Als we naar de maan gaan, laten we dan naar de echte maan gaan.’ Dat schrijft theatermaker en schrijver Marjolijn van Heemstra aan het einde van Wat is ruimte waard, haar Essay voor de Maand van de Filosofie. Ik lees de zin als een soort verzuchting en misschien ook als een hartenkreet. De eerste bezoekjes van de mens aan de maan zijn, aldus de auteur, vreemd verlopen. Astronauten gingen weliswaar naar de maan, maar ze zijn er eigenlijk niet echt geweest. Ze hebben er weliswaar in hun ruimtepakken rondgewandeld, maar ze hebben niet gezien hoe bijzonder de maan zelf is. Die werd vooral beschouwd als een brok steen met wat steengruis erop. Ze werd meteen ‘doodverklaard’.
Het ging bij die bezoekjes niet zozeer om de maan zelf, maar om de helden die erheen gingen of om die blauwe aarde die je vanaf de maan zo mooi kunt zien. We willen nu opnieuw naar de maan, ook omdat dat ‘dode stuk steen’ een schat aan grondstoffen schijnt te bevatten.
Broccoli
Volgens Van Heemstra zijn die gedachten ondanks alle techniek die bij de ruimtevaart komt kijken niet wezenlijk anders dan die welke zo’n honderd jaar geleden door het hoofd spookten van haar oudoom, baron Aarnoud van Heemstra. Hij kon als gouverneur van Suriname het tropische regenwoud niet anders zien dan als een ‘broccoliveld’ waaronder ook allerlei delfstoffen verborgen lagen. Haal de broccoli weg en je wordt rijk! ‘Hoppakee, boren!’, zoals zijn achterkleinnicht het uitdrukt.
Even tussendoor… Wil je meer lezen over de mens en het (buiten)aardse? Schrijf je dan in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
De essentie is duidelijk: het kolonialisme dat in het hoofd van de gouverneur zat, zit nog steeds in het hoofd van idiote ondernemers als Elon Musk of Jeff Bezos, die volop dromen van een maanbezoek. Het gaat om dezelfde mentaliteit, waarin landschappen geen schaarste kennen, oneindig plooibaar zijn en uiteindelijk slechts ons belang dienen. Voor de kolonialist is niets van intrinsieke waarde.
Haar analyse is om meerdere redenen filosofisch interessant. In de eerste plaats omdat Van Heemstra hiermee aansluit op de bekende rechtsfilosofische discussie over de vraag of je de natuur – en dan niet alleen dieren, maar ook rivieren, stenen en bomen – rechtspersoonlijkheid moet geven. Deze discussie wordt nu ook verruimd naar dingen buiten onze atmosfeer. Dat vond ik erg verrassend – ik leerde hiervan hoe akelig geocentrisch ikzelf nog steeds ben. We moeten nadenken over de beschermwaardigheid van het buitenaardse.
Funda voor asteroïden
Ook laat Van Heemstra zien dat conservatisme heel goed samen kan gaan met technologische revolutie. Ze citeert historicus Lorenzo Veracini, die ooit schreef dat de kolonialist zo graag wil blijven wie hij is dat hij bereid is de hele wereld ervoor te veranderen. Een schitterende en ook beklemmende paradox. Ondanks alle technologische vooruitgang blijven we gevangen in aartsconservatieve manieren van denken. Daarnaast zit er door het hele essay op een wat verborgen wijze een onderscheid tussen ruimte en plek, dat bijvoorbeeld ook in het werk van de Franse filosoof Michel Serres (1930-2019) een grote rol speelt. De astronauten en de gouverneur bewegen door een ruimte, maar ze hebben nergens een plek gezien die hen ‘nieuwsgierig’ maakte. Als we dus weer naar de maan gaan, laten we dan naar een plek gaan.
Wat dit essay echter boven de gemiddelde filosofietekst uit laat stijgen, is de emotionele lading. Er zit kwaadheid in, die zich bijvoorbeeld richt op die idiote ondernemers die alles willen veranderen behalve zichzelf, maar ook een schitterend melancholische mix van teleurstelling en schaamte. Van Heemstra ziet dat ‘verwoestende wereldbeeld’ niet alleen ver buiten zichzelf, maar ook dichtbij, in haar eigen familie. Soms leidt die melancholie tot twijfel. Misschien is ze wel, schrijft ze, ‘zacht, weeïg, onwetenschappelijk’. Op andere momenten leidt het tot spotzucht. Zo zijn er – geloof het of niet – mensen die een waardenschatting maken van objecten in de ruimte. Zo zou er de asteroïde Davida voor 27 triljoen dollar aan grondstoffen bevatten. Die cijfers worden vervolgens op internet geplaatst, en Van Heemstra spreekt schertsend van een ‘soort Funda voor asteroïden’.
Tot slot kent Van Heemstra haar klassieken. Bij een essay hoort ook de kunst het goede citaat te vinden. Dat vond ze in het werk van D.H. Lawrence: ‘Als we de maan als iets doods omschrijven, beschrijven we slechts de doodsheid in onszelf.’ Prachtig.
Wat is ruimte waard
Marjolijn van Heemstra
De Correspondent
120 blz.
€ 8,-