Bij ons thuis proberen we soms woordloos met de poes te communiceren. We maken dan wel gebruik van de intonatie en de klank die onze zinnetjes voor de poes normaal gesproken eigen zijn, maar zonder de letterlijke woorden. Waar we anders zeggen ‘Kóm maar Pluis…’ of ‘Ga maar lekker eten…’, klinkt er ‘Ómmaa, ui…’ of zoiets als ‘Hanah nènnè eenen’. We vermoeden namelijk dat katten geen woorden onderscheiden, hooguit klanken en dan vooral in combinatie met ons gedrag. We tikken naast ons op de bank, zeggen ‘Eée..héeh’ (in plaats van het gebruikelijke ‘Eénnn… twee’) en hup daar zit ze naast ons.
Het is geen gemakkelijk experiment. Niet alleen omdat praten zonder woorden nooit echt vanzelfsprekend wordt, maar ook omdat we eigenlijk te weinig aanknopingspunten hebben om onze hypothese goed te toetsen. De poes heeft maar weinig registers: ze wil naar buiten, eten, slapen, of op de bak. Maar zoals ze zich tegen ons aanvlijt en zoals onze levens met elkaar verstrengeld zijn, lijken we ons wel met elkaar te verstaan. Hoe doen we dat dan?
De vraag of mensen onderling elkaar begrijpen als ze zich met elkaar verstaan is misschien nog wel lastiger te verifiëren. Ook al hebben wij wel woorden tot onze beschikking. En ook al kun je vragen ‘Wat bedoel je precies?’ en volgt er dan een zin met andere woorden waarvan je aanneemt dat deze dezelfde betekenis heeft als de zin die je eerder niet begreep – een betekenis die jij dan weer checkt door het nog eens in andere woorden te zeggen. Strikt genomen kunnen we nooit zeker weten of de betekenissen die de een met zijn woorden heeft dezelfde zijn voor de ander. We nemen aan dat dat zo is, zolang het werkt. Waar is wat wérkt – voor zover ik weet heeft ons woord ‘werkelijkheid’ daar zijn oorsprong.
Onze jongste zoon vroeg op zijn derde eens: ‘Wat betekent “betekent”?’ Als hij vroeg: ‘Wat is…’ en dan fonetisch het woord of begrip noemde dat hij niet kende, dan zeiden wij blijkbaar: ‘Oh, weet je niet wat [dat woord] betekent?’ Of we zeiden: ‘Dat betekent…’ Het leek al die tijd voldoende te zijn voor zijn begrip. Maar wie het droste-effect van zijn vraag goed tot zich laat doordringen snapt, neem ik aan, welke betekenis dit heeft voor hoe we elkaar begrijpen: we kunnen niet uit de taal om van buitenaf onze betekenissen te checken.
Even tussendoor… Meer shortreads lezen? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Iedereen die weleens knallende ruzie heeft gehad of gewoon een felle woordenwisseling, kent de tragiek overgeleverd te zijn aan niets anders dan zijn eigen gelijk. Het enige wat ons dan nog rest is om ons in elkaar te verplaatsen. Maar, vraagt Hans-Georg Gadamer (1900-2002) in Waarheid en methode, ‘wat betekent zich verplaatsen?’ Is dat kijken met de ogen van de ander? Jazeker, maar niet door het eigen perspectief helemaal op te geven. Wie zich verplaatst in een ander en weet dat hij zijn eigen betekenissen altijd meeneemt, zal zich ‘van de onherleidbare individualiteit van de ander bewust worden.’ Verstaan zonder begrip.
Als in de novelle Het feest der onbeduidendheid van Milan Kundera (1929-2023) een van de personages zijn vrienden probeert uit te leggen dat een samenleving in zijn ogen niets anders is dan ‘observatoria die allemaal op een ander punt in de geschiedenis waren neergezet en van waaruit de mensen met elkaar praatten zonder elkaar te begrijpen,’ had een van de vrienden meteen aan zijn veel jongere vriendin moeten denken. Want ‘dankzij haar wist hij dat zelfs de dialoog van ware geliefden, als hun geboortedata te ver uit elkaar liggen, niets anders is dan een verstrengeling van twee monologen.’
In de online rubriek ‘shortreads’ zoekt Filosofie Magazine elke week in een kort essay naar het antwoord op een alledaagse filosofische vraag.