Hoe gedijt de cro-magnonmens in de moderne stad? Filosoof en journalist Marianne van Dijk transformeerde in honderd dagen tot ervaringsdeskundige. ‘Het moderne leven stompt onze zintuigen af.’
Een afspraak met haar maken was niet eenvoudig: sinds tien dagen maakt Marianne van Dijk (30) geen gebruik meer van telefoon of internet. Maar eenmaal aangekomen op de afgesproken plaats, een grand-café in Amsterdam-centrum, is zij onmiddellijk herkenbaar: de enige bezoeker die zich blootsvoets aan tafel heeft genesteld. Sinds honderd dagen leeft van Dijk als eigentijdse cavewoman, die paleolithische gebruiken uitprobeert in een stadsomgeving. Haar drijfveer? Geen romantische zucht naar een beter verleden, maar interesse in het experiment.
‘Een jaar geleden begon ik een paleo-dieet te volgen en merkte dat ik daardoor veel meer energie kreeg,’ vertelt Van Dijk. ‘Dat wekte mijn nieuwsgierigheid: wat als je nog meer gewoontes uit de Prehistorie zou nabootsen, welk effect heeft dat? Wat kunnen wij van de oermens leren? Neem onze houding tegenover ziekte. Daar stoppen wij nu veel tijd en geld in: wij leven erop los, vaak ten koste van onze gezondheid, maar we vertrouwen op de medische wetenschap om ons weer op te lappen. In de Steentijd kon je je geen medische risico’s veroorloven. Je was veel bewuster bezig met je gezondheid, je investeerde een groot deel van de dag in het vinden en bereiden van goed eten. Dat heeft invloed op je manier van leven.’
Te voet
De cro-magnonmens, die zo’n 40.000 jaar geleden in West-Europa leefde, dient als rolmodel in Van Dijks project. Maar niet met het doel om hun levensstijl integraal te kopiëren; Van Dijk legt zichzelf specifieke prehistorische beperkingen op. Zo is gebruik van wc-papier vervangen door stromend water, en gaat al haar transport te voet. De dagelijkse arbeid duurt echter voort: afgelopen week liep ze blootsvoets naar het kantoor van Filosofie Magazine om daar een handgeschreven artikel in te leveren. ‘De dingen gaan wat langzamer, maar dat vind ik niet zo erg. En uiteindelijk is het nog best efficiënt: lopen is goed voor mijn lichaam en onderweg kom ik vaak tot goede ideeën.’
Wat Van Dijk opvalt aan haar ervaringen als cavewoman is dat zij de omgeving veel intenser beleeft. ‘Onze zintuigen zijn afgestompt. Wij eten veel suiker en zout, daardoor proef je veel minder smaken. Inmiddels merk ik hoe zoet worteltjes eigenlijk zijn en kan ik veel meer smaken van groenten onderscheiden. Wij zijn gewend om bestek te gebruiken, maar als je met je handen eet, dan voél je het eten ook. En hetzelfde geldt voor de schoenen waarop je loopt, ook die plaatsen een extra laag tussen jou en de grond. Op mijn blote voeten voel ik de stenen – zo merk ik vandaag dat ze nog steeds warm zijn van de laatste zomerweken, hoewel het de hele dag heeft geregend. En de zebrapaden zijn lekker zacht. Waar je de stad normaal alleen ziet en hoort, daar voel ik de stad nu ook.’
Jagen
De afgelopen 100 dagen waren een try-out van het cavewomanproject. In oktober gaat Van Dijk haar experiment voor een volledig jaar uitvoeren, begeleid door voedingsdeskundigen, een paleolithicum-expert en omringd door documentairemakers. Eén van de nieuwe leefregels die zij wil invoeren is om zelf eetbare planten te verzamelen en te vissen of te jagen. ‘Als je bij de Albert Heijn een bakje met vlees koopt, dan ervaar je daar geen dier meer in. Ook daarin zit een soort van vervreemding: een extra laag tussen jou en het dier.’
De moderne mens heeft zich weliswaar steeds meer vervreemd van de producten die hij fabriceert, tegelijkertijd stelt Van Dijk vast dat het gebruik van werktuigen, die intermediëren in ons contact met de natuur, een wezenskenmerk vormt van onze soort. ‘Homo habilis, die van 2,2 tot 1,5 miljoen jaar geleden leefde, gebruikte al vuistbijlen. Je kunt zeggen dat het juist typerend voor ons is dat wij geen direct contact hebben met de natuur, maar daar meteen al middelen tussenin plaatsen. Dat is een belangrijk verschil tussen de mens en andere primaten: de mens gebruikt niet alleen de hulpmiddelen die hij tegenkomt, maar maakt zijn eigen werktuigen. Hij probeert van meet af aan meer te halen uit de natuur dan direct gegeven is.’
Rotsschildering
Niet alleen het hanteren van gebruiksvoorwerpen zit diep in onze natuur ingeslepen, ook ons gebruik van symbolen en gevoel voor esthetiek hebben prehistorische wortels. ‘Eerst had ik het beeld van de oermens als een wezen dat vooral bezig was met overleven, voedsel verzamelen, een schuilplaats zoeken en zich voortplanten. Maar de eerste vuistbijlen, die waren al opvallend symmetrisch – veel mooier dan nodig was! Archeologen hebben talloze kralen en schelpen gevonden, die als sieraden dienden. En de cro-magnonmensen maakten geweldige rotsschilderingen.’
‘In de psychologie werd vroeger de piramide van Maslow onderwezen, waarin de verschillende behoeften van de mens hiërarchisch staan geordend: de eerste levensbehoeften staan onderop, daarboven wordt het steeds geavanceerder. Maar eigenlijk kun je die behoeften helemaal niet zo goed scheiden. In het proces van koken, huizen bouwen maken en spullen maken, zit meteen al een esthetisch element. Ons verlangen naar schoonheid is veel fundamenteler dan ik me eerst had gerealiseerd.’
Zo zien we veel kenmerken van de oermens terug in de manier waarop wij vandaag de dag leven, zij het in uitvergrote vorm. ‘Neem internet. Dat is een manier om met andere mensen in contact te staan, zonder dat je daarbij lijfelijk aanwezig hoeft te zijn. Dat klinkt heel modern, maar ook in de Steentijd gebruikten wij al symbolen, die de reikwijdte van ons contact vergrootten, ons in staat stelden om informatie over te dragen buiten de onmiddellijke omgeving. Internet is een soort uiterste vorm daarvan. Zo’n netwerk is natuurlijk niet nodig als je in een groep van 50 leeft, maar heel functioneel in een wereld waar 7 miljard mensen met elkaar verbonden willen zijn. De schalen zijn enorm verschillend, maar de overgang is gradueel.’