat we ons onder de jurisdictie hebben geplaatst van een wrede en meedogenloze god: de Liefde. Niet ons egoïsme is dodelijk voor de liefde, maar onze zoektocht naar een eeuwigdurende passie.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Innerlijk tribunaal Bruckner is kort in Nederland – met vriendin. ‘Tegenwoordig is liefde sacraal’, legt hij uit. ‘We verwachten dat een relatie zin geeft aan ons bestaan. Juist door te hopen op een transfiguratie van ons hele leven, lopen onze verhoudingen vaak op niets uit. Wat gebeurt er als we denken dat de liefde ons alles brengt? Als de relatie dan niet meer voldoet aan onze idealen, volgt al snel de teleurstelling.’

Toetssteen voor die nieuwe liefde is vaak seks, zegt Bruckner. In zijn laatste boek beschrijft hij het pornostel, ‘dat zich in de slaapkamer moet bewijzen voor een innerlijk tribunaal’. ‘We hebben een toeristische opvatting van seks: we willen alles zien, alle terreinen moeten verkend worden. En als we daar niet in slagen, is er nog een hele industrie die ons helpt om onze verlangens te laten ontwaken: van een tijdschrift dat ons oproept ons verlangen aan te spreken, tot een cursus om onze chakra’s te openen.’

Als we er ondanks al die adviezen en bemoeienissen niet in slagen de ware liefde te vinden, is die teleurstelling des te groter omdat de liefde tegenwoordig wreder is dan vroeger. Bruckner: ‘Wat de liefde zo hard kan maken, is juist dat twee volwassen en onafhankelijke mensen een relatie aangaan. Vroeger kon je zeggen: mijn vader wil niet dat we trouwen, de samenleving is erop tegen, de gemeenschap verbiedt onze verbintenis – dat was de tragedie van twee personen die niet mogen samenkomen vanwege taboes. Maar nu kunnen we niemand meer de schuld geven als het niet wil vlotten met de liefde. De bladen, de nachtclubs, ze laten ons steeds weten dat alles mogelijk is. Dan vraag je toch: waarom gebeurt er dan niets? Ik ben er nu helemaal zelf verantwoordelijk voor als ik niet word opgemerkt of word afgewezen.’

‘Nu de liefde niet meer wordt gereguleerd door de wetten van kerk of staat, komt alle nadruk op ons als persoon te liggen. Wíj doen het goed in de ogen van een toekomstige geliefde, of wíj doen alles fout. Die sterke weerslag op onszelf is des te sterker nu de regels voor de liefde volkomen arbitrair zijn. Voortaan kunnen de kleinste dingen zich tegen ons keren: leeftijd, omvang, gewicht, het timbre van je stem. Zo zie je dat de liefde tegenwoordig aan meer beperkingen is gebonden terwijl we tegelijkertijd vrijer zijn dan ooit. Dat is de paradox van de moderne liefde.’

Een andere paradox is dat de romantische liefde maar moeilijk samengaat met ons ideaal van vrijheid: tegenover de overgave aan de ander, de versmelting zelfs, staat een liberaal ideaal van zelfbeschikking. Die combinatie is het recept voor een tragikomisch liefdesleven, zegt Bruckner: ‘We zoeken elkaar op om vervolgens weer snel de benen te benen, in een schijnbaar grillige maar uiteindelijk monotone cadans. Bedenk ook dat Robert Musil aan het begin van de twintigste eeuw al schreef over de opkomst van het woord partner, in plaats van echtgenoot en echtgenote. Die term benadrukt dat een stel bestaat uit twee autonome individuen die een contractuele relatie zijn aangegaan die ook weer verbroken kan worden. In het zakenleven verwacht je dat mensen een partner hebben. Maar toch niet in de liefde?’

Je t’aime

Diezelfde schommeling tussen overgave en vrijheidsdrang ziet Bruckner in de meest elementaire liefdesverklaring: ‘Je t’aime, dat is de universele verklaring van de liefde. De eerste etappe van een affaire. Allereerst zijn de woorden een confessie van ontreddering, van een innerlijke storm die zij in mij heeft aangewakkerd. Maar ze zijn meer dan een verklaring, ze vormen ook een vraag, naar de gevoelens van de ander. Ze dwingen hem of haar zelfs tot een positieve reactie: van de ander verwachten we dat die ons antwoordt met een je t’aime. Mocht dat niet gebeuren, dan blijven mijn woorden in de lucht hangen. Als die woorden niet waren uitgesproken, was er nog een mogelijkheid om samen te leven, ook al was er geen sprake van liefde. Nu is dat het stille pact verbroken. Zij houdt niet van me. Hij ziet me niet zitten.’

‘Als de ander je bevestigt, en zegt ook van jou te houden, dan lopen jullie levens voortaan parallel. Maar uiteindelijk lost dat niets op: de onzekerheid blijft, voortdurend moeten de woorden gerepeteerd worden, steeds is een nieuwe bevestiging nodig. Daarbij is het gevaar dat de woorden hun poëtische karakter verliezen, een afgesleten formule gaan vormen.’

“Je t’aime” begint als een verklaring, dan wordt het een ondervraging op zoek naar een bevestiging. Uiteindelijk plaatst de formule de geliefde in een positie van schuld jegens jou: de liefdesverklaring was een blanco cheque voor de ander, maar op een gegeven moment wil je weleens wat terug. Degene die alles gegeven heeft, en naar zijn gevoel niets terug heeft gekregen, krijgt na verloop van tijd het idee dat hij bestolen is. In de scheiding komt die ontwikkeling tot een hoogtepunt: de ander heeft alles genomen, en jij hebt nooit iets teruggekregen. En daarvoor moet de ander betalen. Hier zie je hoe het geld, dat angstvallig buiten het romantische huwelijk is gehouden, weer een rol gaat spelen. Waarmee achteraf duidelijk wordt dat we misschien wel een heel vreemde opvatting van liefde hebben: ondanks alle romantiek, zien we de liefde als een salaris voor onze inzet. De geliefde en de bankier delen op z’n minst een eis: ze willen een maximale return on investment.’

Dan moet het een bevrijding zijn als er eindelijk een eind komt aan een relatie…
‘Nee, een bevrijding is dat niet. Even werden we opgebeurd door de liefde, die ons had verlost van de zwaarte van het bestaan. De wereld was mooier, we waren in staat tot grootse dingen, zolang het goed ging. Maar nu… als je verlaten bent, valt je hele bestaan op je als een dood gewicht. Alledaagse handelingen zijn nu oneindig moeilijk. Vanaf het moment dat zij een eind heeft gemaakt aan de relatie, worden al je gebaren onverdraaglijk, het valt je zwaar om nog verder te gaan met de sociale komedie – terwijl je daar dankzij de liefde net zo’n mooie rol in speelde. Je eigen wezen jaagt je angst aan. Je wordt, kortom, erg ongelukkig.’

Maar wat moeten we dan doen? Is er geen levenskunst voor de verliefde?
‘Als je een advies geeft, loop je het risico voor anderen te denken. De taak van de filosoof is eerder om te verklaren en om de valkuilen te tonen waarin we kunnen vallen. Mijn boek over de liefde bevat een soort levenskunst, maar dan omgekeerd: een negatieve levenskunst. Zeker, het is ook een lofrede op de liefde, op het verlangen, op de passie. Maar ik schrijf niet voor hoe je die passie moet leven.

We zijn zo naarstig op zoek naar die levenskunst omdat de oude orde is vernietigd en er nog geen nieuw model is. Daarom zoeken we een beetje bij de wijsheid van de oude Grieken, dat is tenslotte een seculiere wijsheid. Het resultaat van dat gegrabbel is de levenskunst. Bedenk wel dat die filosofen van de levenskunst proberen ons gerust te stellen. Ze zeggen: voilà, dit is wat je moet doen. Ik zal u de weg tonen. Maar die weg bestaat helemaal niet, die zal geconstrueerd moeten worden. De filosofie kan je nooit zeggen hoe je je leven moet leiden. Jouw leven lijkt toch op geen enkel ander leven.’

U hebt dus geen aanbevelingen voor die zoekende mensen?
‘Misschien moeten we wel niet zoveel willen. Ik toon vooral dat we voortdurend verdeeld zijn tussen twee opvattingen van de liefde: de eerste is negatief, liefde is een illusie, de tweede houdt in dat er weliswaar een perfecte, ideale liefde bestaat, maar dat we er niet in slagen om aan de eisen daarvan te voldoen. Het is de keuze tussen afwaardering en idealisering. De overeenkomst tussen beide uitgangspunten is hun abstractie. De aanhangers van deze opvattingen spreken over een idee, de Liefde, of ze die nu bejubelen of afkeuren, maar ze vergeten de mensen om wie het gaat, de geliefden. En die zijn weliswaar imperfect, maar wel in staat tot liefde, soms tot een grote liefde. “Wij houden zoveel van elkaar als de mens kan”, zo eindig ik mijn boek, “dat wil zeggen op een imperfecte manier.”’

Hoe kan die imperfecte liefde eruitzien?
‘Goed, toch een aanbeveling dan. Je zou je kunnen voorstellen dat je kunt ontsnappen aan de valkuilen van de liefde. Namelijk door de ontwijking, dan kies je voor een vage en onduidelijke liefde: verlang er niet naar dat de ander volledig transparant voor je is, dat die elk moment zegt wat ze voor je voelt. Op die manier beland je niet in die dialectiek van liefdesverklaringen die ik eerder beschreef. Toch is dit een vorm die maar weinigen gegeven is, en dat is goed voor te stellen: je wilt tijdens moeilijke momenten toch weten hoe zij precies over je denkt, wat hij van je vindt. Dan kan het onverdraaglijk worden dat de ander altijd een ander voor me blijft, dat zijn brein voor mij gesloten is.

Een ander idee, een observatie: stel je voor hoe twee mensen kunnen leven die elkaar al sinds hun kindertijd kennen. Zij nemen misschien niet meer de extatische liefde als maatstaf, maar kiezen voor de hoffelijkheid, de delicate omgang – de zachte kant van de liefde zou gerehabiliteerd moeten worden.

Misschien wel de belangrijkste les is dat de geliefden soms moeten accepteren dat de liefde op het tweede plan komt, dat er iets belangrijkers is dan de liefde. Vaak hebben we wel iets anders en iets beters om ons druk over te maken. Of, zoals ik ook in mijn boek schrijf: “De ware liefde drijft de spot met de liefde”.’