Ruimtekapitalisme is aan een opmars bezig. Bedrijven zien tegenwoordig brood in het delven van grondstoffen op de maan en nabijgelegen asteroïden. Technologisch gezien lijkt dit haalbaar, maar juridisch gezien zitten er haken en ogen aan. Volgens het internationaal recht mogen hemellichamen namelijk ‘niet onderworpen worden aan nationale toe-eigening’. Omdat zeldzame aardmetalen hard nodig zijn voor de energietransitie, zijn er voorstellen om de regels te versoepelen. Maar is het verantwoord om hemellichamen te zien als privé-eigendom om ze te kunnen ontginnen?
Ja
Als we minder afhankelijk willen zijn van fossiele energie, maar wel aan onze groeiende energiebehoefte willen voldoen, zijn we aangewezen op het delven van schaarse mineralen. Op aarde brengt mijnbouw forse schade toe aan mens en milieu. Nabijgelegen asteroïden zijn daarentegen voor zover wij weten gespeend van leven. Dat maakt mijnbouw in de ruimte het minste van alle kwaden; ze levert een positieve bijdrage aan de energietransitie, met minimale schade aan mens en natuur. Partijen die hemellichamen als privé-eigendom willen behandelen, kunnen verwijzen naar John Locke, die stelt dat eigendom tot stand komt door het vermengen van arbeid met natuurlijke hulpbronnen. Wie een stuk grond waardevoller maakt door het te bewerken, heeft volgens Locke een natuurlijke claim op het eigendom van die grond. Vertaald naar de ruimte-race betekent dit: wie het ontginnen van hemellichamen commercieel aantrekkelijk maakt, heeft het recht ze te bezitten.
John Locke: denk als een rebel
Nee
Volgens promovendus Santiago Vrech, die aan de Universiteit Utrecht onderzoek doet naar het toe-eigenen van de ruimte, zijn er twee redenen om privébezit van hemellichamen af te wijzen. Ten eerste komt de eigendomsclaim van commerciële partijen voort uit een eenzijdige actie van toe-eigening, waarbij geen toestemming is gevraagd aan andere belanghebbenden. In tegenstelling tot Locke, stelt Vrech daarom dat de daad om een hemellichaam tot privé-eigendom te bestempelen nooit moreel toelaatbaar en legitiem kan zijn. Ten tweede voert hij een ecologisch argument aan: privébezit van hemellichamen is alleen verantwoord als het een halt toeroept aan ecologische vernietiging. Met rondvliegend ruimtepuin als voorbode zijn de tekenen er niet naar dat de kapitalistische ruimterace een einde brengt aan de ecologische ravage van de mens. Privépartijen die grondstoffen delven in de ruimte lossen de ecologische problemen niet op, maar vergroten die juist.
