Home Onderbouw & bovenbouw (III): Ik denk, dus Descartes bestaat

Onderbouw & bovenbouw (III): Ik denk, dus Descartes bestaat

Door Coen Simon op 11 juni 2001

04-1998 Filosofie magazine Lees het magazine

In zijn zoektocht naar zekere kennis ontwierp René Descartes in de zeventiende eeuw een methode: de radicale twijfel. Door aan alles te twijfelen zou het zekere in elk geval overeind blijven. Maar kan dat, aan alles twijfelen? Klas A5M van het Zernike College in Groningen is sceptisch.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Toen de duistere theologie van de Middeleeuwen aan kracht inboette, ging de mens steeds meer zelf denken. ‘In deze tijd, de Renaissance, ontstonden veel nieuwe ideeën, zowel zinnige, als onzinnige. Terwijl Descartes diende als soldaat in het leger van Manrits van Nassau, op het punt de Nederlanders van het Spaanse juk te bevrijden, nam hij zich voor een grote schoonmaak in het denken te houden en de wetenschap van een nieuw en zeker fundament te voorzien.’
Walfred Haans, docent filosofie aan het Zernike College in Groningen, legt uit hoe Descartes door te twijfelen zekerheid kon krijgen. ‘Wat hij zeker wist, terwijl hij aan alles twijfelde, was, dat hij het was die twijfelde. En zo wist Descartes dat hij in ieder geval bestond. Dus, dacht Descartes: Cogito ergo sum, oftewel als ik denk, dan besta ik ook.’ De klas is niet erg geschokt, want ‘wat hebben we eraan als we zeker weten dat Descartes bestaat?’
Haans:        ‘Je moet niet de conclusie trekken dat Descartes bestaat, maar dat “ik” besta. Iedereen die twijfelt kan van zichzelf zeker weten dat hij of zij bestaat.’
Geert-Wiebe: ‘Hoe kun je nou concluderen dat je denkt als je twijfelt?’
Haans: ‘Twijfelen is toch een manier van denken?’
Floor:        ‘Hoe kun je nu zeker weten dat je twijfelt?’
Zieger:        ‘Dat is simpel. Als je twijfelt aan je twijfel, wat doe je dan?’
Floor:        ‘Dat weet je niet, want je twijfelt.’
Zieger:        ‘Precies, nu zeg je het zelf, je twijfelt hoe dan ook. Als je overal aan twijfelt, dan weet
je een ding zeker, namelijk dat je twijfelt.’
Haans:        ‘Kan je aan alles tegelijk twijfelen?’
Floor:        ‘Je kan nooit aan alles tegelijk twijfelen. Je kan wel aan een paar dingen tegelijk twijfelen maar niet aan alles tegelijkertijd. Dan heb je zoveel in je hoofd.’
Geert-Wiebe: ‘Maar je kan toch stap voor stap aan alles twijfelen.’
Floor:        ‘Nee, als je ergens aan twijfelt dan betekent dat ook dat je zekerheden hebt. Dat je ondertussen dingen voor waar aanneemt.’
Floors idee is ook naar voren gebracht door de taalfilosoof Ludwig Wittgenstein, merkt docent Haans op. ‘Die formuleerde – eeuwen na Descartes – ook deze kritiek. Wat Descartes wil, namelijk alles tegelijk betwijfelen, kan volgens Wittgenstein helemaal niet. Wat we hieruit kunnen concluderen, is dat Floor een goeie denker is, of dat Wittgenstein een algemeen gedeelde kritiek heeft geleverd.’ Terwijl taalanalytica Floor begint te glunderen, waagt Bowy zich aan een herinterpretatie van Descartes’ stelling: ‘Ik denk niet dat Descartes dat bedoelt, alles betwijfelen op hetzelfde moment. je kunt best alles in twijfel trekken, maar neem er de tijd voor. Het hoeft toch niet allemaal op hetzelfde moment?’