Home Murakami’s levenslessen: over de gespletenheid van de mens

Murakami’s levenslessen: over de gespletenheid van de mens

Door Bart Coster op 22 november 2017

Murakami’s levenslessen: over de gespletenheid van de mens
Cover van 12-2017
12-2017 Filosofie magazine Lees het magazine

De personages van de Japanse schrijver Haruki Murakami leven in een surreële wereld en maken absurde dingen mee. Toch haalde filosoof en Murakami-kenner Ype de Boer er belangrijke levenslessen uit: ‘Heb niet het idee dat je al af bent, dat je überhaupt af kunt zijn.

Volgens veel Murakami-kenners gaan zijn boeken over een zoektocht naar identiteit, over worden wie je echt bent’, zegt Ype de Boer, filosoof en auteur van Murakami en het gespleten leven. ‘Dat ideaal speelt inderdaad een rol, maar uiteindelijk vormt het een obstakel voor het goede leven van de hoofdpersonen. In de boeken komt er nooit een moment waarop dat “ware zelf” bereikt of gevonden wordt. Dat wil echter niet zeggen dat al die boeken eindigen met totale vervreemding of crisis. De hoofdpersonen leren uiteindelijk om dat ideaal van een vaste, ware identiteit los te laten en zo op een meer dynamische wijze met zichzelf en het leven om te gaan.’

Tekst gaat door onder afbeelding

Illustratie: Thomas Rohlfs

Kafka op het strand

Kafka op het strand, een van de bekendste werken van Murakami, gaat over een 15-jarige jongen die zichzelf Kafka noemt. Zijn moeder en zusje hebben hem op zijn vierde verlaten en bij zijn vader achtergelaten. Zijn vader is een beroemde beeldhouwer en heeft tijdens Kafka’s hele opvoeding een voorspelling herhaald: je zult je vader vermoorden en met je moeder en zus het bed delen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Het hele boek gaat over Kafka’s houding ten opzichte van die extern opgelegde identiteit’, legt De Boer uit, ‘over de gespletenheid tussen deze identiteit en Kafka zelf. Het is veel te simpel om te zeggen: dat heeft zijn vader alleen maar gezegd, dus Kafka moet het gewoon loslaten. Maar het gaat ook te ver om te zeggen: Kafka moet nu eenmaal accepteren wie hij is, hoe zijn vader hem gevormd heeft. Stel je voor! Kafka leert in het boek de afstand die hij tot die extern opgelegde identiteit voelt vruchtbaar te maken. Hij komt een meisje tegen dat misschien zijn zus kan zijn en een vrouw die zijn moeder kan zijn, en hij heeft in droomachtige toestanden seksuele relaties met hen. Ook raakt hij op een gegeven moment in een vier uur durende black-out. In deze tijd wordt zijn vader vermoord. Vervolgens wordt Kafka wakker met bloed op zijn shirt, maar hij is ergens waarvandaan hij nooit in die vier uur naar zijn vader had kunnen gaan en weer terug naar waar hij was. Feitelijk kan hij de moord dus niet gepleegd hebben, en ook de seksuele scènes spelen zich grotendeels in zijn verbeelding af. Toch voelt hij zich er verantwoordelijk voor, als ware het door zijn toedoen allemaal echt gebeurd.’

De verbeelding is een sterke kracht in Murakami’s verhalen, vertelt De Boer. ‘Verbeelding is bij Murakami een vruchtbaar vermogen om met de eigen gespletenheid om te gaan. Door in zijn dromen zijn vader te vermoorden en met die moeder- en zusfiguur naar bed te gaan neemt Kafka enerzijds de verantwoordelijkheid voor het feit dat hij nu eenmaal die identiteit van het leven heeft meegekregen, en tegelijkertijd doet hij het op zo’n manier dat hij zich van die identiteit bevrijdt. Hij vervult de voorspelling van zijn vader, maar doet het in zijn verbeelding, zodat hij zich met afstand ertoe kan verhouden. Hij doorleeft het zonder ermee overeen te komen, zonder het zijn toekomst te laten vastleggen.’

Waarom had Kafka niet gewoon de voorspelling van zijn vader kunnen negeren?
‘Kafka kan er nu eenmaal niet voor vluchten. Hij moet zich ertoe verhouden, maar hij moet ook die afstand ertoe bewaren; anders wordt hij, zoals hij vreest, “slechts een van de standbeelden van zijn vader”. In de omgang met de voorspelling van zijn vader ontstaat nog een extra splijting. Er vormt zich namelijk nog een ander beeld van Kafka: de jongen die Kraai wordt genoemd. Hij is een afgespleten deel van Kafka, “de toughste vijftienjarige ter wereld”. Hij staat voor Kafka’s vermogen om zijn eigen leven te sturen.’

Maar ook dit nieuwe beeld verlost Kafka niet helemaal van zijn verleden. ‘Nadat Kafka de voorspelling van zijn vader op die surreële manier heeft laten uitkomen is er een prachtige scène waarin de vaderfiguur – verbeeld als de personificatie van het whiskylabel Johnnie Walker – in gevecht is met de jongen die Kraai wordt genoemd. Dat laat zien dat die beelden, ook al kan Kafka nu op een vruchtbare manier met ze omgaan, nog wel in hem bestaan. Er is dus geen definitief “eind goed, al goed” dat hem verlost van zijn verleden, maar er is wel de mogelijkheid tot een beter leven.’

Net zoals Kafka krijgen bijna alle hoofdpersonages in Murakami’s boeken te maken met gespletenheid, vertelt De Boer. ‘De gespletenheid tussen jezelf en de beelden die je van jezelf hebt is heel fundamenteel. Zelfs nu wij aan het praten zijn hebben we een bepaald beeld van onszelf, dat ons stuurt in hoe we denken en handelen. Heel beperkt uitgedrukt: jij bent de interviewer, ik word geïnterviewd. Toch komen we niet volledig overeen met die beelden. De crux van de verhalen van Murakami is dat je op de juiste manier met gespletenheid leert om te gaan. In plaats van de hele tijd te proberen zo veel mogelijk overeen te komen met de beelden die je van jezelf hebt, moet je leren de afstand tussen jezelf en die beelden toe te laten, zodat er ruimte is voor alles in het leven wat niet met die beelden overeenkomt.’

Tekst gaat door onder afbeelding

Illustratie: Thomas Rohlfs

Schaduw

Het leidende ideaal van de personages uit Murakami’s verhalen is aanvankelijk vaak zelfbehoud, legt De Boer uit. ‘De personages bouwen een muur om hun leven en om hun geest heen. Dit doen ze vanuit het idee: daarbinnen kan ik zijn wie ik wil en het leven leiden dat ik wil. Naarmate er meer dingen om hen heen en in hun geest gebeuren maken ze die muur steeds dikker: niets mag hun veilige plek in gevaar brengen. Die plek wordt echter niet steeds warmer of fijner, maar steeds leger. Ze kunnen namelijk geen inhoud meer toelaten in hun leven en in hun geest, want elke inhoud vormt een bedreiging voor het beeld van het leven dat ze hadden. Uiteindelijk zien ze dit en worden ze bang een lege huls te worden, bang dat er achter de betonnen muur niks meer zal zijn behalve leegte en eenzaamheid. Op het moment dat je vasthoudt aan een beeld dat niet meer overeenkomt met de werkelijkheid en je gaat dat beeld koste wat kost beschermen, zijn leegte en eenzaamheid het resultaat.’

Dit komt prachtig naar voren in Hard-boiled wonderland en het einde van de wereld, vindt De Boer. De hoofdpersoon van dit verhaal leidt een geïsoleerd, routinematig bestaan. In dit boek heeft Murakami symbolisch verbeeld hoe een dergelijk leven eruitziet. In zijn onderbewuste komt Boku (Japans voor ‘Ik’) aan bij ‘de Stad’. Om de Stad staat een hoge, ondoordringbare muur. In de Stad verandert nooit iets, en iedere Stadsbewoner vervult er één specifieke functie.

De symboliek is duidelijk, volgens De Boer: Boku heeft om zijn alledaagse bestaan een muur opgetrokken die het beschermt tegen alle mogelijke inbreuken van buitenaf. Aan het toetreden tot de Stad is een prijskaartje verbonden: ze moeten hun schaduw laten afsnijden, die volgens De Boer symbool staat voor hun verleden en hun persoonlijke identiteit. Als mensen nog aan hun schaduw vastzitten zijn ze innerlijk verdeeld en daardoor grillig, onstabiel en veranderlijk. Het ‘volmaakte’ bestaan binnen de Stad is dus alleen mogelijk wanneer iedere inwoner dat deel van zichzelf laat afsnijden. Boku staat toe dat zijn schaduw van hem wordt afgesneden, maar zijn schaduw leeft zelfstandig voort buiten de Stadsmuren.

De Boer beschrijft de keuze waarvoor Boku nu staat: ‘Hij kan in de Stad blijven, waardoor zijn schaduw afsterft. Dat betekent dat hij geestloos wordt. In een geestloos bestaan identificeer je je volkomen met het beeld dat je van jezelf hebt opgebouwd. Alles wat er niet mee overeenkomt blijft buiten de deur. Boku kan ook ontsnappen aan de stad en zich herenigen met zijn schaduw.’ Deze twee opties zouden echter op hetzelfde neerkomen, betoogt De Boer: zowel de Stad als zijn schaduw staat symbool voor zijn oude, routinematige leven. In beide gevallen zou hij zich dus overgeven aan zijn geestloze verleden. Gelukkig heeft hij nog een derde optie, waar Boku volgens De Boer uiteindelijk voor lijkt te kiezen: hij ontvlucht de Stad, maar herenigt zich niet met zijn schaduw, die onverwachts los van hem blijft doorleven. Zijn verleden blijft dus in leven, maar tussen zijn nieuwe leven en zijn oude zelfbeeld ontstaat een lege ruimte. Boku kiest voor transformatie, stelt De Boer: ‘Deze transformatie bevat echter geen inhoud, zoals: “Nu weet ik wie ik echt ben, ik ga kunstenaar – of zakenman, of slager – worden!” Het is een transformatie zonder duidelijk idee van wat daarna komt. Die lege ruimte, die onzekerheid, daar bestaat de geest in.’

Het is goed dat Boku voor deze onzekerheid kiest, stelt De Boer. ‘Partij kiezen voor één beeld van jezelf is natuurlijk heel aantrekkelijk, want dat geeft je stabiliteit, een positie van waaruit je de rest van de wereld aankunt. Op het moment dat dat beeld belangrijker wordt dan wat je meemaakt, dan wat er concreet gebeurt, gaat het echter mis. Denk aan mensen in een relatie, die vasthouden aan een bepaald idee van wie ze zijn in die relatie, terwijl ze het allang niet meer fijn hebben samen. Hou je vooral vast aan de beelden die je van jezelf en van het leven hebt, maar blijf je realiseren dat die beelden slechts beelden zijn. Dan kun je, wanneer het leven je vraagt te veranderen, dat ook doen.’

Alleen dan heb je een geestrijk bestaan, betoogt De Boer: ‘In een geestrijk bestaan ben je niet zozeer je authentieke zelf, maar ervaar je eerder het verschil tussen jezelf en de beelden die je van jezelf hebt. Als je dat doet, en dat is het geestrijke eraan, dan kun je de dynamiek van het leven aan, dan kun je groeien en echt contact maken met andere mensen. Stel je voor dat je je volledig identificeert met de persoon die je denkt te zijn, en je raakt met iemand in gesprek. Dan is er nooit de mogelijkheid dat de woorden van die ander echt invloed op je hebben. Daar moet je voor openstaan, en dat kan alleen als je niet het idee hebt dat je al af bent, dat je überhaupt af kúnt zijn.’

Hebt u zelf ook wat aan deze levenslessen uit Murakami gehad?
‘Er is wel een aantal momenten in mijn leven geweest waarop ik vrij hard met dergelijke ervaringen geconfronteerd ben en er niets anders op zat dan ze te doorleven. Ik heb niet de illusie dat het bij die zaken zal blijven, en ook niet dat ik nu alles wel zo’n beetje door zou hebben. Wel heeft het lezen van verhalen zoals die van Murakami en het werken aan dit boek me geholpen er een stem aan te geven. Op mijn twintigste is bijvoorbeeld mijn vader overleden. Hij was erg belangrijk voor me, en mijn leven was daarna volkomen anders. Blijven vasthouden aan het beeld van jezelf en het leven dat je had is dan een recept voor frustratie en depressie. In zo’n situatie staat je hoe dan ook een moeilijke tijd te wachten, maar wat ik moest leren is dat je een nieuw leven tegemoet gaat, hoewel je daar niet zelf voor gekozen hebt. Als je niet te stug vasthoudt aan de beelden die je van jezelf en van het leven hebt, brengt zo’n gebeurtenis – hoe cru dat ook klinkt – naast pijn ook mooie dingen: nieuwe openheid, intimiteit, kracht en creativiteit. Elk dieptepunt bergt een mogelijke positieve transformatie in zich.’