Wetenschap toetst met experimenten de feiten, filosofie toetst met experimenten het denken.
Stel je voor!
Is beauty in the eye of the beholder? In zijn boek Principia Ethica (1903) neemt de Britse filosoof George Edward Moore (1873-1958) ons mee in een gedachte-experiment. Stel je een wereld voor die buitengewoon mooi is. En stel je vervolgens de lelijkste wereld voor die je maar kunt bedenken. Maar stel je nu eens voor dat geen mens die werelden ooit zal zien. Geen mens zal ooit genieten van de schoonheid van de eerste wereld of zich ergeren aan de lelijkheid van de tweede. Is de eerste wereld dan nog steeds mooi? En de tweede nog steeds lelijk?
Volgens Moore wel. Schoonheid en lelijkheid zijn voor hem objectieve eigenschappen die geheel onafhankelijk van de mens bestaan. Dingen zijn ‘van zichzelf’ mooi of lelijk, niet omdat ze een bepaald effect op mensen of andere wezens hebben. Esthetica is volgens Moore dan ook geen kwestie van smaak. Uitspraken over schoonheid zijn net als andere uitspraken over de wereld objectief waar of onwaar. Als ik zeg: ‘Deze zonsopgang is mooi’, dan is die uitspraak net zo waar als: ‘Moore is in 1958 overleden.’
Moore illustreert zijn punt door de objectieve eigenschap ‘mooi’ te vergelijken met de objectieve eigenschap ‘geel’. Je kunt geel proberen te beschrijven door de kleur te vergelijken met andere kleuren – ‘Geel is helderder dan blauw’ – of door te laten zien wat voor effect de kleur op de mens heeft – ‘Geel is een kleur die ons opgewekt maakt’. Toch zul je met zulke beschrijvingen nooit de essentie van geel vatten – ik weet alleen wat geel is door iets geels te zien. Hetzelfde geldt voor schoonheid: een schilderij is niet mooi omdat het harmonieuzer is dan een ander schilderij, of omdat het de mens een fijn gevoel bezorgt. Wat mooi is, is mooi – punt uit.
Echt?!
Moores ideeën over esthetica kregen nogal wat kritiek. Volgens veel filosofen speelt Moore namelijk vals. Hij stelt dat schoonheid onafhankelijk is van de mens, maar moet wel van zijn lezers – mensen – vragen om zich die mooie wereld voor te stellen. Wat Moore volgens zijn critici daarmee juist laat zien is dat iets altijd mooi of lelijk ‘voor iemand’ is. Zo is Beethovens Negende Symfonie onbegrijpelijk lawaai voor een kat, maar mooi voor een mens. Toch doet Moore, zelfs als je het niet met hem eens bent, iets interessants: hij maakt ons ervan bewust hoezeer onze blik er wel – of juist niet? – toe doet in het esthetisch oordeel.