Vanuit the land of the free hebben grote techbedrijven het internet veroverd. Hun evangelie van vrij verkeer van informatie is niet langer onaantastbaar; zorgen over privacy zijn inmiddels gemeengoed. Maar als het gaat om niet-persoonlijke data vindt het evangelie nog altijd gehoor. Terecht? Of offeren wij met dat vrije informatieverkeer een meer wezenlijke vrijheid op: onze vrijheid van aandacht?
De Britse filosoof John Stuart Mill (1806-1873), een van de grote denkers over vrijheid, schrijft in On Liberty dat vrijheid in de eerste plaats het innerlijke domein van bewustzijn omvat: vrijheid van denken en voelen, de vrijheid van mening en gevoel over alle onderwerpen, en de vrijheid om zelf intenties en verlangens te vormen. Het basisbeginsel dat Mill hier formuleert is vrijheid van aandacht, stelt Oxford-ethicus James Williams: een primaire vorm van vrijheid, waarvan alle andere vrijheden afhankelijk zijn.
Want als je niet eens kunt bepalen waarop je je aandacht richt, dan zijn die andere vrijheden weinig waard.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Volgens Williams, zelf voormalig Google-strateeg, komt deze basale vrijheid in onze hedendaagse cultuur steeds verder onder druk te staan. Grote internetplatformen zoals Google, Facebook, Twitter en YouTube hebben invloed op onze ideeën en ons gedrag. Ze bepalen welke informatie ons bereikt, welke nieuwsberichten we lezen, welke video’s we zien en indirect zelfs voor welke onderwerpen we ons interesseren.
De gevolgen van die invloed tekenen zich af in de politiek, bijvoorbeeld in het succes van Twitter-kanon Donald Trump en Facebook-vriend Matteo Salvini, maar ze zijn ook van ethisch belang. Zijn wij ons eigen gedrag nog voldoende meester? Is ons ethische leven wel bestand tegen de aanhoudende stroom van nudges en verleidingen uit het digitale domein?
We staan op en gaan naar bed met onze smartphones en tablets, die voortdurend vechten om onze aandacht. Dat gevecht is inherent aan de huidige economie van het internet, waarin content doorgaans gratis is, en internetmedia hun geld verdienen met advertenties. Google, Facebook, Twitter en YouTube zijn in feite moderne reclamebedrijven, die strategieën uitdenken om mensen zo effectief mogelijk te verleiden. Advertenties zijn immers hun investering alleen waard als er aandacht naar uitgaat. En daarom is de Facebook-newsfeed zodanig ontworpen dat gebruikers zo lang mogelijk aan het scherm blijven plakken, zo ver mogelijk naar beneden scrollen en zo vaak mogelijk doorklikken. Hoe meer aandacht wordt buitgemaakt, des te groter de omzet in Silicon Valley.
Net zoals andere reclamebedrijven spelen internetmedia in op de zwakke kant van de menselijke ziel: onze intuïtieve impulsen en vooroordelen, onze onderbuik en ons reptielenbrein. Pushberichten bestoken ons met dopaminebeloningen, en de pull-to-refresh-functie van nieuwpagina’s heeft een neurofysiologisch effect dat vergelijkbaar is met dat van de hendel van een fruitmachine.
Nu is verleiding op zichzelf niet altijd slecht. Maar vanuit een ethisch gezichtspunt wordt verleiding problematisch wanneer zij onze wilsvrijheid in het geding brengt. Wanneer het beroep op onze aandacht zo sterk is dat dat ons vermogen ondermijnt om – met een term van filosoof Harry Frankfurt (1929) – ‘te willen wat we eigenlijk willen’. Wanneer internetmedia zo’n sturende invloed krijgen op geest en gedrag dat we niet langer in staat zijn om weloverwogen intenties te vormen en onze diepere verlangens na te jagen.
Is dat punt reeds bereikt? En zou het ook anders kunnen? Natuurlijk, de paywall kan uitkomst bieden. Maar ook daaraan hangt een prijskaartje dat niet alleen financieel van aard is: een internet vol paywalls belemmert het vrije informatieverkeer, dat, in menig opzicht, juist als grote verworvenheid geldt.
Zoals vaker in ethische kwesties is het verdedigen van onze aandachtvrijheid tegenover de expansiedrang van internetmedia een kwestie van geven en nemen. Aan welke vrijheid hebben wij behoefte? En hoeveel van die vrijheid wordt thans buitgemaakt door grote techbedrijven? Die vragen zijn niet makkelijk te beantwoorden, maar toch is het belangrijk om ze te stellen, discussie erover aan te zwengelen en een verkennend antwoord te formuleren. Doen we dat niet, dan lopen we geheid achter de feiten aan; dan infiltreert de marktlogica op plaatsen waar we die eigenlijk niet wensen, en voegt de digitale infrastructuur zich niet naar onze waarden, maar naar commerciële belangen.
Vrijheid van aandacht is een groot goed, maar we moeten het ook weer niet té groot maken: onze aandacht is nooit vogelvrij.
Elke omgeving – ook in het digitale domein – heeft invloed op onze focus van aandacht. Daarom is het zaak om na te denken over de manier waarop we die omgeving zodanig kunnen ontwerpen dat onze aandacht uitgaat naar zaken die stroken met onze diepere verlangens. Want zoals Frankfurt stelde: pas als we in staat zijn onze beslissingen in lijn te brengen met onze diepere verlangens, zijn we werkelijk vrij.