Flink geld uitgeven in crisistijd is goed voor de economie. Maar er zijn meer en belangrijker redenen om je kapitaal te verbrassen. Dat is nog milieuvriendelijk ook…
Dit artikel is exclusief voor abonnees
1. Verspilling maakt vrij
Met een vriend naar Catalonië afreizen omdat je hem wilt trakteren op een avond in restaurant El Bulli. De rekening in het restaurant is hoger dan die voor de reis. Of een dure fles wijn schenken als je zelf voor die vriend kookt – zo’n fles die duurder is dan de rest van de maaltijd bij elkaar. Verspilling? Jazeker, maar verbrassen hoort bij het mens-zijn, zo wist de Franse filosoof Georges Bataille. Hij ziet die drang al bij de vroegste culturen: tijdens de potlatch, een verspillingsritueel van Noord-Amerikaanse indianen, toonden de stamhoofden hun macht door af en toe grote delen van hun bezit te vernietigen ten overstaan van hun stam en hun rivalen: kostbare relikwieën werden geofferd, maar ook boten en zelfs slaven. Die verspilling blijft kenmerkend voor latere tijden: denk aan de grote kathedralen, versierd met nutteloze ornamenten. Verspilling kan ook verkwisting van energie zijn: we doen niet alleen aan sport en spel omdat dat gezond is, maar ook uit plezier.
De lol van verkwisting is volgens Bataille ingeperkt door de moderne samenleving, waarin alles is gericht op de verdeling van de schaarste en niet op het vieren van overvloed. Geld over de balk gooien was iets voor de koningen; de burgerman haat verspilling! Terwijl je je juist dankzij dat verbrassen bevrijdt: je geeft niet alleen geld uit aan producten die nuttig voor je zijn, je volgt niet slaafs je instinct tot zelfbehoud, maar je geeft je over aan de onmatige decadentie van de nutteloosheid, met alle financiële gevaren en gezondheidsrisico’s die daarbij horen. Ook vriendschap hoort daartoe: échte vriendschap onttrekt zich aan ieder nut, maar is er slechts omwille van de vriendschap zelf. Zo blijft van de maaltijd uit de keuken van Ferran Adrià, of die mooie fles Châteauneuf du Pape niets over dan een mooie herinnering, een onzichtbaar en tijdelijk monument voor de vriendschap. Maar die avond was wel een feest, een kleine ode aan de vrijheid, net zoals het terugdenken eraan.
2. Geld bepaalt te veel
We kennen de werkelijke waarde van een product niet meer: we weten niet meer waar het vandaan komt en welke inspanningen gedaan zijn om het te maken, de moeite en de menselijke excellentie die het heeft vereist. We hebben alleen nog maar oog voor de economische waarde van alles, zo vond Karl Marx. ‘Geld is de absolute, zelfbepalende waarde van alle dingen’, schreef hij. ‘Daarom heeft geld de hele wereld, zowel de menselijke als de natuurlijke, beroofd van haar echte waarde.’ Geld ‘domineert de mens omdat hij geld verafgoodt’. Zou het daarom niet goed zijn om het geld wat minder te aanbidden, om niet meer de Mammon te dienen, om het te verspillen zonder spijt? Dat kan overigens heel goed samengaan met juist weer de herkomst van een product leren kennen. Denk aan de zogeheten slow-beweging, en de aandacht voor ambachtelijk bereide producten van kleine ondernemingen. Kwaliteit, gezondheid en duurzaamheid kunnen daarbij prima samengaan, en al kosten dergelijke producten vaak meer geld, het is soms de verspilling waard.
3. Verspilling leidt tot schoonheid
Onan, bekend uit de Bijbel (Genesis 38), deed aan wat wij coïtus interruptus noemen. Hij begon wel aan de seks, maar stortte zijn zaad niet in de schoot van een vrouw. Hij plengde het vruchteloos op de aarde. Dat wekte Gods toorn op, misschien ook wel omdat God niet hield van verspilling, zo suggereren sommige Bijbelkenners. Verspilling heeft een slechte naam omdat het zo vruchteloos is: het leidt tot niets. Toch is juist die vruchteloosheid een grondtrek van de mooiste dingen. Neem seksualiteit, die juist teder en mooi kan zijn als ze niet per se gericht is op een doel. Maar ook kunstwerken zijn juist mooi omdat ze geen doel dienen, wist de Duitse achttiende-eeuwse filosoof Immanuel Kant. Het kunstvoorwerp roept volgens hem een gevoel van ‘belangeloos welbehagen’ op. Je kunt je dankzij een kunstwerk niet verplaatsen, een kunstwerk kan geen koffie zetten of de afwas doen, en de rivier die is afgebeeld op het schilderij kun je niet inzetten voor een waterkrachtcentrale. Geld uitgeven aan een kunstwerk, of een bezoek aan het museum, film of theater, is daarom geld verspillen. Ernaar kijken is een vorm van oorbare onanie. Maar kunst is wel het mooiste wat er is!
4. Zonder verspilling geen vrijgevigheid
De zoon wil een nieuwe iPod, de dochter een iPhone, de vader een Aga-fornuis, de moeder de nieuwe Range Rover Sport, ‘dé absolute, luxueuze en sportieve “touring”-SUV’. Alles wat niet direct de wensen van dit gezin bevredigt, is een vorm van verspilling. ‘We hebben er hard voor gewerkt. Dan heb je toch recht op mooie spulletjes? Jezelf lekker verwennen – daar is toch niets mis mee?’ Lange tijd is de mens opgevat als een kleine wensmachine, aldus Peter Sloterdijk: ‘Hij wordt volkomen door begeerten gedreven en schept iedere dag zijn tekorten door te veel te willen.’ Ook in de klassieke economische theorieën is de mens een Homo economicus die slechts geld uitgeeft voor zichzelf. Sloterdijk: ‘De Homo economicus lijdt aan ouderwetse hebzucht.’ Vanuit dat perspectief is vrijgevigheid een vorm van verspilling.
Tegenover die hebzucht stelt Sloterdijk een nieuwe tendens: ‘genereuze miljardairs, die grote fondsen stichten om malaria uit te bannen of culturele initiatieven te steunen.’ Die vrijgevigheid is niet alleen weggelegd voor de allerrijksten, iedereen kan deelnemen aan de economie van de generositeit, elke bijdrage telt. Waar het om gaat, is dat er hier niet wordt verspild omdat er eigenlijk zo weinig is, maar omdat we meer dan genoeg hebben. ‘Het kapitalisme toont zich dan van zijn zelfbewuste, vrijgevige kant, met een onverwachte opgewektheid en edelmoedigheid.’
5. Verspillen is niet slecht voor het milieu
Wie zich zorgen maakt dat al die verspilling leidt tot een aantasting van het milieu, moet leren om slim te verspillen. Milieubewust ben je allang niet meer alleen met een benepen ecologisch moralisme of door een stapje terug te doen. Juist nieuwe technologische investeringen en ‘luxeproducten’ zoals een vaatwasser – maar wel een met het label A++ – kunnen het milieu meer sparen dan de huisvader met een sopje. Af en toe vlees eten kan best, maar dan wel een biologische biefstuk van koeien uit de buurt; dan is er immers minder CO2-uitstoot, omdat het rundvlees niet overgevlogen hoeft te worden uit de Zuid-Amerikaanse pampa’s of waar dan ook vandaan. Voor al deze dingen geldt dat er wel een investering – een verspilling – voor nodig is: die vaatwasser is duur, het vlees kost meer dan bij de kiloknaller in de supermarkt.
Het is vooral belangrijk om gebruik te maken van de verspilling van de natuur zelf. Er wordt daar wat verspild: de zon schijnt, maar wordt lang niet altijd opgevangen om in elektriciteit om te zetten. De zee wisselt eb en vloed af, maar daar staan lang niet altijd getijdencentrales. En de wind, die waait altijd rond het IJsselmeer. Moderne energiebronnen bieden een schier onuitputtelijke kracht, of anders zullen ze in ieder geval overleven zolang er leven op aarde mogelijk is: de zon kan via een collector op het eigen dak worden opgevangen. En er bestaan plannen om enorme collectoren in Afrikaanse woestijnen te plaatsen, om zo ook het Westen permanent van energie te voorzien. Gebruik die verspilling; verspil de verspilling!