Home Oscar Brenifier: ‘Kinderen zijn gewend te leven met het onbekende’

Oscar Brenifier: ‘Kinderen zijn gewend te leven met het onbekende’

Door Elselien Dijkstra op 16 augustus 2012

Cover van 09-2012
09-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

Waar kinderen lachen om logische discrepanties, klampen volwassenen zich vast aan hun overtuigingen. Dat zegt Oscar Brenifier, die tientallen kinderboeken over filosofie schreef en lesgeeft over de hele wereld.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In het klaslokaal te Gent ebt de spanning van de afgelopen workshop Masterclass Filosoferen met Kinderen langzaam weg. Oscar Brenifiers strenge methode viel niet bij alle deelnemers (voornamelijk filosofiedocenten) in goede aarde. Vragen mochten ze alleen met ja of nee beantwoorden. Gedachten moesten ze zo kort en helder mogelijk verwoorden. Voor monologen was geen tijd en iedereen moest netjes zijn vinger opsteken. Bovendien zette Brenifier meedogenloos (maar gelukkig ook met humor) de schijnwerpers op de tegenstrijdigheid van uitspraken en het onvermogen van deelnemers om geconcentreerd na te denken. ‘Stop thinking all the time’, kregen we telkens te horen en ‘I don’t want to hear your life story’.

Was zoveel strengheid nu echt nodig? Ja, om het denken te begrenzen, antwoordt Brenifier, medeverantwoordelijk voor het Unesco-rapport La philosophie, une école de la liberté en auteur van tientallen kinderboeken over filosofie. ‘Zonder grenzen volgt het denken zijn eigen weg, zoals een rivier zijn eigen stroom volgt. Als ik iemand vraag wat een ander denkt, weet hij het meestal niet. We zijn alleen met onze eigen gedachten bezig. Je moet de geest dwingen zich af te vragen wat anderen bezighoudt.’

Brenifiers strengheid is dus geen sadisme. Tijdens zijn workshops probeert hij de aandacht op het gezamenlijke denken te vestigen. Hij laat zien hoe moeilijk het is om echt te luisteren en je aandacht erbij te houden. De één raakt verzonken in haar eigen gedachten en dwaalt af. De ander is zo overtuigd van zijn eigen gelijk dat hij de gedachten van anderen niet hoort. Ook emoties zorgen voor afleiding. Angst voor wat anderen van ons vinden of de behoefte om gelijk te krijgen.

De workshop was begonnen met het conceptualiseren (met één concept benoemen) van de uitspraak van een deelneemster: ‘Ik begrijp niet wat jij bedoelt, en jij begrijpt niet wat ik bedoel.’ Niemand bleek genoeg te hebben aan één woord.

Degene die het toch wilde uitleggen kreeg te horen: ‘Dus je weet het niet? Terwijl je wel je vinger opstak? Waarom steek je je vinger op als je het niet weet?’ Simpelweg toegeven dat je iets niet weet is moeilijk. Telkens opnieuw wilde de deelnemer uitleggen dat hij het wel wist, maar dat hij niet op het ene woord kon komen. Brenifier bleef een duidelijk antwoord eisen: ‘Weet je een concept? Ja of nee?’ Uiteindelijk gaf de deelnemer toe dat hij het niet wist.

Durven problematiseren

Na afloop van de workshop stelt Brenifier dat je voor het zoeken naar waarheid bereid moet zijn om je eigen overtuigingen los te laten. ‘Je moet je eigen denken durven problematiseren, je proposities onderzoeken en je argumentatie doorlichten. Je moet ervoor openstaan dat je eigen vooronderstellingen onwaar kunnen zijn.’

Brenifier had tijdens de workshop telkens laten zien hoe we vasthouden aan onze eigen overtuigingen, en hoeveel moeite het kost om die los te laten. Constant bracht hij logische discrepanties aan het licht: Je denkt dat je iets weet, maar je weet het niet. Je ontkent dat je een communicatieprobleem hebt, maar je zegt wel: ‘Jij begrijpt mij niet, en ik begrijp jou niet.’ Om een deelneemster die zeer overtuigd was van haar eigen gelijk inzicht in haar koppigheid te geven, gebruikte Brenifier de groep als spiegel. ‘Dus als ik nu aan de groep vraag of jij een communicatieprobleem hebt, dan zeggen ze allemaal “nee”?’ De deelneemster was geschokt te zien dat iedereen dacht dat ze wél een communicatieprobleem had.

Verantwoord?

En déze workshops geeft Brenifier ook aan kinderen? Is dat wel verantwoord? Brenifier stelt dat zijn methode bij kinderen juist minder weerstand oproept. ‘Volwassenen zijn bang wat anderen van hen vinden. En kinderen zijn minder rigide dan volwassenen. Zij lachen om logische discrepanties, terwijl volwassenen de neiging hebben zich vast te klampen aan hun overtuigingen. Kinderen zijn gewend te leven met het onbekende, iets niet te weten.’

Tot wat voor soort filosofie zijn kinderen dan in staat? ‘Kinderen kunnen natuurlijk Kant of Hegel niet doorgronden. Maar ze kunnen wel vaardigheden van het denken ontwikkelen: argumenteren, kritisch nadenken, conceptueel denken, interpreteren. Verder leren ze een denkhouding aan te nemen: aandachtig zijn, rustig worden, leren luisteren en sympathiseren met anderen.’

Dat kinderen kunnen filosoferen, bewijzen Brenifiers boeken. De serie Filosofie voor kids is gebaseerd op filosofieworkshops met kinderen over onder andere vrijheid, geluk en samenleven. ‘Ik stel een vraag, zij geven een antwoord, onderzoeken de hypothese en formuleren vervolgens een tegenhypothese.’ Zo ontstond een verzameling vragen en antwoorden van kinderen. ‘Mag je stelen om te kunnen eten?’, ‘Ja, als je geen geld hebt om eten te kopen.’, ‘Nee, want het is slecht om te stelen.’, ‘Ja maar, wie heeft gezegd dat het slecht is?’ (uit: Wat is goed, wat is kwaad?)

Oscar Brenifier waarschuwt dat filosofie voor kinderen niet hetzelfde is als een groepsgesprek. ‘Veel mensen zeggen dat ze filosoferen met kinderen, terwijl ze eigenlijk alleen praten. Ze vertellen een verhaaltje over een zielige oude man, en kinderen geven hun mening. Maar praten is geen filosoferen, het gaat om het verlichten van het denken. Die momenten probeer ik te laten ontstaan tijdens mijn workshops.’

Het gaat er dus niet om dat kinderen zichzelf leren uitdrukken? ‘Nee, zeker niet! Ik wil ze leren denken. Jezelf uitdrukken is iets heel anders. Dat kan zelfs tegengesteld zijn aan denken. Niemand is lang aan het woord tijdens mijn workshops. Het grootste deel van de tijd ben je als deelnemer aan het kijken, luisteren, denken. Het belangrijkste is dat mensen analyseren wat anderen doen. Dat geldt ook voor kinderen. Vaak vragen ouders of leraren hoeveel een kind heeft gezegd tijdens een workshop. Maar dat is totaal onbelangrijk. Sommige kinderen leren juist meer door niets te zeggen.’