Home Kwetsbaarheid is ons gedeelde lot

Kwetsbaarheid is ons gedeelde lot

Steeds vaker zie je het: kwetsbaarheid als verzet. Gandhi, de tankman, maar ook ‘Black Lives Matter’. Het is zo effectief, omdat het toont hoe kwetsbaar wij allen zijn.

Door Leon Heuts op 26 oktober 2016

Kwetsbaarheid is ons gedeelde lot

Steeds vaker zie je het: kwetsbaarheid als verzet. Gandhi, de tankman, maar ook ‘Black Lives Matter’. Het is zo effectief, omdat het toont hoe kwetsbaar wij allen zijn.

Cover van 11-2016
11-2016 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Wij Zijn Hier’ is een groep uitgeprocedeerde asielzoekers die nu al vier jaar lang in Amsterdam op allerlei manieren zichtbaar proberen te maken dat ook zij inwoners van de stad zijn. De groep kreeg tijdens hun verblijf in de Vluchtkerk bijna een celebrity-status met bezoeken van muzikanten, politici, schrijvers en andere bekende Nederlanders. En toch is de betekenis van wat deze activisten doen eigenlijk nooit voldoende op waarde geschat. Op de eerste plaats is de zichtbaarheid natuurlijk belangrijk voor de illegalen zelf. Er leven in Nederland tienduizenden illegalen onder zeer moeilijke omstandigheden, die we desalniettemin kunnen negeren omdat ze nu eenmaal anoniem zijn. De actie levert aandacht op voor hun vaak uitzichtloze situatie. Bovendien verandert de status van de groepsleden van geslagen totaalproletariërs naar mensen die strijden voor een beter bestaan.

Maar de actie is ook voor ons waardevol – mits we bereid zijn te kijken en te luisteren. Deze actie getuigt van grote moed. Doorgaans verkiezen illegalen zélf de anonimiteit, omdat ze doodsbang zijn voor autoriteiten. Er zijn schrijnende voorbeelden van illegalen die zelfs als ze doodziek zijn niet naar een arts of ziekenhuis durven uit angst te worden opgepakt. Naast het risico van detentie zijn er andere gevaren, zoals onderlinge wrijving en geweld, en er zijn ook ernstige incidenten geweest. Het is bijzonder gecompliceerd een gestructureerde organisatie op te zetten met soms getraumatiseerde mensen, die bovendien onder grote stress staan door bestaansonzekerheid en de voortdurende dreiging te worden uitgezet.

Daarmee laten ze ons iets zien. Hoewel wij ons onmogelijk kunnen verplaatsen in het lot van een illegaal, delen we iets. Niet feitelijk, want de posities van hen en ons zijn wat dat betreft niet te vergelijken. Maar wel existentieel: ze laten zien dat het menselijke leven – dus ook ons leven – kwetsbaar is. Daarom is hun positie een zorg voor ons allemaal.

Uitbuiting

De actie is bij uitstek een voorbeeld van wat de Amerikaanse filosoof Judith Butler ‘kwetsbaarheid als weerstand’ noemt. De groep biedt beslist weerstand tegen hun lot en het bestaande beleid. Ze probeert de meest basale vorm van kwetsbaarheid te overwinnen – zoals bestaansonzekerheid, marginale rechtsbescherming en regelrechte uitbuiting. En daarbovenop willen de leden een sociaal en zinvol leven opbouwen. 

Dat geeft te denken. Natuurlijk is het altijd mogelijk om illegalen weg te zetten als ‘paria’s’, ‘profiteurs’ of ‘criminelen’. Maar in dit geval is dat toch niet zo eenvoudig. Een groep die zo haar menselijkheid toont – de poging een beschermd en zinvol leven te leiden, zoals wij allemaal – is in elk geval lastiger te negeren dan een anonieme, amorfe groep. Het doel komt ons te bekend voor. De groep appelleert daarmee aan algemene morele en politieke beginselen – niet door een theorie, maar door kwetsbaarheid te tonen. Als wij allemaal zoeken naar bescherming en een zinvol leven, dan kunnen we moeilijk om de vraag heen of we een samenleving willen waarin een groep stelselmatig in de schaduw van detentie moet leven, blootgesteld aan povere omstandigheden en uitbuiting. Die vraag zegt overigens nog niet zoveel over de uitkomst, en kan door alle politieke gezindten worden gesteld. Maar als wij morele wezens willen zijn, dan zullen wij op z’n minst die vraag moeten dúrven stellen. Dat is de grote waarde van de actie, ook voor onszelf. De vraag stellen is namelijk het begin van een rijker besef van wat het betekent om mens te zijn.

Volgens Butler laat elke politieke actie die kwetsbaarheid zien. Iedereen die demonstreert, loopt immers het gevaar te maken te krijgen met geweld. Soms heel dreigend en direct, als een demonstratie wordt neergeslagen. Soms verbaal (‘Daar moet een piemel in’, de racistische spreekkoren bij protesten tegen Zwarte Piet), soms abstract, maar niettemin dreigend (de ‘Je suis en terrasse’-actie in Parijs na de zware aanslagen vorig jaar). De kwetsbaarheid betreft vooral het lichaam, stelt Butler: vernedering, pijn, detentie, mogelijk zelfs dood. Maar tegelijkertijd is de lichamelijke manifestatie een krachtige vorm van verzet – juist omdat het lichaam zich kwetsbaar toont. De geweldloze marsen van Gandhi of Martin Luther King zijn historische voorbeelden. De hongerstaking is een zeer vergaande vorm, die zelfs bij extreme onderdrukking (denk aan Bobby Sands en de Noord-Ierse hongerstaking van 1981) nog een wapen is. Maar het is een wapen dat tegelijkertijd het lichaam kwetsbaar maakt. Het bijzondere van dit lichamelijke verzet is de universele herkenbaarheid. Hoewel elke cultuur andere normen heeft over hoe om te gaan met het lichaam, is er iets dat iedereen herkent: het lichaam is kwetsbaar, en juist die kwetsbaarheid kan iets afdwingen – mits zichtbaar. De ‘tankman’ tijdens de bloedige onderdrukking van het studentenprotest op het Tiananmen-plein in China is een iconisch voorbeeld. Een lichaam stelt zich op tegen een kolonne tanks, die het zonder problemen zou kunnen verpletteren. Maar ze doen het niet – juist vanwege zijn kwetsbaarheid. Daar staat geen vijand, tot de tanden gewapend. Daar staat een mens, met boodschappentassen. Ecce homo.  

Black Lives Matter

Omdat kwetsbaarheid zo herkenbaar is, lijkt het vanzelfsprekend dat die een rol speelt in politiek verzet. Maar de gedachten van Butler vormen niettemin een radicale kritiek op de westerse samenleving, en op de heersende normen rond wat een individu of een lichaam is, en wat onderscheidend is aan politiek. Wat het filosofisch onderzoek van Butler zo vruchtbaar maakt, is dat kwetsbaarheid bij haar niet wordt ‘overwonnen’. Elk verzet is per definitie een manifestatie van kwetsbaarheid, juist omdat het iets laat zien over de menselijke conditie. Soms gaat het over basaal overleven, zoals vluchtelingen die actie voeren. Soms toont het onze kwetsbaarheid tegenover een institutionele macht, zoals de actiegroep ‘Black Lives Matter’. Soms hoe we zijn overgeleverd aan culturele normen, zoals de actiegroep ‘Marouf’, voor queer moslims. Of soms hoe wezenlijk zorg of kunst is, zoals bij protesten tegen bezuinigingen. 

De kritiek van Butler luidt dat die kwetsbaarheid geen plek heeft in onze samenleving. Het gaat haar er daarbij niet in de eerste plaats om een hard beleid aan de kaak te stellen. Dat beleid is eerder een gevolg van een meer fundamenteel probleem. Haar werk is ook beslist geen aansporing om je gevoelige, kwetsbare ikje te laten zien. Het is geen sentimenteel pleidooi voor meer emoties of authenticiteit. Het gaat haar om een filosofische positie, die de moderne wereld heeft gekleurd, en waarvan we nu de schaduwzijden zien. In het Westen is het autonome individu of subject het uitgangspunt. De wereld om hem heen staat min of meer tot zijn beschikking. Het liberalisme, sinds de zeventiende eeuw gestaag gegroeid tot de meest invloedrijke school in het Westen, sluit daar naadloos bij aan. Zelfredzaamheid, onafhankelijkheid, en in zekere zin onkwetsbaarheid zijn belangrijke normen. We zien het ook aan hoe wij het lichaam waarderen: dat moet gezond zijn, fit, jong, sterk. Behoeftigheid is ongewenst, vaak zelfs iets om je voor te schamen. 

Butler staat in de traditie van de fenomenologie en het poststructuralisme, en kenmerkend is een radicale omdraaiing. De mens is niet ‘eerst’ een autonoom individu, dat vervolgens de wereld inricht naar zijn wensen. Het is eerder andersom: de wereld construeert wie we zijn. Op z’n minst doordat we afhankelijk zijn van basale, materiële behoeften als voeding of onderdak. Maar ook door heersende sociale normen en opvattingen die we incorporeren. Daarin schuilt precies onze kwetsbaarheid, want dat betekent hoe dan ook dat we afhankelijk zijn. Van onderdak en voedsel, maar ook van een sociaal netwerk, met alle oordelen en vooroordelen die daarbij horen. Een politiek protest laat alleen al zien hoe afhankelijk we zijn, omdat er een plek nodig is – een straat om op te lopen, bijvoorbeeld (dat was ook een belangrijk punt van de Occupy-beweging: is er nog plek voor een alternatief?). De betekenis van die kwetsbaarheid is juist voor ons moeilijk om onder ogen te zien, gewend als we zijn aan zelfredzaamheid en autonomie. Het bijpassende mensbeeld is dat van de ondernemer en consument: de existentiële zzp’er voor wie de samenleving een supermarkt is waar hij koopt wat hij nodig heeft. De overheid is er ook steeds meer op ingericht; wat ooit collectief was – zorg, openbaar vervoer, onderwijs – wordt nu steeds meer op maat en als product aangeboden. Alles is markt. Met overigens het paradoxale effect dat velen zich juist persoonlijk vervreemd voelen.

Competitief

Nu is er in beginsel niks mis met zelfredzaamheid. Het liberalisme is bovendien van onschatbare waarde, al was het maar omdat de individuele vrijheid en ondernemingszin die het bepleit een dam vormen tegen ongebreidelde staatsmacht. En daar was het founding fathers als John Locke en John Stuart Mill ook om te doen. Maar we zien ook een andere kant. Een liberale, individualistische cultuur kan uiterst competitief zijn. Zelfredzaamheid impliceert immers ook de opdracht te slagen. En waar mensen slagen, zullen per definitie anderen falen. En ook zij die slagen, leven in angst te falen. Dat is de schaduwzijde: de liberale maakbaarheid – iedereen een succesvol ondernemer – loopt stuk op fysieke en mentale grenzen. Een cultuur van vermoeidheid, burn-out, en uitvallers, die juist daarom bijzonder kwetsbaar is. Kunnen de verliezers op medeleven rekenen? Soms, misschien, als ze er alles aan doen om weer aan te haken. Anders worden ze belast met schaamte en schuld. Kwetsbaarheid is een onverdraaglijk verschijnsel, de achilleshiel van een competitieve samenleving, en moet dus worden gestraft. Er zijn niet zomaar verliezers, maar schuldige verliezers. Ze zijn lui, onwillig, profiteurs. Ook dit soort vooroordelen laat overigens zien hoe kwetsbaar we zijn. Voor Butler is de werking van taal een belangrijk punt. Taal is geen neutraal ‘beschrijvend’ instrument. Woorden zijn performatief: ze doen iets. Taal kan de heersende normen en machtsverhoudingen reproduceren, en zo opnieuw bevestigen. Denk aan een woord als austerity – de aanduiding waarmee Griekenland is gedwongen tot een programma van rigide bezuinigingen en privatiseringen. Het woord betekent ‘strengheid’, wat tegelijkertijd de Grieken tot verkwisters maakt, alsook het beleid een morele grond geeft: het is streng, maar rechtvaardig. Het IMF heeft er inmiddels zijn verontschuldigingen voor aangeboden. Uit economisch oogpunt is het namelijk een zeer riskante strategie om hele bevolkingsgroepen aan de bedelstaf te brengen. De excuses roepen vragen op. Was economie wel de belangrijkste reden? Of moest hier kwetsbaarheid worden afgestraft?

Butlers politieke idee is om niet autonomie, maar juist kwetsbaarheid het uitgangspunt te maken van een alternatief en positief verhaal. Een belangrijk thema voor haar is precarity, in het Nederlands vertaald als ‘precariteit’. Het gaat in eerste instantie om die bevolkingsgroepen die lijden onder afbrokkelende sociale en economische vangnetten, en die blootstaan aan verwondingen, geweld en mogelijk zelfs de dood. Hun positie verplicht ons om erover na te denken welke voorwaarden noodzakelijk zijn voor een bloeiend leven, ook voor ons. Kan kwetsbaarheid het begin zijn van een nieuw verhaal? Een groot verhaal kan juist blind maken voor kwetsbaarheid. Kwetsbaarheid toont zich in het concrete, alledaagse, wat je snel over het hoofd ziet. Bijvoorbeeld in een samenwerking tussen Palestijnse en Israëlische moeders, die tegen het enorme geweld en de haat laten zien dat de levens van zonen en dochters in gevaar zijn. Of in een groep vluchtelingen, die al jaren worden bijgestaan door grote delen van de bevolking. Maar misschien is een groter verhaal toch mogelijk. Elk groot verhaal begint met een woord. Als taal een performatieve kracht heeft, dan kunnen we beginnen met een andere manier van spreken. Een manier die niet zo eenvoudig de wereld onderverdeelt in winnaars en verliezers. En dat kan klein beginnen. Bij onszelf, bij wat we doorgeven aan onze kinderen. Maar ook in politiek, waar juist de ander beschadigen steeds meer bon ton is geworden – zie de Amerikaanse presidentsverkiezingen. We zullen daartoe kwetsbaarheid moeten zien als een gedeeld lot. Als iets dat elk mens aangaat.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.