Elke woensdag gaat de 18-jarige hoofdpersoon van de roman Melkboer naar haar avondklas Frans. ‘Die klas had verrassende dingen, en vaak waren dat geen Franse dingen,’ zegt ze. Dit keer leest de lerares een stukje voor uit een Frans boek. De passage beschrijft de avondlucht, maar die is in dat boek niet blauw. Iemand uit het volwassenenklasje ‘verdraagt dat natuurlijk niet’ en protesteert namens de rest bij de juf. Waarom doet die Franse schrijver zo moeilijk? Waarom zegt hij niet gewoon dat de lucht blauw is?
‘Maar klas,’ zegt de juf, ‘denken jullie dat de lucht altijd blauw is? Kom!’ Ze neemt de klas mee naar het raam en wijst op de hemel, waar de zon juist ondergaat. ‘Schitterend,’ zucht juf. ‘Zien jullie die kleuren?’
Even tussendoor… Meer columns lezen van de Denker des Vaderlands? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Het leek de klas dat de hemel zoals gewoonlijk van licht- naar donkerblauw zou kleuren, aldus de hoofdpersoon. Blauw dus. De hemel is blauw.
‘Maar kijk dan naar dat roze en oranje en geelgoud!’ zegt juf. De klas heeft de rug al omgedraaid.
De lucht is blauw, dat weten we toch?
Melkboer van Anna Burns is een meesterlijk relaas over een meisje dat in de jaren zeventig opgroeit in Belfast. Het meisje is ingesponnen in een kleine gemeenschap die door de burgeroorlog nog meer in elkaars armen wordt gedreven. Uit de roman stijgt een gevoel van benauwenis en beklemming op dat ik vreemd genoeg herken. Ik ben opgegroeid in een klein dorp – gelukkig onder vredige omstandigheden – en ook al was de hemel daar ruim en hoog, wij waren vastgepind in overgeleverde taal, in bekende uitdrukkingen. Opnieuw kijken, frisse woorden vinden die beschrijven wat je dan ziet, daar leek geen ruimte voor. Men vertrouwde liever op de ‘riedels van het gezond verstand’ (een frase van een andere schrijver, Maarten van der Graaff). De lucht is blauw, dat weten we toch?
Voor mij gaat filosofie niet in de eerste plaats om belezenheid en geleerdheid, hoe waardevol ook. En al helemaal niet over het bouwen van imposante woordkastelen. Filosofie gaat over het verlangen om de realiteit te ontvangen. Om open te staan voor wat zich voordoet – ook als het niet strookt met je vertrouwde aannames, ook als wat je ziet lastig of anders is, ook als er misschien meer op je af komt dan je eigenlijk aankunt. Filosofie is de bereidheid om gearriveerde begrippen af te schrapen en opnieuw te beginnen met denken. In haar zucht naar waarachtigheid kijkt filosofie onder de deken van woorden.